Inleiding en context

Goede morgen beste mensen achter het kantoor- en thuiswerkbureau. Het is vandaag maandag 26 juli 2021, ik heb een heerlijke week vrij gehad. Maar nu weer terug naar het kantoorleven. Dus een nieuwe ´kennisparel´ in jullie mailbox. Dit keer een onderzoeksynthese naar beschermende en risicofactoren voor radicalisering. Het onderzoek op het terrein van terrorisme en radicalisering heeft sinds de aanslagen van 11 september 2001 in New York een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Radicalisering en terrorisme zijn internationaal prominente maatschappelijke problemen. Er bestaan vele modellen die een radicaliseringsproces richting terrorisme trachten te begrijpen en te verklaren, zodat preventief beleid hier op kan inspelen en abnormaal gedrag dat uitmondt in terrorisme mogelijk kan worden voorkomen. Wat geeft bijgesloten systematisch overzicht ons aan nieuwe kennis om te begrijpen hoe beschermende en risicofactoren bijdragen aan radicaliseringsprocessen?  

O ja, onlangs kwam het WODC nog met een rapport waaruit blijkt dat radicalisering moeilijk is te voorspellen. Het blijkt niet mogelijk te zijn om aan de hand van een handzame lijst van factoren nauwkeurig te voorspellen wie wel en wie niet zal gaan radicaliseren. Dat blijkt uit een analyse van 707 wetenschappelijke, peer-reviewed artikelen door de Universiteit van Amsterdam in opdracht van het WODC. Het systematische literatuuronderzoek bevestigt dat radicalisering een complex proces is en dat iedere extremist zijn eigen radicaliseringstraject aflegt. Er is weinig kennis over de effectiviteit van interventies die radicalisering moeten tegengaan. Geïnteresseerde lezers kunnen het rapport downloaden onder: https://www.wodc.nl/actueel/nieuws/2021/06/10/radicalisering-moeilijk-te-voorspellen Maar nu naar de ´kennisparel´ van vandaag.

Bron

Wolfowicz, Micjael, Yael Litmanovitz, David Weisburd & Badi Hasisi (September 2021). Cognitive and behavioral radicalization: A systematic review of the putative risk and protective factors. Campbell Systematic Reviews, vol. 17, no. 2, September, pp. 1-90.https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/cl2.1174

Summary

Two of the most central questions in radicalization research are, (1) why do some individuals radicalize when most of those from the same groups or exposed to similar conditions do not? and (2) why do radicalized individuals turn to radical violence while the majority remain inert? It has been suggested that the answer to both questions lie in the cumulative and interactive effects of a range of risk factors. While risk assessment and counter-radicalization take a risk-protective factor approach, there is widespread debate as to what these factors are and which are most important. This review has two primary objectives.

The review’s secondary objectives are to:

Over 20 databases were searched for both published and gray literature. In order to provide a more comprehensive review, supplementary searches were conducted in two German and one Dutch database. Reference harvesting was conducted from previous reviews and contact was made with leading researchers to identify and acquire missing or unpublished studies. The review included observational studies assessing the outcomes of radical attitudes, intentions, and/or radical behaviors in OECD countries and which provided sufficient data to calculate effect sizes for individual-level risk and protective factors.

One-hundred and twenty-seven studies, containing 206 samples met the inclusion criteria and provided 1302 effect sizes pertaining to over 100 different factors. Random effects meta-analyses were carried out for each factor, and meta-regression and moderator analysis were used to explore differences across studies.

Studies were primarily cross-sectional, with samples representing 20 countries OECD countries. Most studies examined no specific radicalizing ideology, while others focussed on specific ideologies (e.g., Islamist, right-wing, and left-wing ideologies). The studies generally demonstrated low risk of bias and utilized validated or widely acceptable measures for both indicators and outcomes. With some exceptions, sociodemographic factors tend to have the smallest estimates, with larger estimates for experiential and attitudinal factors, followed by traditional criminogenic and psychological factors. While sociodemographic factors are the most commonly examined factors (selective availability), they also tend to have the smallest estimates. So too, attitudinal and even experiential factors, do not have effect sizes of the magnitude that could lead to significant reductions in risk through targeting by interventions. Conversely, traditional criminogenic factors, as well as psychological factors tend to display the largest estimates. These findings suggest the need to broaden the scope of factors considered in both risk assessment and intervention, and this review provides much needed evidence for guiding the selection of factors.

Afsluitend

Het is opvallend dat er sprake is van een significante relatie tussen mensen die radicaliseren en ´gewone criminelen´ voor wat betreft gedragingen, motivatie en demografische kenmerken van beide populaties. Er is sprake van een duidelijke overlap voor wat betreft beschermende en risicofactoren tussen beide groepen. Factoren in het individuele domein die samenhangen met een latere carrière zijn het vertonen van antisociaal gedrag op jonge leeftijd (bijvoorbeeld delinquentie, strafrechtelijke veroordeling), complicaties bij de geboorte, het hebben van agressie of gedragsproblemen in de kindertijd, het hebben van een positieve houding ten opzichte van crimineel gedrag en de aanwezigheid van psychopathische kenmerken en middelengebruik. Factoren in het gezinsdomein zijn het hebben van een jonge moeder, antisociaal of crimineel gedrag door de ouders, een zwakke binding met ouders, inadequate opvoedstijlen door ouders, het ervaren van mishandeling en armoede van het gezin.

In de bredere context zijn factoren zoals veel spijbelen, een lage schoolmotivatie, slechte schoolprestaties, het hebben van antisociale en/of delinquente vrienden, middelengebruik door vrienden, lid zijn van gang op jonge leeftijd en wonen in een achterstandsbuurt. Bij een deel van deze factoren gaat het om statistische factoren (bijvoorbeeld moeder op jonge leeftijd zwanger, geboortecomplicaties), maar deels gaat het ook om dynamische, veranderbare factoren (bijvoorbeeld de opvoedstijlen van ouders of problematiek op school).

Verder blijkt dat in de diverse domeinen factoren bestaan die de kans op een carrière van ernstige gewelds- of vermogensdelicten dempen, zogenoemde beschermende factoren.

In het individuele domein gaat het om een hoge mate van pro sociaal gedrag in de kindertijd, een gemiddeld of hoge intelligentie, een hoge mate van zelfcontrole, een lage mate van hyperactiviteit, de afwezigheid van een gedragsstoornis, weinig/geen psychopathische kenmerken, een lage mate van verlegen of teruggetrokken gedrag en een hoge inschatting van de pakkans.

In het gezinsdomein zijn adequate ouderlijke supervisie, een adequate monitoring door ouders, niet of nauwelijks fysiek straffen door ouders, hoge betrokkenheid bij gezinsactiviteiten, hogere leeftijd van de moeder bij geboorte, een goede kwaliteit van de woonomgeving en een hogere sociaal economische status van het gezin beschermende factoren.

In de bredere sociale context gaat het over deelname aan school, goede schoolprestaties, positieve houding naar school, goede relatie met (pro sociale) vrienden, geen/ weinig delinquente vrienden, wonen in goede buurt. Kortom: er valt veel te leren van de ´klassieke criminologie´ en de inzichten daarbinnen bij de (preventieve) aanpak van radicalisering.