Inleiding en context

Dinsdag 23 juni 2020, een prachtige zomerdag dient zich aan. Voor velen een mogelijkheid om lekker naar buiten te gaan, voor sommigen een onmogelijkheid vanwege het feit dat men gedetineerd is. Begin 2019 zaten er in Nederland ruim 9.500 mensen gedetineerd, dat waren er in 2005 trouwens nog ruim 15.000: https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/84425NED/table?ts=1592811165361

Binnen de gevangenissetting wordt er van alles geprobeerd om via interventies en programma´s recidive in de vrije maatschappij te voorkomen. ‘’Nothing Works’’ schreef Robert Martinson in 1974 in een klassieke bijdrage aan Public Interest: https://en.wikipedia.org/wiki/Robert_Martinson

Daarmee bedoelde hij dat niets werkt bij recidivepreventie. Deze sombere conclusie bepaalde vervolgens jaren lang het strafrechtelijke interventiebeleid. De afgelopen 25 jaar is echter weer sprake van een herleving van de rehabilitatiegedachte. Het kennisdomein van werkzame interventies en maatregelen gericht op recidivepreventie is de laatste jaren flink toegenomen. Er is sprake van een container aan verschillende interventies: van sociale vaardigheidstraining tot disciplineringkampen tot groep coaching tot gevoelsbeheersing.

Bij het doornemen van alle beschikbare meta-evaluaties komt het volgende beeld naar voren. Er bestaan strafrechtelijke interventies die negatieve effecten sorteren. Er is dus sprake van meer

recidive. Dat blijkt zich voor te doen bij zogenaamde bajesbang projecten en boot camps / disciplineringkampementen. Er zijn ook interventies die het bovengemiddeld goed doen en waarbij soms sprake is van 60% verbetering in recidive. Effectieve interventies zijn o.a. opvoedingsondersteuning, cognitieve gedragstherapie, arbeidstoeleiding en mentorprogramma’s. Wanneer je alles op een rijtje zet dan blijkt dat er gemiddeld genomen sprake is van een 12% verbetering bij de behandelde groep versus de niet behandelde groep. Dus gemiddeld genomen wordt via strafrechtelijke interventies één op de acht recidives voorkómen. Dat is een klein, maar zeker niet verwaarloosbaar effect. De grote vraag is waarom er zoveel variatie is in recidive tussen alle verschillende interventies (van 40% verslechtering tot 60% verbetering).  

Vandaag een ´kennisparel´ over de effectiviteit van één van de vele intramurele interventies om recidive te voorkomen, de zogenaamde ´Prison-Based Dog Programs´. Gedetineerden krijgen hier de kans om voor een dier, meestal een hond, zorg te dragen en op deze manier verantwoordelijkheid te dragen waardoor het sociaal-emotionele functioneren positief wordt beïnvloed. Wat blijkt uit bijgesloten onderzoeksynthese van Nederlandse auteurs?

Bron

Duindam, Hanne M., Jessica J. Asscher, Machteld Hoeve, Geert Jan J. M. Stams, & Hanneke E. Creemers (2020). Are We Barking Up the Right Tree? A Meta-Analysis on the Effectiveness of Prison-Based Dog Programs. Criminal Justice and Behaviour, vol. 47, no. 6, June, pp. 749-769. https://journals.sagepub.com/doi/10.1177/0093854820909875?icid=int.sj-full-text.similar-articles.2

Samenvatting

A variety of intervention and diversion programs exist in correctional facilities that aim to reduce criminal recidivism, such as vocational training, education programs, substance

abuse interventions, and treatment of mental health problems. One popular relatively new and underexplored intervention that might positively contribute to rehabilitation is the Prison-based Animal Program (PAP). The most commonly used animals in PAPs are dogs, that is, Prison-based Dog Programs. The aim of the present meta-analysis was to examine the effectiveness of PBDPs in reducing criminal recidivism and improving social-emotional functioning of people convicted of a crime, while testing to what extent study, program, and sample characteristics moderate the outcome of the

program. Prison-based Dog Programs (PBDPs) are used in correctional facilities to decrease recidivism and improve social-emotional functioning. The aim of this meta-analysis was to provide an overview of the effectiveness of PBDPs, accounting for the potential influence of study, program, and sample characteristics through moderator analyses. We included 11 manuscripts, seven published and four unpublished, yielding 93 effect sizes (N = 3,013). Eight studies were quasi-experimental and three were randomized controlled trials. The overall effect of PBDPs was significant and small (d = 0.153, 95% confidence interval [CI] = [0.026, 0.281]), and may have been somewhat inflated by possible publication bias, while study quality was generally low. Moderator analyses showed that the overall effect was largely driven by the small-to-medium effect of PBDPs on recidivism (d = 0.414, 95% CI = [0.153, 0.676]). It is therefore concluded that PBDPs may be a promising intervention to reduce recidivism, although more (robust) research is needed.

Afsluitend

Een klein, maar niet verwaarloosbaar effect, blijkt uit bijgesloten onderzoeksynthese. Een veelbelovende interventie dus. Uiteraard geldt ook hier dat meer effectevaluaties verricht moeten worden om de omvang van het effect in recidivereductie te bepalen. Het ziet er in ieder geval hoopvol uit. En ook hier geldt de bijna mantra van ´nader en omvangrijker onderzoek is gewenst´.