Inleiding en context
Goede morgen allemaal op deze mooie dinsdag 17 mei 2022. Ik zou zeggen, allemaal een fijne dag toegewenst: https://www.youtube.com/watch?v=v-eqqIzwRw4 En ook vandaag weer een ´kennisparel´ in jullie mailbox. Het betreft een mooie studie uit Italië waarin de criminele carrières en de mate van medeplegen in de georganiseerde misdaad worden beschreven. Eén van de meest gedocumenteerde bevindingen over delinquent gedrag is dat veel misdrijven worden gepleegd in het gezelschap van anderen. Omvangschattingen zijn echter sterk afhankelijk van de gebruikte gegevensbron, van registratiestrategieën en van wettelijke definities van “medeplegen” en van de analyse-eenheid (delinquenten, delicten, delict participaties). Recent onderzoek naar mededelinquentie heeft zich de laatste jaren geconcentreerd op de rol ervan binnen de criminele carrière. Uit de literatuur blijkt steeds dat medeplegen vaker voorkomt onder jonge, onervaren delinquenten en sterk verschilt per type delict.
Daders die actief zijn in de georganiseerde misdaad kunnen worden beschouwd als een serieus ernstige categorie van daders omdat ze een langere, productievere en serieuzere criminele loopbaan hebben in vergelijking met de ‘gemiddelde’ dader. Ze hebben echter ook een inherente neiging om samen te werken bij ernstige delicten, wat hen onderscheidt van delinquenten die in eerder onderzoek naar mededelinquenten werden onderzocht. Hoewel medeplegen kan worden beschouwd als een bepalend kenmerk van hun criminele loopbaan houdt het geen rekening met alle misdaden die ze begaan. Het bestuderen van de variatie met leeftijd, criminele ervaring en soort misdaad is een eerste stap om de rol van criminele samenwerking in het vormgeven aan het voortbestaan van hun criminele carrière te bepalen. Voor het preventieve en repressieve dadergerichte beleid is dat een belangrijk gegeven om gericht te interveniëren in een dergelijke carrière. Ook in Nederland is het van belang om bij die dadergerichte aanpak de achtergrondkenmerken van die daders goed in kaart te brengen.
Bron
Meneghini, Cecilia & Francesco Calderoni (April 2022). Co-offending and Criminal Careers in Organized Crime. Journal of Developmental and Life-Course Criminology, 28 April, pp. 1-28. https://link.springer.com/article/10.1007/s40865-022-00202-1
Summary
The growing research on co-offending over the life course is based on relatively small, general offending samples, followed for a short period, and from a limited set of countries. This study expands current knowledge by examining the relation of co-offending with age, criminal experience, crime type, and crime seriousness in a large sample of Italian serious organized crime offenders with criminal careers spanning between age 14 and late adulthood. The sample includes 160,262 offenses by 10,530 Italian mafia offenders. After preliminary descriptive statistics, random-effects logistic regressions estimate how age, criminal experience, crime type, and seriousness are independently related to the co-offending probability. Co-offending decreases only moderately with both the age and criminal experience of organized crime offenders, while more prolific offenders exhibit a stable co-offending prevalence as their experience increases. Co-offending varies significantly by crime type, and it is more frequent for more serious offenses. In line with previous research, co-offending has a relevant functional component even for organized crime offenders: results suggest it is instrumental to perpetrating specific offense types and more serious offenses. However, results also show that specific social and criminal contexts promote co-offending among older and more experienced offenders.
In line with our first hypothesis, co-offending decreases with the age of organized crime offenders when the other crime and individual characteristics are accounted for. However, the decrease is remarkably smaller compared to results from general offending samples. Our study shows that, for Italian organized crime offenders, co-offending is a common behavior that characterizes a major part of their criminal careers. The modest decrease of co-offending with age, and its increasing trend in the first part of the criminal career, contrast with previous findings derived from other types of offending samples. We argue that certain social and criminal contexts encourage involvement in serious offending as well as a prolonged propensity to cooperate in crime. At the same time, our analysis highlights that co-offending has a strong functional component even among organized crime offenders, as the probability to co-offend depends on the type of committed crime and it is higher for more serious offenses.
Afsluitend
De resultaten van dit onderzoek hebben belangrijke implicaties voor zowel onderzoek als beleid. Bijgesloten ´kennisparel´ biedt nieuwe inzichten in medeplegen gedurende de levensloop van een specifieke categorie daders binnen de georganiseerde misdaad dat suggereert dat de dynamiek van criminele samenwerking varieert en afhankelijk is van de sociale en criminele context van de dader. Hoewel dit een verwachte conclusie is, onderstreept dit het belang voor ontwikkelings- en levenslooponderzoek van criminele carrières. Wat het beleid betreft bevestigen de resultaten het argument dat er rekening moet worden gehouden met medeplegen bij het bepalen van schattingen van de kans op een veroordeling of het aantal door insluiting te voorkomen misdaden binnen de georganiseerde misdaad.
Bijgesloten ´kennisparel´ is de eerste studie die zich concentreert op de analyse van mededelinquentie / medeplegen van een grote steekproef van criminelen van zware georganiseerde misdaad over een langere leeftijdsspanne. Studies kunnen kennis genereren welke patronen op individueel niveau de totale prevalentie van medeplegen bepalen. Bovendien kunnen toekomstige analyses zich richten op de invloed van medeplegen op de kans op het plegen van specifieke soorten misdrijven of de frequentie van het plegen van vormen van georganiseerde misdaad. Waardevolle perspectieven kunnen ook worden afgeleid uit de analyse van alternatieve gegevensbronnen, zoals enquêtes, daderinterviews of transcripties van dossiers. Deze benaderingen zouden meer informatie opleveren over de sociale context van de daders waardoor veel van de voorgestelde interpretaties van de resultaten kunnen worden bevestigd. Een gerichte (dadergerichte) aanpak van georganiseerde misdaad in Nederland kan veel van deze ´kennisparel´ opsteken.