Inleiding en context
Ik wens jullie allemaal een aangename woensdag 3 november 2021 toe. Om maar met de deur in huis te vallen, vandaag een ´kennisparel´ die mooi aansluit bij die van gisteren. Vandaag gaat de bijgesloten ‘’kennisparel’’ in op de aanpak van de zeer kleine groep jongeren die zich schuldig maakt aan zeer ernstige misdrijven. Opgemerkt moet worden dat het goed gaat met de ontwikkeling van jeugdcriminaliteit in Nederland. Dat blijkt bijvoorbeeld uit onderstaande dia:
Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat het aantal minderjarig geregistreerde verdachten tussen 2005 en 2020 in de leeftijd van 12-18 jaar met bijna 70 procent is afgenomen. In diezelfde periode is het aantal jong volwassen verdachten in de leeftijd van 18 – 23 jaar met 60 procent afgenomen. De vlag kan dus uit zou je zeggen. Maar toch blijkt uit bijgesloten ‘’kennisparel’’ dat het niet over de gehele linie goed gaat met de jeugdcriminaliteit in Nederland. Er blijft een selectieve (zeer) kleine groep over die zich met de nodige regelmaat schuldig maakt aan zeer ernstige misdrijven. Alle zeilen bij dus om daarop adequaat te interveniëren. En daar geeft de bijgesloten ‘’kennisparel’’ suggesties voor, zowel voor beleid als praktijk.
Bron
Weijers, Ido, Henk Ferwerda & Robby Roks (oktober 2021). Te groot voor de wijkagent, te klein voor de recherche: Een vergeten groep, jonge doorgroeiers in de criminaliteit. Proces, vol. 100, no. 5, oktober, pp. 264-275. https://tijdschriften.rechtsgebieden.rijks.boomportaal.nl/tijdschrift/proces/2021/5/PROCES_0165-0076_2021_100_005_002
Summary
We are currently seeing a remarkable development in juvenile delinquency: on the one hand, there is a spectacular decrease across the board. On the other hand, there are serious concerns about hardening among young people who come into contact with the police. In the media, it is often portrayed as if juvenile delinquents are getting younger and younger. But if we look at the police records over the past ten years, it appears that the number of young offenders has halved in that period. The first contact with the police is still around 15 years old and has even increased slightly. On average, the current minor first offenders are slightly older than in the previous ten years. It also appears that the first recorded offence has not become more serious. At the same time, however, we are seeing a worrying increase in the number of young minors involved in serious crimes. For example, recently, a minor offender was involved in approximately one in five robberies. While the number of robberies at shops and restaurants has fallen sharply in recent years, the number of suspects arrested for such crimes has increased between 11 and 16. In short, there is no ‘rejuvenation’ of juvenile crime in general, but it is among a very small group of young people who are guilty of serious crimes.
This hardening and rejuvenation manifest themselves at specific hotspots in the cities. A second striking development becomes visible here. That hardening concerns young recidivists: completely contrary to the dominant trend, recidivism among young people who have come into contact with the police and the Public Prosecution Service before has not fallen in recent years but has increased slightly. Special attention is especially required for a small number of persistent young offenders who are not easily controlled by the existing judicial responses. The figures and literature give the impression of a small, specific category of serious, often violent, predominantly young adult repeat offenders, who believe they have mastered the public domain, who threaten and rob people, for whom the use of weapons is no longer taboo and who are often active in drug crime.
In the accompanying contribution, the authors focus on a (very) worrying trend in which there is hardening, a trend that may be called disturbing from a social and criminal law perspective. This hardening has not only, but in particular, to do with drug crime and the (arms) violence that has become characteristic of this century. Special attention is paid to the involvement of young criminals in this trend. In particular, this contribution refers to the problem of rapid growth, largely in the context of organized drug crime. In this article, Weijers, Ferwerda and Roks highlight some of the distinctive aspects of these graduates, including their intelligent, calculating, strategic and professional behaviour. The authors also pay attention to the development and the (territorial) violence of the (youth) networks to which these young graduates usually belong. Finally, a number of policy recommendations are made. To provide a broader interpretation of the discussion of the young growers, we start with a brief overview of what is known based on (inter)national studies about the phenomenon of young growth in organized crime.
Afsluitend
Als conclusie kan gelden dat de dalende jeugdcriminaliteit een echt verschijnsel is, dat zich ook in recente jaren nog verder doorzet. Hoe het ook zij, er is een duidelijke afwijking van het algemene beeld van de slechte, gewelddadige of lastige jongeren. Het is niet meer geldig om uit te gaan van “het normverlies onder jongeren”. De geobserveerde jeugdcriminaliteit is langzaam aan het verdampen. Echter, zoals blijkt uit bijgesloten ‘’kennisparel’’ bestaat er een kleine, specifieke categorie van ernstige, vaak gewelddadige, overwegend jongvolwassen veelplegers. Het gaat daarbij eerder om honderden dan duizenden van deze jongeren.
Een zeer gerichte aanpak van deze groep waar een combinatie van preventieve en repressieve interventies wordt toegepast lijkt realistisch en haalbaar te zijn om deze zogenaamde ‘’doorgroeiers’’ hun criminele carrière vroegtijdig te laten beëindigen. De auteurs van bijgesloten ‘’kennisparel’’ pleiten niet voor niets in de aanpak van dit kleine aantal snelle, slimme en gewelddadige doorgroeiers voor een combinatie van een zeer selectief sanctiearsenaal en een net zo selectief arsenaal aan zorg. En hier komt het taboe van selectief beleid en straffen om de hoek kijken. Dat pleit eventueel voor het toepassen van gerichte afschrikking als een strategie voor preventie van jeugdcriminaliteit die afschrikking combineert door het verhogen van de snelheid en zekerheid van de straf, samen met het mobiliseren van actieve participatie en samenwerking uit de (lokale) gemeenschap tegen (georganiseerde) misdaad en het bieden van sociale ondersteuning en diensten om beschermende factoren te vergroten. Ik zou zeggen: gooi daar een grootschalig experiment tegen aan in een aantal steden waar de problematiek ernstig is te noemen. En vergeet dan vooral niet om daar een gedegen kwalitatieve effectevaluatie op te zetten. ‘’No innovation without experimentation and evaluation’’.