Inleiding en context

Dat was gisteren een hele mooie Tweede Pinksterdag, zonnig, vrolijk en de ´Corona-teugels´ weer een beetje losser. Vandaag een prima overzichtsartikel over afschrikking (deterrence) van Daniel S. Nagin: https://www.heinz.cmu.edu/faculty-research/profiles/nagin-daniel/

Mijn oud-collega Bert Berghuis maakte de inleidende tekst die het overzichtsartikel over afschrikking (deterrence) in de context zet.De volledige tekst wordt binnenkort als column over afschrikking  afgedrukt in het tijdschrift Secondant: https://ccv-secondant.nl/

Een klassieke gedachte in het strafrecht is dat straffen er toe dienen dat men uit vrees voor bestraffing nalaat delicten te plegen (algemene afschrikking / of generale preventie) of dat opnieuw zal doen (speciale afschrikking / preventie). Volgens de ideeën van Cesare Beccaria en Jeremy Bentham in de 17de respectievelijk 18de eeuw, zou die vrees een sterker effect hebben naarmate die straf met meer zekerheid volgt, sneller wordt toegediend en passend maar voldoende zwaar van karakter is. Sindsdien heeft de afschrikkingstheorie een belangrijke plaats gekregen en behouden in het denken over het nut van straffen. Zo kreeg dit een nieuwe impuls door de economische benadering van Gary S. Becker in 1968 , die er van uitgaat dat een potentiële crimineel afziet van zijn criminele daad als de te verwachten opbrengst niet opweegt tegen de te verwachten straf.

Ook in het strafrechtelijk beleid blijkt er een groot geloof in de afschrikkende werking van bestraffing. Het ‘harder aanpakken’ lijkt een permanente reflex bij allerlei ongewenst gedrag, zoals wanneer het gaat om verkeersovertredingen (‘verkeershufters’), om agressie tegen werknemers met een publieke taak, of meer in het algemeen als favoriete repressieve benadering van criminaliteit vooral aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Maar hoe zit het nu met het wetenschappelijk bewijs voor deze gedachte? Er lijkt een grote verwarring te bestaan: soms meent men dat strenger straffen wel degelijk helpt, anderen zien daar niets in, weer anderen denken dat een grotere pakkans wel afschrikkend werkt maar hogere straffen niet. In bijgesloten overzichtsartikel wordt een overzicht gepresenteerd over de wetenschappelijke kennis rond het concept van afschrikking.

Bron

Nagin, Daniel S. (2013). Deterrence in the twenty-first century. In: Michael Tonry (Ed.) Crime and Justice: An annual review of research, vol. 42, no. 1.Chicago: University of Chicago Press, pp. 1-65. https://www.journals.uchicago.edu/doi/pdfplus/10.1086/670398

Samenvatting

The evidence in support of the deterrent effect of the certainty of punishment is far more consistent than that for the severity of punishment. However, the evidence in support of certainty’s effect pertains almost exclusively to apprehension probability. Consequently, the more precise statement is that certainty of apprehension, not the severity of the ensuing legal consequence, is the more effective deterrent. This conclusion has important policy implications among which are that lengthy prison sentences and mandatory minimum sentencing cannot be justified on deterrence. There are four major research gaps. The first concerns the mechanism by which police affect perceptions of the probability of apprehension. The second concerns the inextricable link between the deterrent effect of the threat of punishment and the potentially criminogenic effect of the experience of punishment. The third concerns the concept of a sanction regime defined by the sanctions legally available and how that legal authority is administered. Theories of deterrence conceive of sanctions in the singular, not the plural, and do not provide a conceptual basis for considering the differential deterrent effects of different components of the sanction regime. The fourth involves sanction risk perceptions. Establishing the link between risk perceptions and sanction regimes is imperative; unless perceptions adjust, however crudely, to changes in the sanction regime, desired deterrent effects will not be achieved.

Afsluitend

Op basis van een aantal conclusies kan gesteld worden dat verhoging van de strafdreiging (veelal gevangenisstraf) in den brede geen of slechts een zwak effect zal sorteren. Meer toegespitste inspanningen, gericht op specifieke delicten en doelgroepen, kunnen echter wel degelijk bijdragen aan afschrikking. Dan zal de subjectieve strafkans het gedrag kunnen beïnvloeden, met name als de strafdreiging zich opdringt aan de potentiële pleger door de combinatie van een gerede kans op snelle, zekere en serieuze negatieve consequenties die kunnen worden toegepast bij het plegen van delicten.