Inleiding en context

Het is vandaag woensdag 15 december 2021. Ik stap zo in de trein richting Vlissingen voor een werkbezoek aan het zogenaamde Strategisch Kennis Centrum Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit (SKC). Ik werk trouwens nauw samen met het SKC om, hoe kan het ook anders, het kennisniveau rond georganiseerde misdaad de komende jaren op een hoger niveau te tillen. Het gaat dan niet alleen om nieuw onderzoek maar zeer zeker ook om de bestaande kennis op een betere manier te gebruiken in praktijk en beleid. Het SKC zit trouwens aan het Bellamypark in Vlissingen, en toen moest ik gelijk aan deze klassieker denken: https://www.youtube.com/watch?v=Bioah3q7JOk

Over bestaande kennis gesproken, vandaag als ´kennisparel´ een studie uit Australië over criminele carrières binnen de georganiseerde misdaad. En met die criminele carrières is wat bijzonders aan de hand. Mijn collega Marlou Tibbe heeft recent bijgesloten korte samenvattende notitie over criminele carrières binnen de georganiseerde misdaad gemaakt. Deze is vervaardigd aan de hand van enkele hoogwaardige wetenschappelijke artikelen. Het doel van die notitie is beleidsmakers op het terrein van georganiseerde misdaad te informeren over enkele zaken die van belang zijn bij de criminele carrières op dit gebied. En wat valt dan op? In Nederland en internationaal is vastgesteld dat daders die zich met georganiseerde misdaad bezig houden veelal pas op latere leeftijd beginnen. Dit zijn de zogenaamde ´late starters´.

In het beleid op het terrein van georganiseerde misdaad of ondermijning wordt in Nederland maar ook daarbuiten veel aandacht besteed aan de rol van jongeren. De tendens is (of lijkt te zijn) dat deze focus op jongeren steeds meer wordt versterkt. We willen jongeren weerbaar maken en voorkomen dat zij toetreden tot of afglijden naar de georganiseerde criminaliteit. Dit zijn natuurlijk erg mooie ambities, maar pakken we hierdoor wel het ‘echte’ probleem aan? Uit wetenschappelijke literatuur blijkt namelijk dat jongeren vrijwel afwezig zijn in de georganiseerde criminaliteit. De mensen die delicten plegen die wij onder ‘georganiseerde misdaad’ of ‘ondermijning’ scharen, zijn vaak (een stuk) ouder. Natuurlijk mag de aanpak van jongeren in het beleid niet ontbreken, maar we moeten niet vergeten dat de grote meerderheid van de daders van georganiseerde misdaad niet behoort tot de categorie ‘jongeren’, maar eerder ´oudere jongeren´ Bijgesloten notitie beschrijft hoe criminele carrières van georganiseerde misdadigers over het algemeen verlopen en geeft een toelichting hoe het komt dat jongeren amper betrokken zijn bij georganiseerde criminaliteit.

Maar nu naar de bijgesloten Australische studie waar veel overeenkomsten zijn voor wat betreft de uitkomsten de beschreven studies die voor de bijgesloten korte notitie zijn gebruikt. De vraag die dan gesteld kan worden is of de (primaire) focus op jongeren bij de aanpak van georganiseerde misdaad / ondermijning wel terecht is gezien de wetenschappelijke kennis over criminele carrières in de georganiseerde misdaad?

Bron

Morgan, Anthony & Jason Payne (September 2021). Organised crime and criminal careers: Findings from an Australian sample. Canberra: Australian Institute of Criminology, 20 pp. https://www.aic.gov.au/sites/default/files/2021-09/ti637_organised_crime_and_criminal_careers.pdf

Summary

A growing number of international studies have shown members of organised crime groups have different criminal career trajectories to volume crime offenders. This study analysed the recorded criminal histories of a sample of 3,007 individuals affiliated with known organised crime groups. Trajectory analysis revealed four distinct offending trajectories, differentiated by their onset, peak and frequency of offending. Consistent with overseas studies, there was a large group of late-onset offenders. Groups also differed in offending versatility, seriousness and escalation. Further analysis, including of offence types, revealed that individuals varied in their criminal careers prior to their involvement in organised crime offending, indicative of the different recruitment pathways that exist.

This paper is an important first step towards building a better understanding of the different pathways into Australian organised crime. The majority of offenders in the sample were adult-onset offenders and the vast majority were male. Trajectory analysis revealed four distinct groups of offenders, differentiated by their age of onset and frequency of offending. There was a small group of chronic offenders who started offending in their late teens and were responsible for a large number of recorded offences. There were two groups of moderate offenders—early peaking offenders who showed some evidence of declining offending in their mid-20s, and a smaller group of later onset, more frequent offenders who showed some signs of escalating offending in their late 30s. Both moderate offending groups showed signs of escalating offence severity over their offending career. The rest of the cohort—almost half—comprised later onset, low-frequency offenders who committed the most serious offences and who were much more likely to be specialist offenders. There are clear similarities between these findings and those of earlier research carried out in the Netherlands and more recent replications with UK and Italian organised crime groups.

Afsluitend

Het is toch mooi dat de uitkomsten van verschillende onderzoeken in verschillende landen tot praktisch dezelfde uitkomsten komen. Deze resultaten illustreren het belang van zowel de focus als de timing van interventies om te rekrutering te voorkomen voor de georganiseerde misdaad en het verstoren van de georganiseerde criminele activiteiten. Wel is duidelijk dat voor sommige daders het voorkomen van hun betrokkenheid bij strafbare feiten vroeg in het leven hen kan helpen weg te blijven van een carrière in de georganiseerde misdaad. Maar voor een groot deel van de daders is er zeer weinig betrokkenheid bij criminaliteit op jonge leeftijd en dat betekent dat preventie activiteiten waarschijnlijk weinig effect hebben op hun gedrag. In plaats daarvan zal hun betrokkenheid worden beïnvloed door sociale of professionele netwerken die veel later in het leven tot stand zijn gekomen inclusief belangrijke levensgebeurtenissen, persoonlijke omstandigheden en anderszins toevallige wendingen in de levensloop. Dat zoveel leden van Australische georganiseerde misdaadgroepen weinig contact hebben gehad met het strafrechtsysteem voorafgaand aan hun eerste misdrijf van het type georganiseerde misdaad bevestigt opnieuw het belang van alternatieve informatiebronnen bij het opsporen van personen die zijn gerekruteerd in georganiseerde criminele activiteiten.

Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees vooral aardig voor elkaar. Alleen zo gaan we echt solidair met elkaar om. Tot de volgende ´kennisparel´ die over een paar dagen in jullie mailbox valt.