Inleiding en context

Woensdagochtend 23 december 2020 en alweer een verse ´kennisparel´ bij de ochtendmail. Ik krijg veel afwezigheidsmeldingen van de ontvangers, dus misschien wat leesvoer voor de vrije dagen. Vandaag een gloednieuwe monitor over huiselijk geweld en seksueel geweld in Nederland. Het is in feite een variant van een slachtofferenquête, maar dan met de focus op deze twee fenomenen. Het betreft een, internationaal bezien, unieke monitor die maar in weinig andere landen op deze schaal is toegepast.

De aanleiding van deze Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Geweld (PHGSG) was de aanbieding aan de Tweede Kamer van het recentste onderzoek naar de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling: file:///H:/Downloads/Cahier_2019-1_2668i__Volledige_tekst_tcm28-374137.pdf De minister van VWS en de minister voor Rechtsbescherming gaven aan dat zij het van belang vinden dat er frequenter dan voorheen onderzoek wordt gedaan naar de prevalentie van huiselijk geweld (en kindermishandeling) (brief d.d. 5 februari 2019). Daarnaast is naar aanleiding van het maatschappelijke #MeToo debat en het debat in de Tweede Kamer over het rapport van de Onderzoekscommissie seksuele intimidatie en misbruik in de sport (Commissie de Vries), een motie aangenomen waarin onder meer wordt vastgesteld dat er geen goed beeld is van de omvang en ontwikkeling van gevallen van seksuele intimidatie en seksueel geweld. De motie verzoekt de regering onder andere om periodiek kwantitatief wetenschappelijk onderzoek te laten verrichten zodat de ontwikkelingen (primair van de omvang) van seksuele intimidatie en seksueel geweld blijvend worden gemonitord en het effect van preventiebeleid kan worden onderzocht.

De cijfers in deze monitor zijn gebaseerd op een internetenquête onder een steekproef van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder (ongeveer 14,3 miljoen personen). Het onderzoek is gehouden van begin maart tot eind april 2020. De uitvraag was net een

week gaande toen de zogeheten ‘lockdown’ in het kader van de coronapandemie werd afgekondigd. Over de mogelijke effecten van deze lockdown op het onderzoek wordt in deze publicatie gerapporteerd. Voor het onderzoek zijn honderdduizend personen benaderd. Ruim 30 duizend personen hebben de vragenlijst ingevuld, een respons van 30,5 procent. Dit grote aantal respondenten maakt het mogelijk om betrouwbare en gedetailleerde uitspraken te doen over de prevalentie van huiselijk geweld en seksueel geweld in Nederland. Onderstaande samenvatting geeft de kernuitkomsten van de monitor weer. De geïnteresseerde lezer wordt voor het uitgebrachte persbericht verwezen naar: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/52/1-2-miljoen-slachtoffers-van-huiselijk-geweld

Bron

Akkermans, Math, Willem Gielen, Rianne Kloosterman, Elke Moons, Carin Reep & Marleen Wingen (december 2020). Prevalentiemonitor huiselijk geweld en seksueel geweld 2020. Den Haag: centraal Bureau voor de Statistiek, 104 pp. https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2020/51/prevalentiemonitor-huiselijk-geweld-en-seksueel-geweld-2020-

Samenvatting

Bijgesloten rapport is een bevolkingsonderzoek naar de prevalentie van slachtofferschap van huiselijk geweld en seksueel geweld, uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek in opdracht van het WODC. Bevat cijfers over de jaarprevalentie van slachtofferschap, aangevuld met cijfers over plegers, gevolgen van geweld, en contacten van slachtoffers naar aanleiding van hun ervaringen.

1,2 miljoen personen van 16 jaar en ouder gaven in maart en april van dit jaar aan in de voorgaande 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van een vorm van huiselijk geweld. Bij 820 duizend personen had dit een structureel karakter, dat wil zeggen dat ze het (bijna) dagelijks, wekelijks of maandelijks meemaakten. Van seksueel geweld, binnen of buiten de huiselijke kring, werden 1,6 miljoen 16-plussers slachtoffer. 185 duizend personen maakten dit structureel mee. Dat blijkt uit de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Geweld die het CBS heeft uitgevoerd op verzoek van het WODC. Deze gegevens komen uit een steekproefonderzoek onder ruim 30 duizend personen van 16 jaar en ouder die het CBS in de periode maart–april 2020 via internet heeft gevraagd naar hun ervaringen met huiselijk geweld en seksueel geweld in de voorafgaande 12 maanden. Half maart werd de eerste lockdown in het kader van de coronapandemie afgekondigd. Een eventuele toe- of afname van huiselijk en seksueel geweld in de maanden maart en april kon met deze data niet worden onderzocht.

