Inleiding en context

Goede morgen ontvangers van bijgesloten ´kennisparel´, het is vandaag dinsdag 10 augustus 2021. Vandaag een kleine mijlpaal, het is alweer de 250e ´kennisparel´ die ik sinds 17 maart 2020 vanuit mijn thuiswerkkantoor in Leiden inmiddels aan een kleine 1300 ontvangers verstuur. Uit de reacties maak ik op dat er nog steeds behoefte is aan deze ´kennisservice´ dus ga ik nog maar even door met het op deze wijze laten landen van kennis op het terrein van criminaliteit en rechtshandhaving. Zoals jullie kunnen opmaken uit onderstaand overzicht van reeds verzonden ´kennisparels´ is er sprake van een grote diversiteit betreffende de onderwerpen die ik selecteer. Dat komt omdat de ontvangers ook een grote mate van diversiteit vertonen voor wat betreft de werkzaamheden die ze verrichten: van de agent op straat tot de medewerker slachtofferzorg tot de wetenschappelijke onderzoeker tot de reclasseringsmedewerker tot beleidsbeslissers op het terrein van georganiseerde misdaad. Kortom: de ontvanger van de ´kennisparels´ kan aan zogenaamd ´cherry picking´ doen. Kies uit wat voor jou relevant is en neem ook eens kennis van bestaande kennis buiten de eigen expertise.  

OK, vandaag dus de 250e ´kennisparel´, dit keer over criminele carrières en de duur en ontwikkelingen daarvan. Het betreft een recent verschenen overzichtsartikel waarin een beoordeling wordt gegeven over de verschillende wetenschappelijke methodes en (statistische) technieken om die criminele carrières in beeld te brengen en te duiden. Hoe ziet de start er van uit? Wanneer wordt die beëindigd? Hoe groot is de groep persistente daders? Wie behoren tot de ´hardcore´ van meest actieve daders?

Start en beëindiging criminele carrière

Grofweg tekent zich voor wat de ontwikkelingspaden naar delinquentie het volgende patroon af. Zo’n 70% van de jongeren vertoont geen, nauwelijks of hoogst incidenteel delinquent gedrag. Ongeveer 15% van de jongeren ontwikkelt dat duidelijk wel, doorgaans rond 14-16 jaar, maar de piek daarin wordt gevolgd door een scherpe daling: er is dus sprake van tijdelijke delinquentie. Bij 5-10% is sprake van een later in de adolescentie of (jonge) volwassenheid opkomen van delinquent gedrag dat pas later aan een daling toe is. En er blijft dan een groep van zo’n 5% ‘persistente delinquenten’ over die al snel veel delinquentie laat zien en daar mee blijft doorgaan – pas in de onvolwassenheid treedt zich pas langzaam een dalende trend af. Hiermee wordt helder, dat de groep jongeren die zich nadrukkelijk crimineel manifesteert (30% van alle jongeren) in meerderheid bestaat uit jongeren bij wie de delinquentie van vooral voorbijgaande aard is. Maar één op de 6 van hen behoort tot de groep ‘persistente daders’. Daarbij zijn de instapdelicten van deze groep voor wat betreft de ernst van het lichte kaliber (winkeldiefstal, fietsdiefstal, insluiping). Later volgt het pad naar de meer ernstige delicten. Het vergt namelijk nogal ervaring, lef en expertise om als eerste delict ernstige geweldscriminaliteit te plegen. Zo blijkt bijvoorbeeld uit bijgesloten artikel uit het Nederlands Juristenblad van begin dit jaar. De conclusie daaruit is dat de veronderstelling dat we (in het algemeen) te maken hebben met ‘steeds jongere daders’ niet blijkt te kloppen. Ook de gedachte dat er sprake zou zijn van meer geweldsdelicten in het algemeen, meer groepsdelicten op school of in de buurt blijkt in algemene zin niet houdbaar. Hetzelfde geldt voor de gedachte dat er in het algemeen sprake zou zijn van een toename van jongeren die betrokken zijn bij (gewelddadige) vermogensdelicten en geweldsmisdrijven. In het algemeen laten de cijfers dus nog steeds eerder een geruststellend beeld zien. Goed nieuws!

Omdat de groep van persistente delinquenten mede door hun langdurige betrokkenheid in a-socialiteit en criminaliteit een fors aandeel heeft in het aantal gepleegde delicten, is daar veel aandacht naar uitgegaan. Bij deze extreme groep lijken de wortels voor hun chronische delinquentie al in de vroegere jeugd te liggen, via een pad van oplopende agressiviteit, verborgen gedrag of opstandigheid. Kenmerkend voor deze extreme groep is dat ze niet alleen veel uitvreten, maar dat hun delict patroon ook zeer gevarieerd blijkt te zijn (‘’varkens aan de trog’’), er is nauwelijks sprake van specialisatie. Dat de wortels voor hun chronische delinquentie diep in hun jeugd liggen wil echter niet zeggen dat alle kleuters of lastige schoolkinderen zich zouden ontwikkelen toch sociaal gemarginaliseerde delinquenten – het merendeel van dergelijke ‘risicogevallen’ komt uiteindelijk goed op zijn pootjes terecht en het is niet zo, dat als men eenmaal tot de groep chronische delinquenten behoort, dat ook altijd zo blijft: ook bij deze groep daalt de delinquentie in of na de adolescentie, zij het in een betrekkelijk traag tempo. Zie onderstaand curve voor het beeld van het criminele carrièrepatroon in Nederland:

