Inleiding en context
Woensdagochtend 29 juli 2020, hopelijk een mooie zomerdag. Voor de mensen die nog aan het werk zijn heb ik vandaag weer een nieuwe ´kennisparel´ in de aanbieding. Dit keer over een omstreden onderwerp: de invloed van (illegale) immigratiestromen op de criminaliteitsontwikkeling in een land. Het thema immigratie en criminaliteit verwijst naar gepercipieerde of feitelijke relaties tussen criminaliteit en immigratie. De academische literatuur levert gemengde bevindingen op voor de relatie tussen immigratie en criminaliteit wereldwijd: https://en.wikipedia.org/wiki/Immigration_and_crime, maar stelt voor de Verenigde Staten vast dat immigratie geen invloed heeft op de criminaliteitscijfers of dat deze de cijfers verlaagt.
Uit de bijgesloten meta-analyse van 51 studies gepubliceerd tussen 1994–2014 over de relatie tussen immigratie en criminaliteit in de Verenigde Staten bleek dat immigratie de algehele criminaliteit vermindert, maar de relatie is erg zwak. Onderzoek wijst uit dat mensen de relatie tussen immigratie en criminaliteit vaak overschatten en dat de media immigranten vaak ten onrechte afbeelden als bijzonder misdaadgevoelig. De oververtegenwoordiging van immigranten in de strafrechtsystemen van verschillende landen kan te wijten zijn aan sociaaleconomische factoren, gevangenisstraf voor migratiedelicten en raciale en etnische discriminatie door politie en justitie. De relatie tussen immigratie en terrorisme is weinig bestudeerd, maar uit bestaand onderzoek blijkt dat de relatie zwak is en dat repressie van immigranten het terreurrisico vergroot. Onderzoek naar de relatie tussen vluchtelingenmigratie en criminaliteit is schaars, maar het bestaande empirische bewijsmateriaal onderbouwt een relatie tussen vluchtelingenmigratie en criminaliteit niet. Kortom, de soep wordt minder heet gegeten dan dat die wordt opgediend. Ook voor dit thema geldt dat in de discussie daarover veel beter gebruik gemaakt kan worden van de beschikbare kennis. Onderbuikgevoelens en een verwrongen beeldvorming zijn dan een slecht raadgever. Maar nu naar de bijgesloten onderzoeksynthese, wat komt daaruit naar voren?
Bron
Ousey, Graham C. & Charis E. Kubrin (2018). Immigration and Crime: Assessing a Contentious Issue. Annual Review of Criminology, vol. 1, pp. 63-84. https://www.annualreviews.org/doi/abs/10.1146/annurev-criminol-032317-092026
Samenvatting
Are immigration and crime related? This review addresses this question in order to build a deeper understanding of the immigration-crime relationship. We synthesize the recent generation (1994 to 2014) of immigration-crime research focused on macrosocial (i.e., geospatial) units using a two-pronged approach that combines the qualitative method of narrative review with the quantitative strategy of systematic meta-analysis. After briefly reviewing contradictory theoretical arguments that scholars have invoked in efforts to explain the immigration-crime relationship, we present findings from our analysis, which (a) determined the average effect of immigration on crime rates across the body of literature and (b) assessed how variations in key aspects of research design have impacted results obtained in prior studies. Findings indicate that, overall, the immigration-crime association is negative—but very weak. At the same time, there is significant variation in findings across studies. Study design features, including measurement of the dependent variable, units of analysis, temporal design, and locational context, impact the immigration-crime association in varied ways. We conclude the review with a discussion of promising new directions and remaining challenges in research on the immigration-crime nexus.
What is the average immigration-crime relationship across our sample of studies? Is it positive, negative, or null? Is it strong or weak? Overall, our narrative review reveals that the most common outcome reported in prior studies is a null or nonsignificant association between immigration and crime. Indeed, sixty-two percent of effect-size estimates reported in our sample are not statistically significant at the 0.05 level. At the same time, although statistically significant effect-size estimates are less common than null findings, it is noteworthy that the majority of the statistically significant results are negative, suggesting that greater immigration is associated with lower crime rates. In fact, our review indicates that significant negative effects are 2.5 times as common as significant positive effects. Taken alone, these descriptive results suggest a conclusion that rings familiar to many scholars—that immigration has a null or negative effect on crime rates.
The problem with such a conclusion, however, is that it is imprecise in a number of important ways. First, it describes two outcomes—no relationship versus a negative relationship—that are qualitatively different. Second, it effectively assumes that a nonsignificant (i.e., null) effect means that there is no true immigration-crime relationship when, in fact, even moderate strength relationships may appear nonsignificant in studies with low statistical power. Third, it tells us little about the actual magnitude of the association between immigration and crime. Finally, it fails to illuminate the conditions under which the direction or magnitude of the immigration-crime relationship may vary.
Afsluitend
Kortom, de soep wordt minder heet gegeten dan dat die wordt opgediend. Ook voor dit thema geldt dat in de discussie daarover veel beter gebruik gemaakt kan worden van de beschikbare kennis. Onderbuikgevoelens en een verwrongen beeldvorming zijn dan een slechte raadgever. Het blijkt dat feiten en fictie over de omvang van de problematiek van criminaliteit en immigranten sterk door elkaar heen lopen. Van belang hierbij is dat de discussie gevoerd wordt op basis van beschikbare kennis. Zo werd in 1996 voor het eerst besloten om een afzonderlijk project in te stellen betreffende criminaliteit en integratie van etnische minderheden (zogenaamde CRIEM-nota). De uitkomsten van dit project werden op 4 november 1997 aan de voorzitter van de Tweede Kamer verzonden ( Criminaliteit in relatie tot integratie van etnische minderheden, TK, vergaderjaar 1997-1998, 25 726, nr.1). Misschien is het verstandig om in navolging van die nota een kleine 25 jaar later opnieuw een dergelijke inspanning te leveren, al is het alleen maar om feiten en fictie van elkaar te onderscheiden. Zeker met het oog op de naderende verkiezingscampagnes.
Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees aardig voor elkaar. Tot de volgende ´kennisparel´.