Inleiding en context
Goede morgen allemaal op deze donderdag 29 september 2022. Ik begin ter nagedachtenis van rapper Coolio met deze song: https://www.youtube.com/watch?v=fPO76Jlnz6c Afijn, vandaag weer een ´kennisparel´ in de mailbox waarin een beoordeling wordt gegeven van de effectiviteit van het zogenaamde ´Triple-S: Social Supports in Supervision´ programma. In traditionele vormen van toezicht en werkzaamheden van reclasseringsinstellingen bevinden de reclasseringsmedewerkers zich vaak in kantoren en de cliënten / reclassenten moeten zich op deze locaties melden. Deze werkwijze heeft maar een beperkt effect omdat de criminogene omstandigheden waar cliënten kwetsbaar voor zijn vaak niet naar voren komen. Er gaat slechts een klein afschrikkend en corrigerend effect vanuit omdat op deze wijze niet routinematig toezicht op hun gedrag en levensstijl / omstandigheden uitgeoefend kan worden.
Om meer effect te sorteren zijn experimenten uitgevoerd waarbij zogenaamde vormen van informele sociale controle via derden in het reclasseringstoezicht op overtreders wordt toegepast. In bijgesloten ´kennisparel´ wordt verslag gedaan van een eerste experiment met een dergelijke werkwijze. In het Triple-S: Social Supports in Supervision programma houden reclasseringsmedewerkers zich bezig met gelegenheid beperkende interventies door gedeeltelijk leden van de sociale netwerken van hun cliënten te werven en op te leiden om die gelegenheden en verleidingen om misdaden te plegen te voorkomen. Het gaat dus om een vorm van dadergerichte recidivepreventie. De volgende acties worden door leden van sociale netwerken van reclassenten ondernomen om dit te bewerkstelligen, het bieden van: (1) sociale steun, (2) instrumentele steun, (3) routines vormen en (criminogene) omgevingen veranderen, (4) sociale kringen hervormen, (5) identificatie en vermijding triggeren, (6 ) bedreigingen inschatten, (7) monitoring en interventie, en (8) uit een criminele loopbaan stappen.
Wat zijn de effecten van dit “Triple-S: Social Supports in Supervision” programma , waarin ouders/partners/vrienden in het toezichtproces participeren om de kansen / verleidingen op criminaliteit te verminderen en hiermee de recidive beperken? Bijgesloten ´kennisparel´ geeft het antwoord hierop. Zie trouwens ook deze eerder verzonden ´kennisparel´ over de rol van de reclassering in de buurtaanpak in het VK: https://prohic.nl/2020/12/14/136-14-december-2020-neighbourhood-crime-integrated-offender-management-strategy-a-unified-approach-to-offender-supervision-in-the-community/ Interessant ook voor Nederland in kader van bijvoorbeeld de voorgenomen projecten ´Preventie met gezag´.
Bron
Schaefer, Lacey, Michael Townsley & Benjamin Hutchins (September 2022). Can family and friends improve probation and parole outcomes? A quantitative evaluation of Triple-S: Social Supports in Supervision. Canberra: Australian Institute of Criminology, 21 pp. https://www.aic.gov.au/publications/tandi/tandi654
Summary
This study details the results of a quantitative evaluation of a new model of probation and parole called Triple-S: Social Supports in Supervision. The pilot project positioned community corrections staff as ‘super controllers’ who incorporate the parents, partners or peers of probationers and parolees into each client’s order to serve in the roles of offender handlers, target guardians and place managers. The findings demonstrated Triple-S had inconsistent effects on reoffending, as reductions were not always significant or sustained; however, some promising results showed a reduction of recidivism frequency and severity. Program fidelity (the slippage between expected versus observed Triple-S sessions) was influential, with greater model adherence resulting in lower rates of reoffending.
Drawing on the foundations of routine activity theory research demonstrates that removing even one element of a crime event means that no crime will occur. That is, the lack of a motivated offender, the lack of a suitable target, or the addition of a capable guardian means that the crime will be prevented. See depicted figure of these elements as a triangle, graphically portraying the elements that facilitate or stymie an offence. Drawing on this foundation, crime prevention scholars have added a second outer layer to the crime triangle with each side representing a controller that can influence one of the inner conditions: handlers are people who prevent an offender from committing crime, guardians make targets less vulnerable to victimisation, and managers make places less attractive for crime and can influence the behaviour of offenders and victims who occupy those spaces.
Although there are some promising signs that Triple-S reduced reoffending frequency and severity, the results are somewhat unclear and inconclusive, in part due to the quasi-experimental research design and the data available from Queensland Corrective Services for analysis. While the results of the various analyses demonstrated inconsistent findings, some of these results provide hopeful evidence that some elements of Triple-S were effective in minimising recidivism. It is clear that family and friends are important to community-supervised offenders, and it is indisputable that they will be involved in the supervision process in various ways. Yet the efforts made in the Triple-S trial to integrate these loved ones in a more systematic way, and to train them as crime controllers, does not appear to have had a sustained recidivism reduction effect. While the ‘Social Supports in Supervision’ aspect was not as influential as predicted, Triple-S did seem to reduce reoffending at some points in the trial. Accordingly, community corrections agencies may wish to consider how structured case management meetings with brief interventions centred on cognitive skills training can be used to reduce opportunity and propensity with clients rather than via PoPPs. The social supports are perhaps therefore best managed by the clients with the guidance of supervising officers rather than being systematically integrated by probation and parole authorities
Afsluitend
Een mooi reclasseringsexperiment naar mijn mening. De resultaten zijn wat wisselend voor wat betreft het verminderen van recidive maar er zijn veelbelovende elementen in de aanpak beschreven. Misschien wordt het in Nederland ook weer eens tijd om dergelijke experimenten uit te voeren. Ik kijk dan een beetje schuin naar de beleidsmensen die werkzaam zijn rond dit onderwerp binnen het ministerie van Justitie & Veiligheid. Het zou mij verwonderen wanneer de leiding van Reclassering Nederland hier geen interesse in zou hebben: https://www.reclassering.nl/media/2005/220713_jaarverslag21_rvt__wnt_interactive.pdf Kortom, ´no innovation without experimentation´.