Inleiding en context

Vandaag een ´kennisparel´ waarin een oordeel wordt gegeven of, en in welke mate er een relatie bestaat tussen de consumptie van pornografie en seksuele agressie. Begin jaren ´70 van de vorige eeuw vond een ware explosie aan onderzoek plaats naar de effecten van pornografie op seksuele agressie. Die situatie verliep hand in hand met de opstart van de anti-pornografiebeweging. Die beweging omvatte talrijke groeperingen die streden tegen pornografie en ervan overtuigd waren dat pornografie schadelijke effecten teweeg brengt. Zo had men de religieus en moreel conservatieven, de feministen, ex-pornoactrices, enzovoorts. Dit tijdskader beïnvloedde het onderzoek, alsook de politieke agenda. Pornografie moest iets negatiefs teweeg brengen.

Onderzoek in de jaren ‟70-‟80 richtte zich vooral op de gevolgen/effecten van pornografieconsumptie, waar men vooral de schadelijke effecten ervan onderzocht. Onderzoek dat de positieve effecten of invloeden van pornografie in kaart probeert te brengen, komt er pas vanaf het jaar 2000. Hoofdzakelijk de radicale feministen gingen ervan uit dat pornografie leidt tot meer agressie en geweldpleging ten opzichte van vrouwen (hands-on seksuele delicten zoals verkrachting en aanranding van de eerbaarheid). Vanaf de jaren ‟80 begon meer en meer onderzoek zich te richten naar het waarom: “waarom kijken mensen naar pornografie?”.

Recent, met het ontstaan van het internet als medium, wordt steeds meer onderzocht verricht wat de rol van dit nieuwe medium is. Naast de rol van pornografisch materiaal an sich, speelt het kanaal waarop het beschikbaar is een cruciale rol. Het internet heeft een aantal eigenschappen waardoor het zeer attractief is voor seksuele doeleinden, die weliswaar illegale en/of strafbare vormen kunnen aannemen (de hands-off seksuele delicten, ook de cyberseks delicten genaamd). Terwijl men eerst onderzocht wat de schadelijke effecten van pornografie zijn, wordt tegenwoordig gekeken naar de persoon zelf: “wie is iemand die naar pornografie kijkt?”, “waarom kijkt iemand naar pornografie?” en “waarom downloadt iemand bepaald pornografisch materiaal?”. Men probeert dan vervolgens de grote groep internetplegers en verkrachters in te delen in categorieën naargelang motief, sociaal-demografische kenmerken, enzovoorts. Bijgesloten onderzoeksynthese gaat onder meer in op deze aspecten.

Bron

Marshall, Ethan A. & Holly A. Miller (September 2019). Consistently inconsistent: A systematic review of the measurement of pornography use. Aggression and Violent Behavior, vol. 48, September-October, pp. 169-179. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1359178919300205#!

Samenvatting

Pornography use has become very common in society. With researchers indicating that more individuals than ever are consuming pornographic material, the need for research examining the potential impacts of pornography is more evident than ever. This is especially true for some of the possible harmful outcomes of pornography use, such as engaging in sexually aggressive behaviors. Researchers have, in part, answered the call and provided ample evidence that pornography use and sexual coercion are in fact related, but until the field moves beyond a correlative understanding of this relationship, practical implications are limited. Additionally, inconsistent methodologies limit the ability of researchers to synthesize these studies into meta-analyses. The purpose of the current study was to assess the conceptualization and operationalization of pornography definitions and pornography use in studies conducted over the past decade, in order to provide an overview of the various ways researchers are defining and measuring pornography use. Although the results indicated that pornography use research is extremely heterogeneous and largely ignores important aspects of pornography use that may help the field move beyond a simple correlative understanding of the relationship between pornography use and sexual coercion, some encouraging findings were revealed. Moving forward, research will benefit from defining pornography in standardized ways, adopting methodologies assessing multiple aspects of pornography use, and establishing reliable and valid assessments of pornography use factors.

Afsluitend

Op basis van bijgesloten onderzoeksynthese van verricht empirisch onderzoek naar de rol van pornografie in relatie tot seksuele geweldpleging kan een aantal conclusies worden getrokken. Er is gebruik gemaakt van correlationeel onderzoek, experimenteel onderzoek, meta-analyses en longitudinaal onderzoek. Hieruit kunnen we concluderen dat er geen consensus is met betrekking tot robuuste resultaten, met betrekking tot het design, de definiëring van zowel het concept „pornografie‟ als het concept „seksueel geweld‟. Bovendien zijn er tal van factoren die het onderzoek naar de rol van pornografie in seksuele geweldpleging beïnvloeden. Niet echt bevredigend, maar het toont maar weer eens opnieuw aan dat het vaak lastig kan zijn om ´harde correlaties´ te vinden tussen het consumeren van pornografisch materiaal en seksuele agressie. Dergelijk onderzoek startte zo´n vijftig jaar geleden, en in 2020 is er mondjesmaat bewijs dat een dergelijke relatie bestaat. Veel vragen blijven echter nog onbeantwoord, zoals ook uit bijgesloten onderzoeksynthese blijkt.