Inleiding en context
Dinsdagochtend 27 oktober 2020, de herfst is volop aanwezig. Vanuit mijn ´thuiswerkkantoorraam´ zie je de bladeren langs vliegen. Ook dat is een terugkerend patroon, nog even en de kerstbomen worden weer aan de man gebracht. Ook een terugkerend thema in de vakliteratuur is het voorkomen van recidive. Vandaag een systematisch overzicht rond één van de vele beschikbare programma´s om recidive terug te dringen. Er is sprake van een arsenaal aan interventies, behandelprogramma´s, concepten en modellen om rehabilitatie van daders te bewerkstelligen. Zo geeft bijvoorbeeld de databank effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut al 231 erkende interventies: https://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve-Jeugdinterventies/Erkende-interventies Soms zie je door de bomen het bos niet meer. Daarom zijn systematische reviews zo belangrijk om die bomen wel te ontdekken. Over het terugdringen van recidive verzond ik al eerder ´kennisparels´ 16, 50, 66 en 76 (zie de opsomming van verstuurde ´kennisparels´ onderaan deze mail). Vandaag alweer een ´kennisparel´ over het terugdringen van recidive, dit keer één die een oordeel geeft over de effectiviteit van het zogenaamde ´Good Lives Model´ (GLM).
GLM is een aantal jaren geleden ontstaan als een alternatieve benadering voor strafrechtelijke interventies die gebaseerd zijn op het Risk-Needs-Responsivity (RNR) model. Het RNR-model vormt tot op heden de basis van de meeste rehabilitatie en behandelingsprogramma’s voor delinquenten en is vooral gefocust op risicomanagement en terugvalpreventie. Het GLM richt zich vooral op het bevorderen van het welzijn van de delinquent en stelt de sterke eigenschappen en capaciteiten van het individu centraal. De effectiviteit van het RNR model is uitgebreid onderzocht en beschreven in de literatuur. De invloed van toepassing van het GLM op het behandelverloop en recidivecijfers is echter nog onduidelijk. Bijgesloten overzichtsartikel geeft daar een oordeel over.
Bron
Mallion, Jaimee S., Jane L. Wood & Andrea Mallion (December 2020). Systematic review of ‘Good Lives’ assumptions and interventions. Aggression and Violent Behavior, vol. 55, pp. 1-17. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1359178920302147
Samenvatting
The Good Lives Model (GLM) is an increasingly popular framework of offender rehabilitation used internationally for a variety of offending typologies. However, opponents have suggested the GLM is an ideological and intuition-based model, rather than an empirically supported framework. The current article systematically reviews the literature pertaining to two aspects of the GLM. Firstly, the GLM assumptions (primary goods, obstacles, and pathways to offending), and, secondly, outcomes of GLM-consistent interventions (recidivism, pre-post treatment change, and service user perspectives). Electronic and hand searches were conducted and completed in August 2019; N = 17 studies met the inclusion criteria, with n = 12 examining the GLM’s assumptions, and n = 5 assessing outcomes of GLM-consistent interventions.
A key assumption of the GLM is that through the use of concrete means (termed secondary goods), all humans seek intrinsically beneficial needs (termed primary goods), in order to have a fulfilling life. Eleven primary goods have been suggested to date, including:
Life (healthy living); (2) Knowledge (being informed about matters important to themselves); (3) Excellence in Play (hobbies and having fun); (4) Excellence in Work (mastery experiences, including high skill levels); (5) Agency (independence, autonomy and power);(6) Inner Peace (freedom from stress and emotional turmoil); (7) Relatedness (intimate, romantic and familial relationships); (8) Community (feeling of connection to a wider social group); (9) Spirituality (having meaning and purpose in life); (10) Pleasure (happiness, feeling good) and; (11) Creativity (ability to express oneself through alternative means).
Specifically, this review aims to address the question: ‘to what extent is the GLM an ideological and intuition-based model, or an empirically supported model?’ To answer this question, two approaches will be examined:
1. What does the empirical evidence say regarding the assumptions underlying the GLM (i.e., offending as an attempt to fulfil primary goods, obstacles in the Good Lives plan, and pathways to offending)? Specifically, does the GLM have empirically supported assumptions?
2. What does the empirical evidence suggest about the outcomes of utilizing the GLM for offender rehabilitation? Specifically, does the GLM have empirically supported outcomes?
As such, in answer the question, ‘to what extent is the GLM an ideological and intuition-based model, or an empirically supported model?’, it can be concluded that the GLM is tentatively emerging as an empirically supported model. Although, much more rigorous and high-quality evaluations of the GLM are essential. Findings were mixed regarding the GLM assumptions, although this may be due to differences in measurements used to assess primary goods across studies. However, GLM-consistent interventions were found to be at least as effective as standard relapse prevention programs, whilst enhancing participants’ motivation to change and engagement in treatment. To fully establish the GLM as an empirically supported model, more high quality, rigorous evaluations of both the GLM assumptions and outcomes of GLM-consistent interventions is needed.
Afsluitend
Het RNR model en het GLM zijn beide zorgvuldig ontwikkelde interventiemethoden. Daar waar het RNR model zich voornamelijk richt op het voorkomen van risicogedrag, vraagt het GLM meer aandacht voor positieve factoren. Het versterken van positieve factoren kan bijdragen aan het voorkomen van terugval in risicogedrag. Het RNR model wordt vooral gewaardeerd om zijn empirische bewijsmateriaal en klinische bruikbaarheid terwijl de aanhangers van het GLM van mening zijn dat hun model een brede verklarende reikwijdte heeft. Het mag duidelijk zijn dat het GLM steunt op enkele rationeel geformuleerde stellingen en dat er veel bewijs aanwezig is, waaruit een positief effect van het GLM op het behandelverloop blijkt. Feit blijft dat er nog vrijwel geen empirisch bewijsmateriaal voorhanden is, waaruit een positief effect van het GLM op recidivecijfers naar voren komt. Het is dan ook aan te bevelen dat toekomstig onderzoek zich ook richt op het effect van toepassing van het GLM op recidivecijfers. Tot slot kan gesteld worden dat het RNR model en het GLM elkaar lijken aan te vullen: het RNR model is het sterkst daar waar het GLM hiaten vertoont en omgekeerd. Een constructieve samenwerking tussen de twee modellen lijkt daarmee van belang bij de behandeling van forensisch psychiatrische patiënten en gedetineerden.