Inleiding en context
Goede morgen allemaal, het is donderdagmorgen 25 februari 2021 en een droog en zonnig weekeinde staat bijna voor de deur. Probeer met z´n allen gecontroleerd uit te gaan want het COVID-19 virus is geen grap, nee het kan dodelijk zijn. Vandaag een ´kennisparel´ waarin de recente resultaten van een zogenaamde Europese slachtofferenquête worden gepresenteerd. Dergelijke enquêtes kennen een lange historie. Onder leiding van toenmalig Justitie-directeur Jan J.M. van Dijk werd in 1987 voor het eerst de International Crime Victims Survey uitgevoerd: https://wp.unil.ch/icvs/ De uitkomsten daarvan brachten nogal wat beroering teweeg in Nederland, op dat moment was Nederland namelijk koploper in deze criminaliteitsbenchmark. Ik heb die beroering van dichtbij mee gemaakt en ook gezien hoe de ontwerper en initiatiefnemer (Jan van Dijk) van de internationale slachtofferenquête werd afgebrand door collega criminologen. Geheel onterecht zoals later bleek, want in 2012 kreeg Jan van Dijk de Stockholm Prize in Criminology, ook wel de Nobelprijs binnen de criminologie genoemd, uitgereikt voor zijn baanbrekende werk met betrekking tot deze internationale slachtofferenquête: https://www.bra.se/bra-in-english/home/news-from-bra/archive/news/2011-11-17-stockholm-prize-in-criminology-to-be-awarded-for-global-research-on-crime-victims.html Ere wie ere toe komt zou ik zeggen.
Maar goed dat is het verleden en nu naar het heden. Maar dat verleden is wel belangrijk om het heden te begrijpen. Maar wat zijn de uitkomsten van bijgesloten rapport? En welke (beleid)aanbevelingen kunnen op basis van de uitkomsten worden gegeven?
Bron
European Union Agency for Fundamental Rights (February 2021). Crime, safety and victims´ rights. Luxembourg: Publications Office of the European Union, 132 pp. https://fra.europa.eu/en/publication/2021/fundamental-rights-survey-crime
Summary
In 2019, more than one in four Europeans reported having been a victim of harassment in the past 12 months, and 22 million (6%) were victims of physical violence in one year. Crime victims often fail to report their experiences for fear of retaliation or intimidation by offenders. The large difference between official crime rates (police figures) and people’s experiences of crime as measured in this victim survey sheds light on the true estimated extent of personal victimization in the EU. The findings show that especially young people, people who do not identify as heterosexual, and people with disabilities are affected by crime. Victims often have difficulty accessing their rights as victims and often feel unheard or wrongly treated.
Some incidents that are not reported to the police come to the attention of other authorities and services when victims either report the crime or seek help related to this perceived violence, such as medical treatment of injuries at first aid stations. The contact that the police and other authorities and services have with victims of violence can be seen as an excellent opportunity to inform victims about their rights and other measures. This allows victim support to be applied in a targeted manner to help victims seek redress and overcome the material and immaterial consequences of that victimization. The research clearly shows that crime prevention is not only a matter for the police but everyone’s responsibility. People can take care of their own safety through crime-prevention measures
This report’s results should enable national policymakers to comply with and guarantee their national obligations and EU laws on victims’ rights. It complements the EU Victims’ Rights Strategy, which aims to empower victims of crime to report more often. It calls on the Member States to ensure access to justice, provide targeted support, better support women (as more than a third of physical violence against women takes place at home), and facilitate crime reporting.
Afsluitend
Op basis van de uitkomsten van bijgesloten rapport kunnen de volgende (beleid)aanbevelingen worden gegeven:
- Fysiek geweld is een zorgwekkende realiteit in de hele EU, zoals blijkt uit de enquêtegegevens. In overeenstemming met de richtlijn inzake de rechten van slachtoffers moeten de lidstaten hun inspanningen opvoeren om alle slachtoffers van misdrijven, ook de meest kwetsbaren, toegang tot de rechter te bieden, door slachtoffers passende informatie, ondersteuning en bescherming te bieden en door hun deelname aan strafprocedures mogelijk te maken.
