Inleiding en context
Maandagochtend 4 januari 2021, uiteraard voor alle lezers van de ´kennisparels´ een gezond en hopelijk zorgeloos 2021! In het nieuwe jaar ga ik weer verder met het regelmatig versturen van mooie kennisoverzichten op het brede terrein van criminaliteit en rechtshandhaving. Waarom heb ik dit initiatief medio maart 2020 ook alweer genomen? Heel simpel, om aan te tonen dat er een rijke bron aan beschikbare kennis aanwezig is op dit terrein waaruit geconcludeerd kan worden wat werkt, wat veelbelovend is en wat ineffectief blijkt te zijn. Het primaire doel is om een systematisch overzicht te bieden van vooral verschenen meta evaluaties en synthesestudies van bewezen (in)effectieve maatregelen en interventies. Hiermee kan een beleid gevoerd worden dat is gebaseerd op betrouwbare feiten, gedegen analyses en aansprekende concepten en inzichten uit de wetenschap en praktijk. Ik probeer een samenvattende beschrijving te gegeven van een aantal factoren en kenmerken die de werkzaamheid en effectiviteit van interventies en maatregelen bepalen. Kennis om van te leren en om te gebruiken.
Vandaag een reactie op een op 8 december jl. verzonden studie onder de titel Evidence‐based juvenile justice programs and practices: A critical review, te downloaden onder: https://prohic.nl/2020/12/08/133-8-december-2020-evidence%e2%80%90based-juvenile-justice-programs-and-practices-a-critical-review/ Het betreft een bijdrage van Mark W. Lipsey, één van de ´goeroes´ van synthesestudies op het terrein van onder meer jeugdcriminaliteit. Ook Lipsey probeert vragen te beantwoorden die relevant zijn bij de aanpak van recidivevermindering onder jongeren. Welke preventieprogramma´s werken? Onder welke condities? Welke generieke factoren beloven werkzaamheid? Welke problemen met implementatie doen zich voor? Hoe kun je werkzame interventie grootschalig uitvoeren? Hij komt tot een andere conclusie dan de bijdrage van de auteurs waarop hij in bijgesloten artikel reageert.
Bron
Lipsey, Mark W. (November 2020). Revisited: Effective use of the large body of research on the effectiveness of programs for juvenile offenders and the failure of the model programs approach. Criminology & Public Policy, vol. 19, no. 4, November, pp. 1329-1345.
Samenvatting
Elliott et al.’s essay is part of what is now a series of papers in Criminology and Public Policy on contrasting ways that the evidence base on effective interventions with juvenile offenders can be used to improve juvenile justice programming. Their paper has two themes—(a) a defense of the model programs approach as promoted by the Blueprints for Healthy Youth Development evidence‐based program registry, and (b) an attack on the Standardized Program Evaluation Protocol scheme for assessing programs for juvenile offenders and the meta‐analysis on which it is based. I address both those themes in this commentary in the context of the broader cross‐disciplinary conversation about ways to apply research evidence to improve the effectiveness of the programs used in actual practice.
The primary goals of juvenile justice systems are twofold. First is public safety, largely pursued via some level of supervision or incapacitation to constrain the potential for further offending in the short term, ideally without causing longer term harm. The second is facilitating change in the behavioral and psychosocial factors presumed to underlie the delinquent behavior, largely via intervention programs aimed at reducing recidivism and promoting positive youth outcomes. There is a large body of research that investigates the effects of such interventions on the subsequent offense rates of juvenile offenders. The question at issue in this exchange is not whether juvenile justice programs should be supported by credible evidence of effectiveness. There is good reason to believe that much of the programming in juvenile justice is ineffective and possibly even harmful, a situation that not only can produce poor outcomes, but is wasteful of scarce resources. The question at hand is how the available research, and future research in whatever form will be helpful, can be used to guide program practice in ways that increase the probability of positive outcomes for the affected youth and the community. Over the approximately 20‐year history of the EBP registries, it is simply a fact that few robustly effective model programs for juvenile offenders have been identified and those few have not been widely integrated into juvenile justice practice.
Afsluitend
Tja, het blijkt maar weer dat meningen in de wetenschappelijke wereld flink uiteen kunnen lopen. Dat blijkt wel uit bijgesloten artikel. Toch blijkt ook dat er de afgelopen 20 jaar op basis van een groot aantal recent verrichte meta-evaluaties gericht op recidivereductie dat er steeds vaker uitspraken kunnen worden gedaan over de (in)effectiviteit van interventies en maatregelen gericht op het tegen gaan of voorkomen van criminaliteit en recidive. En dat is het positieve geluid. Een ontwikkeling die zeker in 2021 een verdere groei zal doormaken. Hopelijk zal het gebruik van beschikbare kennis in het nieuwe jaar op een hoger peil gebracht worden, zowel in beleid als in de praktijk. Dus ga ik voorlopig nog even door met het versturen van ´kennisparels´ aan een grote groep, inmiddels 900, van geïnteresseerden.