Inleiding en context

Allemaal een fijne werk- of vakantiedag toegewenst op deze donderdag 24 juni 2021. Vandaag heb ik een internationale zoomdag waarin de voortgang van het zogenaamde Europese Cutting Crime Impact Project door de verschillende deelnemers wordt toegelicht: https://www.cuttingcrimeimpact.eu/ Ik mag daar als lid van de advisory board op reageren. Een leuk project. Maar eerst nog een vroege ‘’kennisparel’’ in jullie mailboxen laten landen. Vandaag wel een heel mooi overzicht, eigenlijk ‘’de moeder aller metastudies’’ op het terrein van effectieve interventies voor jeugddelinquenten. En het blijkt dat veel van deze interventies ook daadwerkelijk werken bij het terugdringen van recidive onder jeugddelinquenten. Goed en positief nieuws dus voor een ieder die zich beleidsmatig of in de operationele praktijk bezig houdt met de aanpak van jeugdcriminaliteit. Want het eindstation, jeugddetentie, is eigenlijk een weinig hoopgevende optie: https://www.youtube.com/watch?v=LdVFzdRZF0Q Op naar de samenvatting van deze ‘’must read’’ kennisparel van vandaag.

Bron

Pappas, Laceé N & Amy L. Dent (June 2021). The 40-year debate: A meta-review on what works for juvenile offenders. Journal of Experimental Criminology, 12 June, pp. 1-30. https://link.springer.com/article/10.1007/s11292-021-09472-z

Summary

This meta-review integrates the findings of meta-analyses and systematic reviews to explore the effect of intervention programs on recidivism for juvenile offenders. The systematic literature search gathered 48 meta-analyses and systematic reviews from 53 research reports, contributing 56 independent effect sizes for analysis. These effect sizes were statistically integrated, and five moderators of theoretical and methodological importance were tested using meta-regression. On average, intervention programs are associated with a significant reduction in recidivism (rΦ = −0.09, p

The “what works” question has dominated discourse and research on intervention programs for juvenile offenders across four decades, sustaining the attention of policymakers and practitioners. These programs are a crucial component of assessing the juvenile justice system in its role to rehabilitate youth and allocate funding for programs that work best. This meta-review explored the association between participating in an intervention program and recidivism for juvenile offenders based on four decades of primary and secondary research. Our analyses revealed that intervention programs are associated with a significant reduction in recidivism for juvenile offenders, suggesting that the rehabilitative model is more promising in this regard than the punitive model alone. Overall, programs that target a response to the micro- and meso-level needs of the offender (e.g., multisystemic treatment, family-based treatment) combining rehabilitative and deterrence-based strategies show the strongest impact on recidivism for juvenile offenders. With this integrative information, policymakers and practitioners can more confidently work toward creating a criminal justice system that balances holding a juvenile accountable for their actions while still fostering their ability to reintegrate into society.

Afsluitend

Goed nieuws dus van het ‘’wat werkt front’’ op het terrein van de preventie en recidivereductie van jeugdcriminaliteit. Er is de afgelopen 40 jaar daadwerkelijk sprake van een accumulatie van kennis op dit terrein. Het kennisdomein van werkzame interventies en maatregelen gericht op recidivepreventie is de laatste jaren flink toegenomen. Er is sprake van een container aan verschillende interventies: van sociale vaardigheidstraining tot disciplineringkampen tot groep coaching tot gevoelsbeheersing.

Bij het doornemen van alle beschikbare meta-evaluaties komt het volgende beeld naar voren. Er bestaan strafrechtelijke interventies die negatieve effecten sorteren. Er is dus sprake van meer recidive. Dat blijkt zich voor te doen bij zogenaamde bajesbang projecten en boot camps / disciplineringkampementen. Er zijn ook interventies die het bovengemiddeld goed doen en waarbij soms sprake is van 60% verbetering in recidive. Effectieve interventies zijn o.a. opvoedingsondersteuning, cognitieve gedragstherapie, arbeidstoeleiding en mentorprogramma’s. Wanneer je alles op een rijtje zet dan blijkt dat er gemiddeld genomen sprake is van een 12% verbetering bij de behandelde groep versus de niet behandelde groep. Dus gemiddeld genomen wordt via strafrechtelijke interventies één op de acht recidives voorkómen. Dat is een klein, maar zeker niet verwaarloosbaar effect. De grote vraag is waarom er zoveel variatie is in recidive tussen alle verschillende interventies (van 40% verslechtering tot 60% verbetering).

Uit de beschikbare kennis blijkt dat er een aantal kenmerken is aan te wijzen dat bepalend is voor de mate van effectiviteit (lees: recidivereductie) van interventies. Naarmate de interventie zich verder verwijderd van het concrete gedrag en de condities waaronder dat gedrag optreedt, neemt het effect af. Uiteraard is delinquent gedrag persoonsgebonden. Maar het gedrag wordt vaak versterkt door de sociale context, die vaak criminogeen van aard is. Wanneer die sociale context geen aandacht krijgt treedt er een verarming op van de te bereiken effecten. De werkzaamheid van interventies wordt voor een fors deel bepaald door de wijze waarop deze in de (grillige) praktijk vorm krijgt. Het gaat dan om de duur van de interventie, de kwaliteit en gedrevenheid van de behandelaar en de effectieve implementatie. Ten slotte, effectieve strafrechtelijke interventies kosten geld. Alleen kwalitatieve en intensieve benaderingen brengen wat op. Daarbij moet ook sprake zijn van een grote persoonlijke inzet bij de uitvoering van de interventie.