- De EU en alle EU-lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, worden aangemoedigd om het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul) te ratificeren. Tegelijkertijd worden de EU-instellingen en de lidstaten aangemoedigd om gebruik te maken van gegevens uit de grondrechtenenquête en de eerdere enquête van het FRA over geweld tegen vrouwen bij het onderzoeken van hiaten in de bestaande wetgeving, naast manieren om gender gerelateerd geweld effectiever aan te pakken door middel van huidige wetgeving en beleid – in overeenstemming met het actieplan van de Commissie dat is uiteengezet in de EU-strategie voor de rechten van slachtoffers en in de strategie voor gendergelijkheid 2020–2025.
- Gezien de wijdverbreide aard van intimidatie, zou de EU moeten overwegen om de bestaande wetgevende en beleidsreacties op intimidatie, met inbegrip van seksuele intimidatie, en alle mogelijke situaties waar de intimidatie plaatsvindt (ook op internet), te herzien, met inbegrip van intimidatie buiten de werkplek en het educatieve domein. Gezien de onevenredige impact van intimidatie – met name cyberpesten – op jongeren, moeten de EU-lidstaten ervoor zorgen dat de slachtoffers ervan toegang hebben tot eenvoudige en effectieve methoden om incidenten te melden en deze te laten onderzoeken. De EU kan de lidstaten in dit verband ondersteunen door ervoor te zorgen, bijvoorbeeld door middel van de toekomstige Digital Services Act, van geharmoniseerde regels voor de bestrijding van illegale online-inhoud – met inbegrip van het aanzetten tot geweld, haat en discriminatie.
- De EU en de lidstaten moeten zorgen voor blijvende aandacht voor vermogenscriminaliteit, met inbegrip van grensoverschrijdende criminaliteit, door middel van verschillende gevestigde netwerken op EU-niveau, waaronder het EU-netwerk inzake criminaliteitspreventie (EUCPN). In dit verband moeten zij ook overwegen bewustmakingscampagnes uit te voeren en instrumenten te ontwikkelen om vermogensdelicten, waaronder inbraken, te voorkomen, naast onlinebankieren en fraude met betaalkaarten.
- De EU-lidstaten zouden moeten overwegen om specifieke maatregelen in te voeren om mensen aan te moedigen en in staat te stellen misdrijven te melden – in het bijzonder gevallen van geweld en intimidatie, aangezien het aangiftepercentage van deze misdrijven lager is dan bij sommige andere misdrijven. Dit is een belangrijke voorwaarde om effectieve toegang tot de rechter te waarborgen, omdat slachtoffers van misdrijven op deze manier kunnen worden geïnformeerd over hun rechten en hun beschikbare steun. Bij maatregelen om mensen aan te moedigen misdaad te melden, moet rekening worden gehouden met de resultaten van de enquête over de redenen waarom ze geen aangifte doen, en over de lagere tevredenheid onder niet-staatsburgers wanneer ze wel pesterijen melden.
- De EU-lidstaten zouden kunnen overwegen om de bewustmakingsinspanningen te versterken om de individuele verantwoordelijkheid onder de aandacht te brengen wanneer zij getuige zijn van een misdrijf, waardoor het aantal meldingen bij de autoriteiten zou kunnen toenemen.
- De EU-lidstaten moeten erkennen dat bezorgdheid en angst over persoonlijke veiligheid negatieve gevolgen heeft, met name voor vrouwen. Ze voelen vaak de behoefte om te beperken waar ze heen gaan en wat ze doen als reactie op de dreiging van fysiek en seksueel geweld en intimidatie. Autoriteiten die zich bezighouden met criminaliteitspreventie kunnen voortbouwen op de resultaten van het huidige onderzoek om maatregelen te nemen die gelijke toegang tot de openbare ruimte garanderen om criminaliteit te voorkomen en de angst voor misdaad te verminderen door middel van aanpassingen in de gebouwde omgeving. De maatregelen van de EU-lidstaten om het gevoel van veiligheid van mensen te verbeteren, moeten gericht zijn op groepen in de bevolking die zich onevenredig zorgen maken over hun veiligheid, waardoor ze plaatsen en situaties vermijden die als potentieel onveilig worden beschouwd. Dit omvat naast vrouwen ook mensen met een lagere opleiding, werklozen en mensen die moeite hebben om rond te komen.