Inleiding en context
Ik wens jullie allemaal een fijne werkdag toe op deze donderdag 17 maart 2022. Het is vandaag precies twee jaar geleden, 17 maart 2020, dat ik ´officieel´ met het versturen van de ´kennisparels´ op het terrein van criminaliteit en rechtshandhaving ben gestart. En het toeval wil dat de bijgevoegde ´kennisparel´ van vandaag de 365eis. De cirkel is rond zeggen ze dan. Maar ik ga gewoon verder zolang de parelvoorraad strekt. De 365e ´kennisparel´ van vandaag betreft een systematisch overzicht van gezinsgerichte, schoolgerichte, vriendenkring- en gemeenschapsgerichte, traumagerichte, cognitief-gedragsmatige en multisysteeminterventies om jeugdcriminaliteit te voorkomen. De auteurs pleiten vooral voor ontwikkelingsgerichte interventies die nauwkeurig gericht zijn op de werkingsmechanismen van de interventies. Van belang hierbij is het feit dat crimineel gedrag van jeugdigen van persoon tot persoon sterk verschilt en sterk wordt beïnvloed door een breed scala aan context gerelateerde factoren (woonbuurt, scholen, opvoeders, vriendenkring, etc.). Interventies moeten daar in het bijzonder rekening mee houden.
‘’Nothing Works’’ schreef Robert Martinson in 1974 in een klassieke bijdrage aan Public Interest: https://nationalaffairs.com/storage/app/uploads/public/58e/1a4/ba7/58e1a4ba7354b822028275.pdf Daarmee bedoelde hij dat niets werkt bij recidivepreventie. Deze sombere conclusie bepaalde vervolgens jaren lang het strafrechtelijke interventiebeleid. De afgelopen 30 jaar is echter weer sprake van een herleving van de rehabilitatiegedachte. Het kennisdomein van werkzame interventies en maatregelen gericht op recidivepreventie is de laatste jaren flink toegenomen. Er is sprake van een container aan verschillende interventies: van sociale vaardigheidstraining tot disciplineringkampen tot groep coaching tot gevoelsbeheersing.
Bij het doornemen van alle beschikbare meta-evaluaties komt het volgende beeld naar voren. Er bestaan strafrechtelijke interventies die negatieve effecten sorteren. Er is dus sprake van meer recidive. Dat blijkt zich voor te doen bij zogenaamde bajesbangprojecten en boot camps / disciplineringkampementen. Er zijn ook interventies die het bovengemiddeld goed doen en waarbij soms sprake is van 60% verbetering in recidive. Effectieve interventies zijn o.a. opvoedingsondersteuning, cognitieve gedragstherapie, arbeidstoeleiding en mentorprogramma’s. Wanneer je alles op een rijtje zet dan blijkt dat er gemiddeld genomen sprake is van een 12% verbetering bij de behandelde groep versus de niet behandelde groep. Dus gemiddeld genomen wordt via strafrechtelijke interventies één op de acht recidives voorkómen. Dat is een klein, maar zeker niet verwaarloosbaar effect. Wat zijn de resultaten uit bijgesloten ´kennisparel´ van vandaag?
Bron
Baskin-Sommers, Arielle, Shou-An Chang, Suzanne Estrada, & Lena Chan (January 2022). Toward Targeted Interventions: Examining the Science Behind Interventions for Youth Who Offend. Annual Review of Criminology, vol. 5, pp. 345-369.
Summary
Youthful offending is a complex behavior that develops from an interaction between social experiences and individual differences in thinking patterns and emotional reactions favoring antisociality. The combination of factors associated with offending varies across individuals and influences the ways in which youth perceive, interpret, and respond to a wide range of experiences. Programs must consider the specific environmental (e.g., community), institutional (e.g., schools, parents, peers), and individual factors impacting youth as essential targets for intervention. We synthesize research on family-focused, school-focused, peer- and community-focused, trauma-focused, cognitive-behavioral, and multisystem interventions in terms of their targets and note variability in their effectiveness. Furthermore, we highlight the continued need for developmentally appropriate interventions that accurately target the mechanisms of action, do no harm, are delivered with fidelity, and encourage active engagement by both interveners and youth.
Afsluitend
Jeugdcriminaliteit wordt beïnvloed door een combinatie van exogene en endogene factoren. Daarover is uitgebreide empirie beschikbaar die suggereert dat deze factoren belangrijk zijn bij de ontwikkeling en implementatie van interventies om die criminaliteit om te buigen. Hoewel er verschillende effectieve programma’s bestaan komen niet alle jongeren met die programma´s in aanraking. Het blijkt vaak dat jongeren pas in een te laat stadium dergelijke effectieve interventies worden aangeboden. Dan is het kalf eigenlijk al verdronken. Maar de realiteit is ook dat zelfs wanneer effectieve interventies op een betrouwbare manier worden geselecteerd en toegepast er altijd een groep over blijft die minder responsief blijkt of helemaal niet reageert. Bijvoorbeeld jongeren met een gedragsstoornis en die empathische gebreken vertonen of simpelweg niet bezitten. Dus hoewel er voor veel jongeren effectieve interventies voorhanden zijn geldt dat niet voor alle jongeren, vooral niet voor jongeren met de hoogste risiconiveaus of die al ver gevorderd zijn in hun criminele carrière: de harde kern.
Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees vooral aardig voor elkaar. Alleen zo gaan we echt solidair met elkaar om. Tot de volgende ´kennisparel´ die over een paar dagen in jullie mailbox valt.