Inleiding en context
Goede morgen allemaal, het is vandaag 16 februari 2022. Ik heb deze ´kennisparel´ al gisteravond verzonden omdat ik vanochtend om 06:45 in de trein zit richting Vlissingen. Ik ben daar om afspraken te maken over een op te zetten ´wetenschappelijke kennisbank´ met het daar gevestigde Strategisch Kenniscentrum voor Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit. Ook een manier om kennis met elkaar te delen. Maar nu naar de ´kennisparel´ van vandaag. Het betreft een kritische beschouwing op de zogenaamde ´what works´ benadering binnen het jeugdrecht en meer specifiek over op basis van evidentie gebaseerde justitiële behandelprogramma´s voor jeugdigen. Welke preventieprogramma´s werken? Onder welke condities? Welke generieke factoren beloven werkzaamheid? Welke problemen met implementatie doen zich voor? Hoe kun je werkzame interventie grootschalig uitvoeren? Kortom, een fors aantal vragen die ook binnen de Nederlandse aanpak van jeugdcriminaliteit relevant zijn.
De auteurs van deze ´kennisparel´ pleiten voor een meer realistische en contextgevoelige benadering van interventie-evaluaties binnen het jeugdrecht. Ze onderbouwen hun betoog door kritisch te kijken naar de opkomst en aanhoudende invloed van op risico gebaseerde interventies en het evaluatiekader voor interventies in het jeugdrecht. Kortom, het gebruik van meer realistische benaderingen zou meer gedetailleerde beoordelingen opleveren van de ‘effectiviteit’ van preventieve interventies in het jeugdrecht die rekening houden met de complexiteit van de verschillende ervaringen, levensloop en lokale omstandigheden van kinderen. Ze zijn van mening dat dit een platform biedt voor het synthetiseren van de contextuele elementen van interventieprogramma’s voor jeugdcriminaliteit en jeugdrecht die vaak worden verwaarloosd in de hedendaagse op evidentie gebaseerde praktijk.
Bron
Sutton, Charlie E., Mark Monaghan, Stephen Case, Joanne Greenhalgh & Judy Wright (January 2022). Contextualising Youth Justice Interventions: Making the Case for Realist Synthesis. Sustainability, vol. 14, no. 2, January, pp. 1-17. https://www.mdpi.com/2071-1050/14/2/854
Summary
This article examines the problematic reductionism and decontextualising nature of hegemonic youth justice intervention evaluation and offers a way ahead for a realistic, context-sensitive approach to intervention evaluation in the youth justice field. It opens by considering how the development of risk-based youth justice interventions in England and Wales flowed from and fed into the modernisation and resultant partiality of the ‘evidence-base’, which shaped youth justice practice. It then moves to a critical review of the emergence and continued influence of risk-based interventions and the ‘What Works’ intervention evaluation framework in youth justice. In the closing discussion, this article envisages the potential of taking a realist approach to the evaluation of youth justice interventions to mitigate the limitations of current approaches to intervention selection and the evaluation of their ‘effectiveness’.
The ‘What Works’ framework for evaluating intervention ‘effectiveness’ has dominated youth justice prevention practice in both the US and UK since the 1990s. It is a framework synergistic with the evidence-based ‘Risk Factor Prevention Paradigm’, which prioritises interventions targeting criminogenic ‘risk factors’ through experimental methods. However, the risk-led, preventative interventions prioritised by the ‘WhatWorks’ evaluation framework are increasingly the subject of critique on the grounds that they privilege a narrow range of ‘evidence’ generated through rigid, experimental measures of ‘quality’, often based on explicit randomisation into control and treatment groups. We explore these ideas in this paper, starting from the premise that such approaches fail to appreciate how context influences the way interventions operate and are, therefore, premised on a limited understanding of causality. These critiques have been particularly vociferous from those advocating realist approaches to analysis and evaluation. Furthermore, whilst the realist approach to evaluation has gained traction in other fields such as crime reduction and healthcare, realist approaches have had limited impact on understanding the evidence base for preventative interventions in youth justice.
Afsluitend
Ondanks de geuite kritiek van de auteurs van bijgesloten ´kennisparel´ is er goed nieuws te melden van het ‘’wat werkt front’’ op het terrein van de preventie en recidivereductie van jeugdcriminaliteit. Er is de afgelopen decennia daadwerkelijk sprake van een accumulatie van kennis op dit terrein. Het kennisdomein van werkzame interventies en maatregelen gericht op recidivepreventie is de laatste jaren flink toegenomen. Er is sprake van een container aan verschillende interventies: van sociale vaardigheidstraining tot disciplineringkampen tot groep coaching tot gevoelsbeheersing.
Bij het doornemen van alle beschikbare meta-evaluaties komt het volgende beeld naar voren. Er bestaan strafrechtelijke interventies die negatieve effecten sorteren. Er is dus sprake van meer recidive. Dat blijkt zich voor te doen bij zogenaamde bajesbang projecten en boot camps / disciplineringkampementen. Er zijn ook interventies die het bovengemiddeld goed doen en waarbij soms sprake is van 60% verbetering in recidive. Effectieve interventies zijn o.a. opvoedingsondersteuning, cognitieve gedragstherapie, arbeidstoeleiding en mentorprogramma’s. Wanneer je alles op een rijtje zet dan blijkt dat er gemiddeld genomen sprake is van een 12% verbetering bij de behandelde groep versus de niet behandelde groep. Dus gemiddeld genomen wordt via strafrechtelijke interventies één op de acht recidives voorkómen. Dat is een klein, maar zeker niet verwaarloosbaar effect. De grote vraag is waarom er zoveel variatie is in recidive tussen alle verschillende interventies (van 40% verslechtering tot 60% verbetering).
Uit de beschikbare kennis blijkt dat er een aantal kenmerken is aan te wijzen dat bepalend is voor de mate van effectiviteit (lees: recidivereductie) van interventies. Naarmate de interventie zich verder verwijderd van het concrete gedrag en de condities waaronder dat gedrag optreedt, neemt het effect af. Uiteraard is delinquent gedrag persoonsgebonden. Maar het gedrag wordt vaak versterkt door de sociale context, die vaak criminogeen van aard is. Wanneer die sociale context geen aandacht krijgt treedt er een verarming op van de te bereiken effecten. De werkzaamheid van interventies wordt voor een fors deel bepaald door de wijze waarop deze in de (grillige) praktijk vorm krijgt. Het gaat dan om de duur van de interventie, de kwaliteit en gedrevenheid van de behandelaar en de effectieve implementatie. Ten slotte, effectieve strafrechtelijke interventies kosten geld. Alleen kwalitatieve en intensieve benaderingen brengen wat op. Daarbij moet ook sprake zijn van een grote persoonlijke inzet bij de uitvoering van de interventie.
Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees vooral aardig voor elkaar. Alleen zo gaan we echt solidair met elkaar om. Tot de volgende ´kennisparel´ die over een paar dagen in jullie mailbox valt.