Inleiding en context

Goede morgen allemaal op deze regenachtige en koude dinsdagmorgen 30 november 2021. De laatste dag van november alweer. Maak er wat moois van. Vandaag een kersverse ´kennisparel´ over zogenaamde ´onderdakinterventies´ / ´huisvestingsinterventies´ voor vrouwen die geconfronteerd worden met huiselijk geweld. Gedurende de afgelopen vijf decennia zijn huisvestingsinterventies de hoeksteen van de wereldwijde ondersteuning van mishandelde vrouwen. Deze interventies zijn cruciaal aangezien huiselijk geweld één van de belangrijkste oorzaken is van dakloosheid onder vrouwen wereldwijd. Sommige vrouwen die huiselijk geweld hebben meegemaakt verblijven soms maanden of jaren in opvangcentra om verder gaan met hun leven, terwijl andere vrouwen voor veel kortere perioden een veilig onderdak zoeken om tijdelijk een veilig onderkomen te hebben. Een gemeenschappelijk kenmerk is dat alle vormen van huisvestingsinterventies er naar streven om een veilige ruimte te bieden in combinatie met belangenbehartiging en counseling.

In Nederland werden de oorspronkelijke blijf-van-mijn-lijfhuizen opgericht vanaf 1974 en bevonden zich op een geheimgehouden locatie en boden bescherming tegen geweld, maar ook hulp bij het aanpakken van praktische problemen. Daarnaast werkten de initiatiefnemers aan publieke aandacht voor het bestaan van huiselijk geweld. Binnen tien jaar waren er landelijk vijftien Blijf-van-m’n-lijfhuizen opgericht, vanaf 1980 samenwerkend en bestuurlijk verenigd in de Blijf-groep. De huizen maakten een ontwikkeling door van zelfhulporganisaties naar onderzoek, institutionalisering en professionalisering. Sinds 2009 werkt een aantal huizen met de Oranje Huis-aanpak, op initiatief van Blijf-van-m’n-lijfhuis Alkmaar; daar werd in 2010 het eerste Oranje Huis geopend. Het oorspronkelijke concept van het ‘blijf-van-mijn-lijfhuis’ op een strikt geheim gehouden locatie is in de jaren 2010 geleidelijk verdwenen ten gunste van dergelijke oranjehuizen op bekende locaties waar vrouwen bescherming en veiligheid genieten, maar enig gereguleerd contact met de (ex-)partner mogelijk blijft als daar van beide kanten behoefte aan bestaat. Desondanks worden dergelijke opvanghuizen vaak nog steeds ‘blijf-van-mijn-lijfhuizen’ genoemd.

De bijgesloten systematische review toont aan dat er verschillende uitkomsten zijn voor slachtoffers van huiselijk geweld die worden opgevangen via huisvestingsinterventies. Ze bieden met name een gevoel van veiligheid en verbetering van de geestelijke gezondheid. Het blijkt echter ook dat ondanks de enorme wereldwijde reikwijdte van de interventies de kwantitatieve bewijsbasis van de effectiviteit bijzonder klein is. Maar toch, de uitkomsten op basis van de 34 beoordeelde studies ziet er op onderdelen hoopvol uit. Op naar de bijgesloten review zou ik zeggen.

Bron

Yakubovich, Alexa R., Alysha Bartsch, Nicholas Metheny, Dionne Gesink & Patricia O’Campo (November 2021). Housing interventions for women experiencing intimate partner violence: A systematic review. Lancet Public Health, 24 November, pp. 1-13.

https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S2468266721002346

Summary

Intimate partner violence (IPV) is the leading cause of women’s homelessness. However, what works best to respond to the needs of women experiencing IPV and homelessness remains unclear. We aimed to systematically review the effects of housing interventions on the physical, psychosocial, and economic wellbeing of women experiencing IPV. In this systematic review, we searched 15 electronic databases and conducted an extensive grey literature and hand reference search between Jan 29, 2020, and May 31, 2021. We included controlled quantitative studies of housing interventions (from emergency shelter to permanent supportive housing) that were reported in English, without time restrictions, and examined any physical, psychosocial, or economic outcomes among women experiencing IPV. We critically appraised included studies using the Cochrane Effective Practice and Organisation of Care criteria and extracted data using a piloted extraction form. We synthesised our results using harvest plots to summarise whether the weight of the evidence suggested benefits, disadvantages, or null effects; patterns by study quality; and evidence gaps. This study is registered with PROSPERO, CRD42020176705.

We screened 23 902 unique records and identified 34 eligible studies with quantitative data on the outcomes of housing interventions among women experiencing IPV. Most studies evaluated the outcomes of either shelter interventions (18 studies [53%]) or shelter plus some other programming (eight [24%]). The remaining eight studies evaluated longer-term housing solutions, including supportive housing (five studies [15%]), critical time interventions (one [3%]), transitional housing (one [3%]), and stay-at-home models (one [3%]). There was no cumulative evidence of disadvantages following any IPV-housing intervention. Evidence of benefits was strongest for mental health outcomes, intent to leave partner, perceived safety, and housing and partner-related stress. Included studies were at high risk of bias across most domains (eg, confounding).

There is promising evidence on the continuum of IPV-housing services for women, especially in terms of proximal outcomes, such as mental health, intent to leave partner, safety, and housing stress. However, more research of higher quality is needed, particularly on long-term housing solutions and from outside of the USA.

This review systematically identified promising evidence on the IPV-housing service continuum for women. Across shelter and long-term supportive housing models, we observed cumulative evidence of benefits among women who have experienced IPV, particularly in terms of mental health outcomes, intent or decision to leave partner, safety, and housing stress. However, the scope of the problem of IPV and homelessness among women clearly exceeds the available evaluative evidence. More research of higher quality is needed that considers what works best and for whom, especially on long-term housing solutions outside of the USA. Given high need and initial positive evidence, policy makers and practitioners should continue to invest in and innovate across the IPV-housing continuum, including shelters with robust social support and psychotherapy interventions, permanent supportive housing with trauma-informed care, stay-at-home models, and flexible and housing-specific funding and advocacy. These efforts should be coupled with rigorous and dynamic monitoring and evaluation systems to meaningfully advance the evidence base and, ultimately, maximise the likelihood of positive outcomes for women experiencing IPV.

Afsluitend

Opvanghuizen voor huiselijk geweld zijn historisch gezien vooral opgezet voor het bieden van tijdelijke huisvesting voor slachtoffers van huiselijk geweld door te helpen bij het verkrijgen van toekomstige huisvesting, werkgelegenheid, gezondheidszorg, kinderopvang of juridische diensten. Van opvangcentra voor huiselijk geweld werd en wordt vooral verwacht dat ze opereren binnen een zogenaamde empowermentfilosofie, met dien verstande dat slachtoffers zelf weer controle krijgen over hun leven en hun behoeften kunnen identificeren en weten wat er nodig is om aan die behoeften te voldoen. Soms lukt dat blijkt uit bijgesloten ´kennisparel´. Maar zoals eerder opgemerkt is het bewijs van de effectiviteit van huisvestingsinterventies voor mishandelde vrouwen gebaseerd op slechts een beperkt aantal kwalitatief goede studies. Dat lijkt vreemd gezien de wereldwijde toepassing van deze interventie. Ook hier is nog duidelijk werk aan de winkel om meer inzicht te verkrijgen in de effectiviteit van deze veelvuldig toegepast interventie.