Inleiding en context

Beste ´kennisparelontvangers´ ik hoop dat jullie een fijne Sinterklaas hebben gehad. Vandaag weer terug naar de realiteit op deze maandag 6 december 2021. Vandaag hen ik twee ´Kennisparels´ bijgesloten over het zogenaamde proces waarbij criminaliteit of het individuele risico op antisociaal gedrag afneemt gedurende de levensloop, meestal na de adolescentie (desistance). Oftewel het beëindigen van een criminele carrière. De startleeftijd van die carrière ligt zo rond het twaalfde jaar en de piek rond 16/17 jaar, daarna topt het delictspatroon af. De meeste daders stoppen dus met criminaliteit, slechts een klein gedeelte vertoont een hardnekkig doorgaan met het plegen van delicten, ook in Nederland

Grofweg tekent zich voor wat de ontwikkelingspaden naar delinquentie het volgende patroon af. Zo’n 70% van de jongeren vertoont geen, nauwelijks of hoogst incidenteel delinquent gedrag. Ongeveer 15% van de jongeren ontwikkelt dat duidelijk wel, doorgaans rond 14-16 jaar, maar de piek daarin wordt gevolgd door een scherpe daling: er is dus sprake van tijdelijke delinquentie. Bij 5-10% is sprake van een later in de adolescentie of (jonge) volwassenheid opkomen van delinquent gedrag dat pas later aan een daling toe is. En er blijft dan een groep van zo’n 5% ‘persistente delinquenten’ over die al snel veel delinquentie laat zien en daar mee blijft doorgaan – pas in de onvolwassenheid treedt zich pas langzaam een dalende trend af. Hiermee wordt helder, dat de groep jongeren die zich nadrukkelijk crimineel manifesteert (30% van alle jongeren) in meerderheid bestaat uit jongeren bij wie de delinquentie van vooral voorbijgaande aard is. Maar één op de 6 van hen behoort tot de groep ‘persistenten’. Daarbij zijn de instapdelicten van deze groep voor wat betreft de ernst van het lichte kaliber (winkeldiefstal, fietsdiefstal, insluiping). Later volgt het pad naar de meer ernstige delicten. Het vergt nogal ervaring, lef en expertise om als eerste delict bijvoorbeeld ernstige geweldscriminaliteit te plegen

Waarom stoppen mensen met hun betrokkenheid bij criminaliteit? Welke factoren helpen dit proces vorm te geven? Hoe kunnen beleid en praktijk de kansen van individuen om hun crimineel gedrag (vvortijdig) te beëindigen vergroten? In bijgesloten ´kennisparels´ wordt een beschrijving gegeven hoe desistance kan worden geconceptualiseerd en biedt een overzicht van innovatieve manieren om op desistance gerichte benaderingen te implementeren in de praktijk. Voor de echte liefhebbers verwijs ik ook naar het bijgesloten boek waar de meest recente inzichten over het beëindigen van een criminele carrière wordt beschreven. Een ´dubbele kennisparel´ dus. Om van te leren ook bij de aanpak in Nederland om bijvoorbeeld jongeren uit het criminele milieu te halen. 

Bron

Farrall, Stephen (November 2021). International Perspectives and Lessons Learned on Desistance. Washington, DC: U.S. Department of Justice, National Institute of Justice, 25 pp. https://www.ojp.gov/library/publications/international-perspectives-and-lessons-learned-desistance

National Institute of Justice (November 2021). Desistance From Crime: Implications for Research, Policy, and Practice. Washington, DC: U.S. Department of Justice, National Institute of Justice, 234 pp. https://www.ojp.gov/library/publications/desistance-crime-implications-research-policy-and-practice

Summary

Since the mid-1990s, there has been a sustained research effort in many countries to further knowledge about why people stop offending. This white paper focuses on international interventions that have been initiated to foster desistance. It first discusses how desistance has been defined and operationalized, and reviews the main associates and correlates of desistance. The paper then critiques many criminal justice systems’ desistance-promoting elements and presents the lessons learned from various countries that have pursued such policies. Finally, it notes some of the interventions that appear likely to support and promote desistance. It also provides suggestions for how colleagues working in the United States might develop these ideals into workable policies and practices.

