Inleiding en context

Goede morgen allemaal op deze dinsdagochtend 8 november 2022. De donkere wolken schieten langs mijn ´thuiskantoorraam´ in Leiden. Die maand november vind ik altijd een lastige maand omdat de regen, wind en kou nu toch echt bezit hebben genomen van ons dagelijks leven. Daarom een verse ´kennisparel´ bij deze mail om voor wat afleiding te zorgen. Het betreft een zogenaamde ´postion paper´ over de wijze waarop jongerenwerk in staat kan worden gesteld om recidive onder, qua omvang, kleine groepen jongeren kan verminderen. De auteur van bijgesloten ´kennisparel´ is van mening dat de huidige aanpak in het jongerenwerk daartoe niet toereikend is. Hij komt dan ook met voorstellen om deze ongewenste situatie te veranderen. 

Wat betekent jongerenwerk voor deze specifieke doelgroep op het snijvlak van veiligheid en sociaal domein? Wat voor soort professionals beheersen dat specialisme? Hoe zijn ze opgeleid? Welke competenties horen daarbij op straat? En ook binnen het systeem van ketenpartners (o.a. samenwerken met de afdeling veiligheid)? Hoe en waar is dat soort jongerenwerk binnen een gemeente het beste te organiseren binnen de integrale aanpak (als we het nog als ‘jongerenwerk’ willen classificeren)? Kunnen we zo garanderen dat interventies vanuit deze vorm van jongerenwerk inspelen op de juiste risico-, beschermende en versterkende factoren? En kunnen we met metingen / onderzoek ook zeker stellen dat de doelgroep wordt bereikt met het benodigde gezag om gedrag bij te sturen? Vragen waarop in bijgesloten ´kennisparel´ antwoorden en suggesties worden gegeven.

Bron

Jong, Jan Dirk de (oktober 2022). Jongerenwerk voor de 2%: Over ‘wat werkt’ en ‘wie werkt’ in jongerenwerk om recidive te voorkomen en sociale problematiek te verminderen. Leiden: Hogeschool Leiden, Lectoraat Aanpak Jeugdcriminaliteit, 39 pp. https://www.hsleiden.nl/binaries/content/assets/hsl/lectoraten/aanpak-jeugdcriminaliteit/jongerenwerk-voor-de-2-procent-jan-dirk-de-jong-hogeschool-leiden-31-10-2022.pdf

Summary

The enclosed ´knowledge pearl´ is a ‘position paper’ on the view that regular youth work in several places is proving woefully inadequate for preventive interventions targeting youth who are locally responsible for serious nuisance and youth crime. This position paper is used to tap into this important issue within the integrated approach to youth crime, especially at a time marked by concerns about ‘rejuvenation’ and ‘hardening’ in youth crime. This issue arises not least concerning stabbing incidents (sometimes drill-related) and ‘young recruits’ who may grow into organised (drug) crime.

Does this target group need another form of youth work? If so, what? And what does that mean for the field of work? With this position paper, the author tries to convince partners in the field of the importance of this issue and thus contribute to a fruitful discussion. It is also hoped to generate interest in a practice-based research project that will provide a clear answer to this outstanding question. Furthermore, that research should produce some useful advice for the field. Finally, those future outputs will also provide input for professional training in higher education.

Afsluitend

De druk op jongerenwerkorganisaties neemt volgens de auteur steeds meer toe om een rol op te pakken in de aanpak van overlast en jeugdcriminaliteit. Dat is niet in de laatste plaats het geval bij de aanpak van rivaliserende jeugdgroepen op specifieke hotspots (o.a. messengeweld, soms drillrap-gerelateerd). Hetzelfde geldt voor de lokale aanpak van jonge aanwas die mogelijk zal ingroeien in de georganiseerde (drugs)criminaliteit. Jaarlijkse investeringen voor maatregelen om te voorkomen dat kinderen, jongeren en jongvolwassenen in aanraking komen met criminaliteit of daarin doorgroeien, gaan die druk straks nog verder opvoeren. Vanaf 2025 met maar liefst 143 miljoen euro per jaar. Naast de standaard groepsgerichte activiteiten, ambulante rondes, coaching en informatieverstrekking vanuit het reguliere jongerenwerk, betekent dat dus méér inzet en betrokkenheid op deze specifieke doelgroep. En zowel offline, online als ook op scholen. Wat gaan ze precies doen? En wie voert het dan uit?

Het is zaak dat antwoorden op belangrijke onbeantwoorde onderzoeksvragen de uitvoering voeden met gevalideerde kennis. De noodzakelijke kennis op dát gebied ontbreekt echter nog voor een deel. We weten inmiddels veel over risico-, beschermende en versterkende factoren die een rol spelen bij deze doelgroep. En over welke interventies daar effectief op inspelen vanuit veiligheid en zorg. Er bestaat ook kennis over (online) rivaliserende jeugdgroepen en over messengeweld (o.a. drillrap). Recent zijn rapporten verschenen over ingroeimechanismen en rekruteringsprocessen van jongeren in de georganiseerde criminaliteit. Onlangs is daar nog kennis aan toegevoegd over de rol van werk en inkomen binnen de aanpak, vooral voor de jongeren die opgroeien in gezinnen met armoede, schulden en werkloosheid. Al die onderzoekkennis is van groot belang om rationeel en effectief beleid te voeren. Maar wie bereikt de doelgroep om deze kennis in te zetten? En welke interventies doen ertoe? Toekomstig evaluatieonderzoek moet daar aanvullend overzicht en inzicht gaan bieden. Opnieuw een oproep om grootschalige investeringen standaard te laten beoordelen op basis van gedegen (evaluatie)onderzoek. Alleen op deze wijze kan de noodzakelijke kennisoverdracht plaats vinden.