Inleiding en context
Ik wens jullie allemaal een fijne en gezonde nieuwe werkweek toe op deze maandag 22 november 2021. Ik ga zo meteen naar Utrecht om daar o.a. een zogenaamde ´crimiquiz´ digitaal te presenteren voor deelnemers aan een cursus van Studiecentrum Rechtspleging, mocht je interesse hebben in die quiz zie: https://www.researchgate.net/publication/310447380_Kenniscrimiquiz_over_trends_en_ontwikkelingen_in_de_criminaliteit_en_rechtshandhaving Vandaag een bijgesloten ´kennisparel´ over een in de wetenschappelijke wereld veelvuldig onderzocht thema: ´de effecten van gevangenisstraf / vrijheidsstraf op recidive´. Dat is een onderwerp waar natuurlijk ook in Nederland de relevantie voor zichzelf spreekt. De auteurs van bijgesloten ´kennisparel´ hebben een zogenaamde meta-analyse uitgevoerd op een zeer grote hoeveelheid kwalitatief goede studies. Het literatuuronderzoek en de daaropvolgende meta-evaluatie op de verzamelde studies die aan de inclusiecriteria voldeden bestaat uit 981 effectgroottes berekend op basis van maar liefst 116 onderzoeken die ongeveer 4,5 miljoen individuele daders in 15 verschillende landen beschrijft. Je zou kunnen spreken over ´de moeder aller meta-evaluaties over gevangenisstraf en de effecten op recidive´. Ik word zelf altijd erg blij van dit soort grootschalige effectonderzoeken.
Om maar met de deur in huis te vallen: gevangenisstraf heeft een nul-effect op recidive. Gevangenisstraf kan worden gerechtvaardigd op grond van het generale punitieve karakter daarvan. Echter, het criminologische feit van een nul-effect voor vrijheidsstraffen ondermijnt elke rechtvaardiging op basis van specifieke afschrikking. In een tijd van een op feiten en evidentie gebaseerde uitkomsten van onderzoek omarmen degenen die argumenten aanvoeren dat de gevangenisstraf aanzienlijke economische en sociale kosten met zich meebrengt en dat die straf geen aantoonbare effecten heeft op recidive. Voorstanders van vrijheidsstraffen bevinden zich in de ongemakkelijke positie om iets te verdedigen waarvan het bestaande bewijsmateriaal concludeert dat het niet effectief is. En daarom speelt de discussie over gevangenisstraf zich vaak af in een politiek-normatieve arena. Maar nu snel naar de inhoud van bijgesloten ´kennisparel´.
Bron
Petrich, Damon M., Travis C. Pratt, Cheryl Lero Jonson & Francis T. Cullen (January 2022). Custodial Sanctions and Reoffending: A Meta-Analytic Review. In: Michael Tonry (Ed.) Crime and Justice: A review of Research, vol. 50. Chicago: University of Chicago Press, pp. 1-72.
https://www.journals.uchicago.edu/doi/10.1086/715100
Summary
Beginning in the 1970s, the United States began an experiment in mass imprisonment. Supporters argued that harsh punishments such as imprisonment reduce crime by deterring inmates from reoffending. Sceptics argued that imprisonment may have a criminogenic effect. The sceptics were right. Previous narrative reviews and meta-analyses concluded that the overall effect of imprisonment is null. Based on a much larger meta-analysis of 116 studies, the current analysis shows that custodial sanctions have no effect on reoffending or slightly increase it when compared with the effects of noncustodial sanctions such as probation. This finding is robust regardless of variations in methodological rigour, types of sanctions examined, and sociodemographic characteristics of samples. All sophisticated assessments of the research have independently reached the same conclusion. The null effect of custodial compared with noncustodial sanctions is considered a “criminological fact.” Incarceration cannot be justified on the grounds it affords public safety by decreasing recidivism. Prisons are unlikely to reduce reoffending unless they can be transformed into people-changing institutions on the basis of available evidence on what works organizationally to reform offenders.
Imprisonment can be justified on the grounds of just deserts and incapacitation, but the criminological fact of a null effect for custodial sanctions undermines any justification based on specific deterrence. In a time of evidence-based corrections, those favouring prisons on this basis are embracing a policy, with substantial economic and social costs, that has no demonstrable effects on reoffending. The research on custodial effects is thus salient in providing critics of incarceration with data showing that a key rationale for locking people up is empirically invalid. Advocates of custodial sanctions are in the uncomfortable position of defending something that the existing evidence concludes is ineffective.