De startleeftijd ligt zo rond het twaalfde jaar en de piek rond 16/17 jaar, daarna topt het af. Die ´dadercurve´ is trouwens een internationaal gegeven en vertoont opvallende vergelijkende trends tussen verschillende landen. Opvallend is de daling van het aantal verdachten tussen 2012 en 2017: Het aantal door de politie geregistreerde delicten waarvan minderjarigen en volwassenen worden verdacht laat een scherpe daling zien. De daling bij minderjarige jongens en meisjes  bedraagt tussen 2012 en 2017 bijna 45 procent Die daling doet zich zowel voor bij autochtone als bij allochtone minderjarige verdachten. De daling bij volwassen verdachten bedraagt tussen 2012 en 2017 bijna 30 procent. Ter informatie, onderstaande dia geeft de ontwikkeling van het aantal verdachten naar leeftijdsgroep per 10.000 inwoners in Nederland over de periode 2008 -2018 weer. Goed nieuws dus! Maar nu naar de ´kennisparel´ van vandaag.

Bron

McGee, Tara Renae, Tyson Whitten, Corrie Williams, Darrick Jolliffe & David P. Farrington (August 2021). Classification of patterns of offending in developmental and life-course criminology, with special reference to persistence. Aggression and Violent Behavior, vol. 59, July-August, pp. 1-9. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1359178920301646

Summary

Developmental and life-course criminology can be differentiated from other types of criminology by its focus on, and appreciation of, change over time in antisocial behaviour and offending, using longitudinal research. This approach emerged from a long history of longitudinal studies which culminated in the articulation of the ‘criminal careers’ perspective in the mid 1980´s. Since then there have been numerous analyses and developmental and life-course theories which have attempted to explain and classify patterns of offending and antisocial behaviour over time. In this paper we consider various methods used to classify these behaviours, using the examination of persistent antisocial behaviour and offending as a case study. While sophisticated analytic techniques exist, we argue that in the case of identifying persistent offending, a focus on the duration of offending is the key consideration.

In this paper we have shown that developmental and life-course criminology can be differentiated from other types of criminology by its focus on, and appreciation of, change over time. These approaches require large, prospective longitudinal studies with lengthy follow-ups, particularly when studying the core concepts of the criminal career perspective such as onset, persistence, and desistence. Developmental and life-course criminologists examine a broad range of behaviours that are encompassed within the categories of antisocial behaviour and offending and measure these using self-reports, reports from others such as parents and teachers, and also official data. The varying ways in which our key outcome variable is conceptualised and operationalised, as well as the techniques used to analyse data, are often driven by both an ideological commitment to a particular theoretical perspective and applying methodological approaches that align with that perspective. In this paper we took the case study of examining persistent antisocial behaviour and offending over the life-course; the duration of a criminal career. We identified that although sophisticated statistical techniques are useful in making sense and the classification of large longitudinal datasets, that sometimes simple methods can be more accurate.

Afsluitend

In bijgesloten artikel hebben we de auteurs de verschillenden methoden beschreven naar persistent antisociaal en delinquent gedrag gedurende de levensloop: de duur van een criminele carrière. Ontnuchterend is de conclusie dat wordt vastgesteld dat, hoewel geavanceerde statistische technieken nuttig zijn om grote longitudinale datasets te beschrijven, te duiden en te classificeren, eenvoudige methoden soms nauwkeuriger kunnen zijn dan zeer geavanceerde. Daarmee valt veel te leren over de etiologie van ernstig, aanhoudend antisociaal en delinquent gedrag door een kleine groep van persistente delinquenten bij wie het vroege begin van ernstig antisociaal gedrag zal aanhouden tot in de volwassenheid. Een vroege identificatie van deze kleine groep kan vanuit dadergerichte criminaliteitspreventie veel opleveren om een criminele carrière vroegtijdig om te buigen. Maar voor Nederland geldt: de vlag kan uit! De jeugdcriminaliteit laat al jaren lang een dalende trend zien, er is sprake van een ´verdampende jeugdcriminaliteit´: https://www.researchgate.net/publication/314285489_Verdampende_jeugdcriminaliteit_Verklaringen_van_de_internationale_daling

Dat geldt trouwens ook voor het algemene beeld van de criminaliteitsontwikkeling in Nederland, een scherpe daling volgens onderstaande dia. OK, beste lezers, dit was ´kennisparel´ nummer 250. En aangezien ik de teksten voor de ´kennisparels´ meestal aan het einde van de middag maak drink ik er een lekker biertje op.