Inleiding en context
Goede morgen op deze tropische dinsdag 19 juli 2022. De tropische vissen in de Leidse grachten hebben het naar hun zin. Daarom een mooi zomerlied: https://www.youtube.com/watch?v=JDSLqtYOWTY Maar nu naar de bijgesloten ´kennisparel´ van vandaag. Die geeft een mooi systematisch overzicht rond een hardnekkige mythe op het beleidsterrein van criminaliteit en rechtshandhaving: de mythe van criminaliteitsverplaatsing. Wanneer ik presentaties geef over bijvoorbeeld woninginbraak en de enorme daling daarvan: https://www.researchgate.net/publication/287936043_Domestic_burglary_in_the_Netherlands dan is hoor ik vaak als reactie: ´dan gaan ze wel andere delicten plegen´ of ´dan gaan ze hun werkwijze aanpassen´ of ´ dan gaan ze ergens anders inbreken´. En dat noem ik dus de mythe van criminaliteitsverplaatsing. Want het is gewoon niet waar.
Er bestaat namelijk sterk empirisch bewijs dat het fenomeen van criminaliteitsverplaatsing zich veel minder voordoet bij de toepassing van situationele criminaliteitspreventie dan wordt verondersteld. In een eerder verschenen metaevaluatie zijn 102 effectevaluaties beoordeeld op eventuele effecten van criminaliteitsverplaatsing. Criminaliteitsverplaatsing deed zich voor in 26% van de geanalyseerde observaties. Het tegenovergestelde effect, het zogenaamde ‘’bonuseffect’’ (hierbij worden ook positieve effecten gemeten buiten het experimentele gebied) bleek zich in 27% van de geanalyseerde observaties voor te doen. Verder blijkt dat in de gevallen waarin criminaliteitsverplaatsing werd gemeten er nooit sprake is van een 100% verplaatsing. Het effect van de interventie / maatregel blijkt netto dus altijd positief uit te pakken.
Het European Crime Prevention Network (EUCPN) heeft zeer recent de beschikbare kennis over criminaliteitsverplaatsing in bijgesloten ´kennisparel´ weer netjes systematisch op een rij gezet. En inderdaad ook zij komen (opnieuw) tot de conclusie dat er sprake is van een mythe. Trouwens, het EUCPN brengt een mooie serie uit over allerlei mythen binnen het domein van criminaliteitspreventie, die kun je hier raadplegen: https://eucpn.org/knowledge-center?f%5B0%5D=categories_type%3A189 Maar nu snel naar de ´kennisparel´ van vandaag, wat kunnen we daar van leren?
Bron
Bosman, Sarah (June 2022). Mythbuster: Does crime prevented mean crime displaced? Brussels: European Crime Prevention Network, 9 pp. https://eucpn.org/sites/default/files/document/files/2206_Mythbuster_5_LR.pdf
Summary
Why implement anti-burglary interventions when, as a result, burglars will merely relocate their activities to another nearby area? It is sometimes believed that implementing prevention interventions, such as CCTV cameras, will simply cause offenders to shift their activities to different locations, change their methods or find new targets. Yet this is only one of the possible outcomes an intervention can bring about. In practice, crime displacement is often outweighed by two other outcomes: a ceasing of crime and the diffusion of crime prevention benefits.
Crime displacement (also known as the waterbed or crime spill-over effect) refers to the relocation of crime from a certain place, time, target, method or offender to another, as a result of a crime prevention initiative. This occurs when an anti-burglary intervention forces offenders to change their methods from burglary to armed robbery; or to change their targets by relocating to a nearby suburb in which the intervention is not implement[1]ed. Displacement is based on the idea that while situational crime prevention reduces crime opportunities, it does not address the motivations of offenders (e.g. that a burglar might commit a break-in to fund an underlying substance addiction). This is why, for a long time, it was assumed that situational prevention merely causes offenders to shift their activities to nearby locations in order to continue offending.
This assumption is enhanced by the different types of displacement that can be distinguished. Firstly, temporal displacement means the timing of an offence will change. For example, a pickpocket will likely wait for a police patrol to end before they will act. Secondly, target displacement means that offenders will choose a different target. An anti-pickpocketing campaign launched by universities might cause pickpockets to shift their focus to the elderly population instead of students. Thirdly, spatial displacement means offenders will move to another location. An anti-pickpocketing intervention in a train station might force pickpockets to relocate their crimes to another suitable location, such as a busy bus station or a nearby shopping street. Fourthly, tactical displacement refers to a situation in which offenders change their usual methods. Due to an anti-pickpocketing intervention, offenders can change techniques and implement diversion techniques instead of discreetly robbing inattentive victims. Finally, offence displacement entails a change in the type of crime. Police patrols in busy places might force pickpockets to change their approach and make a transition to shoplifting.
These different types of displacement make it difficult to accurately detect possible shifts in crime. Displacement is diverse, subtle and inconsistent, since offenders have many alternatives to choose from. Besides, some tactical changes can be minor and not all offenders think and act similarly. To continue the illustration, when pickpockets shift their efforts elsewhere, this new method, target or area of the displaced crime might fall outside the district or focus area of the responsible police department. There is however mounting evidence that demonstrates that crime displacement is not a common phenomenon. When it does occur, it is often a case of ‘harmless’ crime displacement. For instance, a police patrol to prevent pickpocketing in a busy train station might cause a small number of pickpockets to relocate their activities. However, that same patrol might also result in a decrease in other phenomena such as violence, vandalism or street harassment. This means that its displacement effect is minor compared to the additional improvements created by that patrol.
Afsluitend
Met dank aan het EUCPN waar ik in een ver verleden in Brussel het eerste hoofd was van het secretariaat was. Na twintig jaar werk ik er nog steeds met veel plezier mee samen. Mooi dat ze dit overzicht rond het fenomeen van criminaliteitsverplaatsing of waterbedeffect weer in kaart hebben gebracht. Over mythen gesproken, zo hoor ik zeer regelmatig dat de zeer sterke daling van wat we tegenwoordig ´traditionele criminaliteit´ noemen (offline criminaliteit) geheel is vervangen in volume door cybercriminaliteit (online criminaliteit). Die geluiden komen vooral uit de politiewereld. Ook dit is niet juist, zie onderstaande dia:
Wat blijkt? Slachtofferschap van zogenaamde traditionele criminaliteit (offline criminaliteit) is in 2021 ten opzichte van 2012 met bijna 50 procent afgenomen. De geregistreerde criminaliteit is in diezelfde periode met 50 procent afgenomen. Ten slotte het slachtofferschap van online criminaliteit is in die periode met 22 procent toegenomen. En dat is bepaald geen volledige vervanging van de scherpe daling van traditionele of geregistreerde criminaliteit. Naar mijn mening fundamentele kennis voor beleid en praktijk. Voormalig Attorney General (Amerikaanse minister van Justitie) wist het doeltreffend te formuleren: ´Facts, not fear, must be the basis of our discussion´.