This white paper explores how insights from desistance research have been used in the United Kingdom and, to a lesser extent, further afield. Te paper begins with a discussion of how desistance is defined and operationalized, followed by a review of the main associates and correlates of desistance. Te paper then critiques many criminal justice systems’ desistance-promoting elements, drawing on insights from England and Wales, Scotland, France, and Israel, as well as some experiences in North America. It finds that much of what criminal justice systems “do” is not conducive to supporting desistance. Te final section — the main focus of the paper — discusses ideas for activities and procedures that are more likely to support and promote desistance. These ideas are drawn both from empirical studies and from the “philosophy” of many criminal justice systems and the ways in which it shapes desistance­ related work.

The paper first discusses how desistance has been defined and operationalized, and reviews the main associates and correlates of desistance. It then critiques many criminal justice systems’ desistance-promoting elements and presents the lessons learned from various countries that have pursued such policies. Finally, it discusses some of the interventions that appear likely to support and promote desistance.

Te key processes associated with desistance appear to be related to:

Tis volume takes important steps in describing how a desistance framework can move the field forward across key decision points in the criminal justice system (e.g., at time of arrest, charging, pretrial release, case processing, disposition and sentencing, and reentry). Although research has focused on desistance for some time, the term and its accompanying knowledge base are far less known than recidivism. Recidivism is a discrete measure — that is, yes or no — and has a limit to the amount of information it can provide. Capturing where an individual is in the desistance process provides more nuanced information, better supports assessment of individual progress toward less criminal behavior, and facilitates a strengths-based perspective focused on building on individual assets to promote positive change. Incorporating desistance principles into the criminal justice field has great potential to improve outcomes, elevate practices, better support those with system involvement, and more effectively use resources to provide safety to the community.

Afsluitend

Bijgesloten overzichtsartikel en boek bieden een prima systematische beschrijving wat de huidige inzichten uit de wetenschap ons vertellen over de mechanismen die ten grondslag liggen aan het beëindigen van een levensstijl waar criminaliteit een belangrijk onderdeel van vormt. Jong volwassenen die zich in deze fase van beëindiging bevinden laten een stabiele of versterkende impuls van controle of zelfbeheersing zien. Dit in tegenstelling tot de populatie jongeren die antisociaal gedrag blijven vertonen. Verbeteringen van de impulscontrole hangen samen met ´de rijping´ van het ‘cognitieve zelfcontrole systeem’. Simpel uitgedrukt: men telt eerst tot tien voordat met overgaat tot het plegen van (impulsief) geweld of criminaliteit. Hierbij speelt ook de neurofysiologische ontwikkeling een belangrijke rol.

Zelfcontrole wordt in het algemeen positief geassocieerd met pro-sociaal gedrag, terwijl impulsiviteit duidt op het handelen zonder rustig overdenken: de tijdhorizon is beperkt en er wordt vaak direct en daarom vaak onbedacht gereageerd. Er is sprake van een drang tot directe behoeftebevrediging. Het psychosociaal volwassen worden wordt als belangrijke factor in ‘desistance’ benadrukt. Het proces van desistance wordt gezien als het verminderen van de waarschijnlijkheid van recidiveren in omvang en ernst. Uiteindelijk stoppen de meeste daders met het plegen van criminaliteit. Op zich positief nieuws. Uiteindelijk komt het dus met de meeste mensen die delicten plegen wel goed. In Nederland daalt de criminaliteit al meer dan vijftien jaar. Het gaat goed met de jeugdcriminaliteit. Het aantal verdachten is in een periode van tien jaar met ruim de helft afgenomen.

Uiteindelijk houden ze er uiteindelijk bijna allemaal mee op. Een kleine groep van ´persistenten´ doet dit echter niet. Dat blijft voor de hulpverlening / reclassering / openbaar ministerie een vaak hardnekkige groep waar slechts met grote inspanning succes kan worden behaald. Dat siert uiteraard de mensen die zich daar dagelijks mee bezig houden, want het is nooit te laat om een criminele carrière om te buigen.