Inleiding en context
Goede morgen beste ontvangers van de ´kennisparels´, het is vandaag alweer 26 mei 2021. Het jaar 2021 vliegt voorbij achter mijn thuiswerk Chromebook in mijn eigen thuiswerkkantoorkamer. Zo breng je heel wat tijd door in je eigen kamer, The Beach Boys hebben daar een mooie popklassieker over gemaakt: https://www.youtube.com/watch?v=l71pbhqnvNM
Maar nu naar de inhoud van het werk. Vandaag een prima systematisch literatuuroverzicht rond administratieve hervormingen in de publieke sector en hun impact op het corruptieniveau. Systemische corruptie in de publieke sector tast het vertrouwen van het publiek in overheidsinstellingen aan, schaadt de integriteit van het beleid en verstoort de resultaten van de publieke sector. Het heeft ook een diepgewortelde negatieve impact op de publieke sector doordat het leidt tot een zichzelf in stand houdende organisatiecultuur van corruptie. De huidige situatie in Limburg is daar een ´mooi´ voorbeeld van. De gevestigde belangen van de verschillende actoren in het systeem maken het erg moeilijk om systemische corruptie te bestrijden. Het is dus noodzakelijk om de inspanningen op het gebied van corruptiebestrijding zoveel mogelijk te baseren op zowel intrinsieke elementen in de publieke sector als op externe controles (waaronder wet- en regelgeving), en op brede publieke participatie.
De impact van corruptie in de publieke sector wordt bepaald door de frequentie en het bereik. Dat wil zeggen, corruptie in de publieke sector kan episodisch zijn (een enkele vorm van corruptie) of systemisch (een alomtegenwoordig patroon van corrupte activiteiten en praktijken in de loop van de tijd), en de effecten kunnen variëren van geïsoleerd tot verreikend van aard. Elke vorm van corruptie heeft echter ook ernstige morele gevolgen. Bovendien kunnen ook incidentele gevallen van corruptie uiteindelijk leiden tot een onethische organisatiecultuur, die kan escaleren tot systemische corruptie. Kortom, het voorkomen van corruptie in de publieke sector is zowel beleidsmatig als in de dagelijkse uitvoering van groot belang. Bijgesloten ´kennisparel´ geeft een oordeel over de effecten van allerlei hervormingen in de publieke sector om ambtelijke corruptie tegen te gaan.
Bron
Mugellini, Giulia, Sara Della Bella, Marco Colagrossi, Giang Ly Isenring & Martin Killias (June 2021). Public sector reforms and their impact on the level of corruption: A systematic review. Campbell Systematic Reviews, vol. 17, no. 2, June, pp. 1-46. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/cl2.1173
Summary
This review addresses corruption in public administration. This includes corrupt acts involving civil servants in their dealings with their superiors, during the implementation of public policies, or while interacting with the public for service delivery. Administrative corruption is distinct from political corruption, and from private-to-private corruption. This review covers any type of intervention developed in the public sector with the aim of deterring or preventing administrative corruption. Two main groups of interventions to curb administrative corruption are considered: 1) control and deterrence, and 2) organizational and cultural reforms. This Campbell systematic review evaluates the impact on administrative corruption of public sector interventions based on control and deterrence, and on organizational and cultural change. The review synthetizes evidence from 29 high-quality studies based on randomized controlled trials.
Do anti-corruption interventions work in the public sector? Yes. Administrative corruption is reduced by control and deterrence interventions. But the reduction in corruption brought about by organizational and cultural interventions is not statistically significant. Anti-corruption interventions can be more effective in reducing misappropriation of public resources than discouraging bribery. The simultaneous combination of more than one intervention is more effective than single interventions. For example, policies guaranteeing impunity to officials or citizens who report corrupt practices (leniency treatment) are more effective if associated with a high probability of audit (detection), than leniency alone. A low probability of detection can be compensated by the threat of high fines in reducing both the amount and the likelihood of bribe demands. Conversely, a high probability of detection and low fines have no effect on either.
This review provides an in-depth synthesis of the available evidence over 11 years and 16 countries. The findings suggest that policies based on control and deterrence are more effective in curbing corruption in the public sector than interventions based on organizational and cultural change. The impact of the intervention may be affected by the likelihood of continued interactions between bribe takers and givers, and the prevalence of corruption. Measures tending to increase social blame of corrupt practices work in low-corruption countries. In environments where corruption is the exception rather than the rule, adding punishments where actors’ behavior is tightly monitored increases compliance.
The fact that control and deterrence turn out to be more effective than organizational and cultural interventions in curbing administrative corruption confirms the importance of economic theories. However, combining different types of interventions works better than single measures. This is true not only when combining policies reinforcing control and deterrence, but also when policies based on organizational and cultural change are added. In particular, the role of moral levers in preventing corruption emerges, and especially the importance of strengthening professional identity and values to avoid conflicts between an individual’s private interests and public role. Moreover, bonuses and penalties may backfire because they lower the moral cost of corruption by diverting officials away from their sense of duty and their ethical responsibilities. Sensitization messages stressing public officials’ professional identity and position increase the moral cost of bribery.
These results highlight the importance of going beyond economic models for explaining corruption. Moral and cultural mechanisms remain important to understand how different forms of corruption emerge at macro (cross-country), meso (country/nation-state), and micro (individual) levels. In particular, individual-level factors, such as the drive for power, low self-control, loss aversion and risk acceptance need to be addressed.
Afsluitend
Ook in Nederland komen vormen van corruptie voor in de publieke sector, waaronder omkoping, verduistering, illegale verrijking, beïnvloeding en misbruik van functies (waarbij vriendjespolitiek kan worden betrokken). De essentie van ambtelijke corruptie is dat geld of iets anders van waarde wordt ingewisseld voor voordelen van politieke of economische machtspositie. De resultaten uit bijgesloten ´kennisparel´ suggereren dat interventies op basis van controle en afschrikking effectief zijn bij het beteugelen van administratieve corruptie, met de volgende nuances: a) het vergroten van de kans op detectie vermindert corrupte praktijken, vooral door aangescherpte controlesystemen; b) door de strengere sancties te verhogen, wordt het aanbieden en aannemen van steekpenningen verminderd; c) meer positieve prikkels helpen om compliant of wenselijk gedrag te bevorderen. Dit soort interventies is effectiever dan organisatorische en culturele hervormingen (bijvoorbeeld bevordering van ethische codes, vergroting van de transparantie van informatie, rotatie van personeel, decentralisatie van de openbare dienst), althans op korte termijn en onder specifieke omstandigheden. Een uitkomst om ook in Nederland kritisch naar te kijken.