Inleiding en context

Het is vandaag dinsdag 22 februari 2022, een dag bestaande uit maar liefst 6 tweeën en over 200 jaar zelfs met zeven. Afijn, getallen blijven iets magisch hebben. Maar nu naar de ´kennisparel´ van vandaag. Het betreft de schriftelijke weergave van de toespraak tijdens de zogenaamde Vollmer Award uitreiking aan en van de meest bekende politiewetenschapper op dit moment: Lawrence W. Sherman: https://en.wikipedia.org/wiki/Lawrence_W._Sherman De prijs is een initiatief van The American Society of Criminology. Deze prijs is vernoemd naar de Amerikaanse politiechef en professor August Vollmer (1876-1955), de grondlegger van het op evidentie gebaseerde werken / optreden door de politie (“the father of modern policing”).

In bijgesloten ´kennisparel´ gaat Sherman in op het ontstaan en huidige toepassing van de op evidentie gebaseerde werkwijze van de politie. Die politie wordt vaak bekritiseerd omdat ze in verschillende situaties “te veel” of “te weinig” politiewerk doet. Deze kritiek komt neer op toetsbare hypothesen over de vraag of “minder” geweld, of intensiteit, of handhaving voldoende zou zijn geweest, of dat “meer” nodig was. De opkomst van het op evidentie gebaseerde politiewerk biedt een startpunt voor discussie over die hypothesen en op de wijzen die kunnen helpen om de politielegitimiteit vorm te geven. Dergelijke discussies kunnen worden toegespitst op de vragen die worden gesteld door de drie “T’s”: (1) Is het politieoptreden gericht op een manier die in verhouding staat tot de schade die het kan voorkomen (targeted)? (2) Is de actie getest en effectief bevonden met de soorten doelen en de mate van schade waar deze wordt gebruikt (tested)? (3) Wordt het optreden van de politie gevolgd om ervoor te zorgen dat het wordt geleverd op de manier die is getest en in overeenstemming met de relevante wettelijke vereisten (tracked)? Een prima bijdrage die ook binnen het hedendaagse politiebestel in Nederland relevant is.

Bron

Sherman, Lawrence W. (February 2022). Goldilocks and the three “Ts”: Targeting, testing, and tracking for “just right” democratic policing. Criminology & Public Policy, vol. 21, February, pp. 175-196. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1111/1745-9133.12578

Summary

Police are often criticized for doing “too much” or “too little” policing in various situations. These criticisms amount to testable hypotheses about whether “less” force, or intensity, or enforcement would have been enough, or whether “more” was needed. The rise of evidence-based policing provides a starting point for public dialogues about those hypotheses, in ways that could help to build police legitimacy. Such dialogues can be focused on the questions posed by the three “Ts”: (1) Is police action targeted in a way that is proportionate to the harm that it can prevent? (2) Has the action been tested and found effective with the kinds of targets, and their levels of harm, where it is being used? (3) Is police action tracked to ensure it is delivered in the way that has been tested, and in compliance with relevant legal requirements? In this lecture, I frame the issue as follows: Can more widespread use of better research evidence on targeting, testing, and tracking police actions, shared more clearly among the public and police, help reduce the wide range of oscillation between over-policing and under-policing?

The use of these questions in public dialogue would be especially relevant to the three biggest threats to police legitimacy in the aftermath of George Floyd’s murder: (A) police killing people, (B) police stopping people, and (C) police under-patrolling high-crime hot spots (while over-patrolling low-crime areas). One result of applying the three-Ts questions to these threats, for example, could be the end of the vast overuse of stop and search in low-violence areas. At the same time, this approach could also lead to reductions in homicide by increasing stops in highest violence hot spots. Such changes could demonstrate how the “Goldilocks principle” for the three Ts could get policing closer to “just right” for each place and person being policed.

Afsluitend

Hoeveel politiewerk is te veel, te weinig of “precies goed” in een democratisch bestel? Hoe kunnen we het weten en meten? Hoe kunnen we systemen voor vroegtijdige anticipatie en preventie ontwerpen voor veranderingen in de antwoorden op deze vragen – niet alleen voor hele naties of steden, maar voor buurten en lokale gemeenschappen? Het politieoptreden moet zowel effectief en eerlijk /acceptabel zijn om het (gewelds)monopolie te verdienen. De legitimiteit van de politie in de ogen van de bevolking vereist dat ze het publiek moeten kunnen beschermen op een acceptabele manier. Cruciaal is dat het gebruik van geweld door de politie niet alleen moet worden gezien als ‘effectief toelaatbaar’, maar ook niet ‘overdreven ontoelaatbaar’.

Democratisch bestuur en een onpartijdige rechtsstaat vereisen dat de staat een monopolie behoudt op het legitieme gebruik van geweld. Het in stand houden van dat monopolie is de primaire taak van de politieorganisatie. Die legitimiteit van dat monopolie moet elke dag worden verdiend – niet alleen door actie, maar ook door dialoog over dat politieoptreden. Volgende Sherman moet die dialoog gevoed worden door op evidentie gebaseerd politieoptreden. Hopelijk draagt bijgesloten ´kennisparel´ daartoe bij. Op de onderste foto uit 1932 geeft August Vollmer les aan een politieklasje. En ´brother Malcolm X´ doet ook zijn zegje ergens in de jaren ´60 van de vorige eeuw. Leren van het verleden geeft verklaringen over en daarmee het beter begrijpen van de situatie in het heden. Dat helpt om het collectieve geheugen, bijvoorbeeld binnen het ministerie waar ik werk, op een beter niveau te krijgen.

Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees vooral aardig voor elkaar. Alleen zo gaan we echt solidair met elkaar om. Tot de volgende ´kennisparel´ die over een paar dagen in jullie mailbox valt.