Acht procent van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder (1,2 miljoen personen) gaven begin 2020 aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld in de 12 maanden voorafgaande aan de enquête. Onder huiselijk geweld vallen fysiek geweld, dwingende controle, stalking door een ex-partner of seksueel geweld gepleegd door iemand uit de huiselijke kring, dat wil zeggen een gezins- of familielid of (ex-)partner. Fysiek geweld varieert van dreigen met lichamelijke pijn of slaan, tot poging tot verstikking. Er is sprake van dwingende controle wanneer één persoon de ander sterk domineert en controleert. Dit varieert van kleineren/vernederen of voortdurend iemands gangen nagaan, tot het verbieden van omgang met familie en vrienden. Dwingende controle kwam met 5 procent het vaakst voor, gevolgd door fysiek geweld (4 procent) en stalking door een ex-partner (1 procent). Van seksueel geweld werd 1 procent slachtoffer in huiselijke kring.

Minstens 6 procent van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder was structureel slachtoffer van huiselijk geweld, dat wil zeggen dat dit (bijna) dagelijks, wekelijks of maandelijks voorkwam. Dit betreft 820 duizend personen. Huiselijk geweld treft met name jongvolwassenen en neemt af met de leeftijd. Zo zei 24 procent van de 16- tot 18-jarigen en 18 procent van de 18- tot 24-jarigen slachtoffer te zijn geweest van geweld in de huiselijke kring, tegen 3 procent van de 65-plussers. Vrouwen zijn iets vaker slachtoffer dan mannen: 9 procent tegen 7 procent. Bij alle vormen van huiselijk geweld is de pleger vaker man dan vrouw.

Onder seksueel geweld vallen niet-fysieke seksuele intimidatie, fysiek seksueel geweld en online seksuele intimidatie. Fysiek seksueel geweld omvat alle vormen van ongewenst seksueel lichamelijk contact, variërend van ongewenste aanrakingen tot verkrachting. Niet-fysieke en online seksuele intimidatie variëren van het (online) ontvangen van seksueel getinte opmerkingen of het voortdurend op een seksuele manier aangestaard worden, tot het moeten aanschouwen van seksuele handelingen of verspreiding van seksueel beeldmateriaal. Bij seksueel geweld worden zowel voorvallen binnen als buiten de huiselijke kring meegenomen. 11 procent van de bevolking (16 jaar en ouder) gaf aan slachtoffer te zijn geweest van seksueel geweld. Dit zijn 1,6 miljoen personen. Seksueel geweld vindt merendeels buiten de huiselijke kring plaats. Ruim 1,5 miljoen personen werden slachtoffer door toedoen van iemand buiten de huiselijke kring, tegen krap 0,2 miljoen personen die slachtoffer waren van seksueel geweld binnen de huiselijke kring. Vrouwen zijn vaker slachtoffer dan mannen (15 procent tegen 7 procent). 5 procent van de vrouwen zei te zijn geconfronteerd met fysiek seksueel geweld, 11 procent met niet-fysieke seksuele intimidatie en 7 procent met online seksuele intimidatie. Bij de mannen waren de cijfers respectievelijk 2, 3 en 4 procent. De pleger was vaker man dan vrouw. Bij minstens 185 duizend personen (1,3 procent) kwam het seksuele geweld structureel voor.

Ook komt seksueel geweld vaker voor bij jongeren dan bij ouderen. Van de 16- tot 18-jarigen kreeg 26 procent hiermee te maken, van de 18- tot 24-jarigen 30 procent en van de 65-plussers 3 procent. Bijna de helft (47 procent) van de jongvolwassen vrouwen (18 tot 24 jaar) heeft te maken gehad met enige vorm van seksueel geweld, tegen 13 procent van de jongvolwassen mannen.

Afsluitend

Meten is weten en dat geldt zeker wanneer er uitspraken worden gedaan over criminaliteitsfenomenen. Bijgesloten monitor geeft een uniek beeld omtrent de mate van slachtofferschap onder de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder van huiselijk geweld en seksueel geweld. De situatie in Nederland is vrij uniek te noemen voor wat betreft het gehanteerde instrument. Investeren in dergelijke monitors is de basis om rationeel en effectief beleid rond criminaliteit en rechtshandhaving te kunnen voeren. Het biedt basisinformatie om gericht preventief beleid te voeren en om praktisch maatregelen te nemen. Opnieuw een bewijs dat beschikbare kennis een belangrijke rol kan spelen bij de allocatie van expertise en financiële middelen om, in dit geval, huiselijk geweld en seksueel geweld te voorkomen.