Inleiding en context

Donderdagochtend 19 november 2020, tjonge wat een geweldig mooie dag was het gisteren. In politieterminologie: ´technisch weer´, wat zoveel betekent dat het mooie weer uitnodigt om naar buiten te gaan. En daar heb ik dan ook maar aan toe gegeven, heerlijk hardlopen langs de Vliet in Leiden. COVID-19 is op zo´n moment heel ver weg. Maar goed, nu weer tijd voor een verse ´kennisparel´. Dit keer over de mate waarin het Internet het aanbod van seksuele uitbuiting van kinderen bevorderd. Het Internet bevordert de onmiddellijke, en aanhoudende verspreiding van materiaal voor deze vorm van kinderuitbuiting. De bevoegdheden van de politie bij de opsporing zijn beperkt in vergelijking met die van de particuliere sector in online ruimtes. Er is een veel betere en effectieve samenwerking nodig tussen de particuliere sector en de rechtshandhaving waar het de verspreiding van seksueel getinte foto’s en video’s via snelle internetverbindingen en mobiele apparaten betreft.

Ook in Nederland wordt de urgentie erkend van internationale interdisciplinaire samenwerking om jonge slachtoffers te identificeren, te lokaliseren en te beschermen om online uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen te voorkomen, te onderzoeken en te vervolgen. Er zijn echter aanwijzingen dat deze misdaden in omvang en ernst blijven toenemen en zich ontwikkelen in overeenstemming met de technologische vooruitgang. Het veranderen van het gedrag van zowel daders als slachtoffers is zowel uitdagend als ingewikkeld en er is nog maar weinig bewijs van wat werkt om deze misdrijven terug te dringen. Ook op Europees niveau wordt regelmatig bericht over online seksueel misbruik van jonge kinderen: https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2015/536481/IPOL_STU(2015)536481_EN.pdf

De auteurs van bijgesloten artikel doen in het kader van de opsporing van deze delicten verschillende aanbevelingen en suggesties. Voor de Nederlandse opsporingspraktijk om van te leren.

Bron

Holt, Thomas J., Jesse Cale, Benoit Leclerc & Jacqueline Drew (December 2020). Assessing the challenges affecting the investigative methods to combat online child exploitation material offenses. Aggression and Violent Behavior, vol. 44, November/December, pp. 1-7. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1359178920301683

Samenvatting

Technology has dramatically simplified the process of engaging in a variety of crimes, particularly the distribution of child exploitation materials, or CEM. The ability to share photos and video across the globe through high speed Internet connections and mobile devices has made it easy to access CEM. At the same time, technology has complicated the investigation of these crimes by increasing the scope of spaces to police that is operated by public and private entities. This review outlines the challenges inherent in the investigation of CEM in the context of Wall’s typology of policing online spaces, recognizing formal and informal sources of social control. The methods used by law enforcement to affect CEM are discussed, highlighting current limitations inherent in online investigations; namely the sheer scope of the problem and the nexus between rapid technological advances and commensurate legal responses, among others. The review highlights the need for engagement from industrial and non-governmental organizations in addition to law enforcement in order to facilitate the investigation of CEM offenses; strategies to improve the state of policing CEM need to include integrating public and private sphere responses to these offenses.

It is important to acknowledge that this review was primarily focused on research and policy information emerging from Western Industrialized nations. At present, the majority of research and policy related to CEM seems to originate from these nations. Access to the Internet and technology varies dramatically by region and country at the international level, particularly as a function of poverty and regulation of Internet connectivity. At the same time, there is evidence that CEM production on a fee-for-service basis originates from Southeast Asian nations due in part to high levels of poverty. Thus, crucial research is needed to investigate the state of CEM production, distribution, and prevention efforts in non-Western contexts. Such insights are essential to better link law enforcement efforts around the world and assess the ways that industry bodies are actively engaging in countries with limited access to technology.

Afsluitend

Sinds enkele jaren komen vanuit politieorganisaties en internationale media steeds meer signalen over grootschalige kinderpornonetwerken op het darkweb en Internet. Op deze darkweb-websites, oftewel forums, wordt niet alleen het uitwisselen van kind pornografisch materiaal en informatie met betrekking tot kindermisbruik gefaciliteerd, maar ook de (technische) afscherming ervan. Bovendien zijn deze websites tegenwoordig, in tegenstelling tot het recente verleden, toen deze nog voornamelijk werden bezocht door verdachten met uitzonderlijke technische kennis, ook eenvoudig bereikbaar voor de groep minder technisch geavanceerde verdachten. De veronderstelling bestaat dat dit een belangrijke oorzaak is van de toename van het volume van illegaal materiaal dat online uitgewisseld wordt.

Criminologisch wetenschappelijk onderzoek heeft bijvoorbeeld nog niet voldoende meebewogen met deze ontwikkelingen. Data van kinderpornonetwerken op het darkweb zijn voor veel onderzoekers ontoegankelijk vanwege hun illegale aard. Daarom is samenwerking van academische onderzoekers met toegepaste onderzoekers werkend in de opsporingspraktijk noodzakelijk. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld cybercrime- en data science-onderzoek een bijdrage leveren. Kinderpornonetwerken moeten worden gezien als omgevingen met rijke informatie over criminele verbanden en processen. Netwerken bestaan uit veelomvattende relatie- en communicatiedata, die gebruikt kunnen worden om kennis te verzamelen over de werking en de onderliggende structuren van de community’s. Derhalve biedt dit mogelijkheden voor automatische en kwantitatieve netwerkanalyses en het detecteren van sleutelfiguren. Meer kennis over deze samenwerkingsverbanden kan leiden tot een sterkere informatie gestuurde en effectieve opsporing, waarin tactische keuzes gemaakt worden, gevoed door wetenschappelijke kennis. Bijgesloten artikel is daar een mooi voorbeeld van.