An immediate objection is that these reforms are too costly. Three responses are merited. First, many practices are not expensive but simply require greater professionalism. Effective counselling sessions lasting an hour are no more expensive than ineffective counselling sessions lasting an hour. Similarly, interacting with prisoners using cognitive behaviour techniques costs no more than interacting with prisoners coercively and ineffectively. Second, with internet access, much inmate assessment and staff training can be conducted virtually and at low expense. Such services can be delivered from centralized locations, either from within departments of corrections or from universities, across multiple institutions. Third and most important, doing more of the same with dismal results is indefensible. The opportunity costs of failing to reduce reoffending are enormous: prisoners return to crime and often to prison, and citizens are victimized in minor and serious ways. These harms are potentially preventable. Prisoner lives should matter—for their benefit and ours.
Afsluitend
Tja, wat moet je hier nu beleidsmatig mee? Jaren gelden kwam oud-collega Bert Berghuis tot de volgende noties waar het de vrijheidsstraf betreft, ik vind ze wel goed passen bij de ´kennisparel´ van vandaag: https://www.researchgate.net/publication/287995045_Crime_rates_and_recidivism_not_reduced_by_more_severe_punishments Men zou kunnen verwachten dat een grotere strafdreiging er toe zou leiden dat mensen die al eerder een zwaar delict pleegden het wel uit hun hoofd zouden houden dat nogmaals te gaan doen. Afschrikking dus. Misschien geldt dat voor sommigen. Voor anderen geldt dat langere opsluiting eerder een negatieve uitwerking heeft. Het blijkt dat het saldo van deze twee effecten niet positief is: de criminaliteit wordt er niet minder door en eerder volgt na zwaardere bestraffing meer dan minder recidive. Dit loopt in de pas met studies die aantonen dat gevangenisstraf vaak eerder negatief dan positief uitwerk – dit blijkt dus alleen maar sterker te worden bij lángere opsluiting.
In vele staten van de USA en in het VK heeft men de roep om zwaardere straffen beantwoord met het echt ook toedelen van dergelijke straffen. Het niveau van insluiting is daarmee dramatisch gestegen, evenals de kosten daarvan. In ons land is dat niet gebeurd, evenals in andere landen zoals Duitsland en Canada. Treffend is dat onze straftoemeting betrekkelijk constant is in ons land, en alleen op onderdelen wijziging vertoont om mee te lopen met de veranderingen in de maatschappelijk denken (denk bijvoorbeeld aan seksuele delicten, mensenhandel, ‘zinloos geweld’, geweld tegen publieke functionarissen). Bepaald vermeldenswaardig is dat een strenger strafklimaat niet een gunstiger effect heeft op het criminaliteitsniveau dan een meer gematigd klimaat. In de gehele Westerse wereld is de criminaliteit (bijna even) sterk gedaald.
In ons land is sprake van een gematigd strafklimaat: er worden niet zozeer mínder vrijheidsstraffen uitgedeeld als wel dat die van relatief korte duur zijn. Hierin zijn we niet uniek – we delen dit met landen als Noorwegen, Denemarken en Zweden. Dat lijkt niet toevallig, want we staan cultureel het dichtst bij deze landen. Naast aspecten als betrekkelijk geringe machtsverschillen (die we met meer Westerse landen delen) is het bijzondere de ‘zorgzame cultuur’ die zich uit in een verzorgingsstaat, en waarin criminaliteit minder alleen als een veiligheidskwestie wordt gezien maar ook als een sociale kwestie waarin hulp en zorg een belangrijke component zijn. Hiermee is het gematigd strafklimaat in Nederland een onderdeel van een bredere cultuur, die maakt dat we behoren (met onze Scandinavische familie) tot de landen met de grootste welvaart en geluk.
Het zal wegens de worteling in een bredere en diepere liggende waardenoriëntatie in Nederland weerstand oproepen als beoogd wordt met het strafklimaat een geheel andere weg in te slaan. De discussie destijds over de ISD-maatregel is daarvan een treffend voorbeeld: eerst door de minister voorgesteld als primair een maatregel om draaideurklanten een tijd uit de samenleving te halen, is het in de discussie met de Tweede Kamer en de beroepsgroepen als snel omgedraaid naar vooral een maatregel om met ‘programma’s’ veelplegers op het goede pad te brengen. En zo is het maar net: ´Prevention beats detention´.
Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees vooral aardig voor elkaar. Alleen zo gaan we echt solidair met elkaar om. Tot de volgende ´kennisparel´ die over een paar dagen in jullie mailbox valt.