Inleiding en context
Beste mensen, het is weer een nieuwe werkweek op deze maandag 14 november 2022. De maand november is bijna doormidden en Sinterklaas is alweer druk bezig met het verzamelen van cadeaus, kijk maar: https://www.youtube.com/watch?v=R_CiIAzwhqU Vandaag treffen jullie een klein cadeautje aan jullie mail in de vorm van een verse ´kennisparel´. Het betreft een zeer omvangrijk systematisch overzicht rond de effectiviteit van zogenaamde opvoedingsondersteuningsprogramma´s gericht op het voorkomen en behandelen van asociaal en crimineel gedrag onder jongeren en jong volwassenen.
Jeugdcriminaliteit was, is en blijft beleidsmatig een onderwerp van zorg en aandacht in de Nederlandse maatschappij en vraagt om zeer verschillende maatregelen en interventies. Eén van die interventies is het inzetten van opvoedingsondersteuning. Deze bestaat uit een op de opvoedingssituatie toegesneden aanbod om ouders (weer) voldoende sturing aan de opvoeding te laten geven. Het gaat hierbij om methodieken die tot meer of minder expliciet geformuleerd doel hebben om (toekomstig) jeugdig crimineel gedrag of herhaling ervan te voorkomen of om voorlopers van dit gedrag tijdig te onderkennen en om te buigen. Jeugdig crimineel gedrag of voorlopers daarvan worden geschaard onder de bredere noemer van norm overtredend gedrag.
Kenmerk van opvoedingsondersteuning is dat ouders worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid en worden ze ook daadwerkelijk ondersteund bij het uitoefenen hiervan. De ondersteuning dient te bestaan uit een op hun opvoedingssituatie toegesneden aanbod om hen (weer) voldoende sturing aan de opvoeding te laten geven. Het gaat hierbij om methodieken die tot meer of minder expliciet geformuleerd doel hebben om jeugdig crimineel gedrag of herhaling ervan te voorkomen. Het betreft enerzijds methodieken waarbij ouders direct na een politiecontact van hun kind opvoedingsondersteuning aangeboden krijgen om mogelijk achterliggende opvoedingsproblematiek te onderkennen en te verhelpen, en anderzijds methodieken waarbij opvoedingsondersteuning wordt ingezet op het moment dat signalen van mogelijk toekomstig crimineel gedrag zijn geconstateerd. Uit bijgesloten metastudie waarbij maar liefst 239 studies zijn geanalyseerd blijkt dat er sprake is van een effectieve interventie. Daarom snel naar de ´kennisparel´ van vandaag.
Bron
Beelmann, Andreas, Louisa S. Arnold & Judith Hercher (January 2023) Parent training programs for preventing and treating antisocial behaviour in children and adolescents: A comprehensive meta-analysis of international studies. Aggression and Violent Behavior, vol. 68, January/February, pp. 1-12. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1359178922000799
Summary
This article presents a comprehensive meta-analysis of international studies on the effects of parent training programs (PTP) on antisocial behaviour (ASB) in children and adolescents. From systematic literature searches of 7219 reports, we finally selected 239 eligible reports with 241 independent studies and 279 comparisons between a program and a control condition up to the publication year 2020. Although most interventions were based on a cognitive-behavioural approach, we also found a great variety of programs and applications. Overall, the mean effect for PTP was positive for parent/family and ASB outcomes (d = 0.46 and d = 0.47, respectively using the random effect model at post intervention).
We also found higher effects on more proximal parental outcomes such as parental stress, parental competencies, and parent–child interaction/relation. However, more distal outcomes such as marital satisfaction or parent psychopathology revealed lower effect sizes. In addition, the link between changes in parental/family outcomes and changes in ASB was significant across several outcome types, thus confirming the general causal assumption of PTP. Post intervention effects were stable across several moderators, although clinical applications revealed slightly higher effect sizes than preventive applications. Several findings cast some doubt on these generally positive results: For example, effect sizes decreased considerably in not only short- (3 to 12 months) but also especially long-term follow ups (12 months or more), and the vast majority of outcome assessments stemmed from parent ratings. Finally, we found a clear negative connection between sample and effect size. Whether this is due to publication bias or indicates a better implementation quality in smaller studies remains an open question.
This meta-analysis integrating 239 reports, 241 studies, and 279 comparisons between an intervention and a control group with >2800 effect sizes clearly confirms the general finding of prior reviews: Parent training programs have substantial short-term effects on antisocial behaviour in children and adolescents. The statistical material shows a significant medium effect size on a broad range of parent and family outcomes (d = 0.46) as well as on measures of antisocial behaviour (d = 0.47) at post intervention—that is, up to 3 months after the termination of the program. These results hold for a great variety of programs, target groups, and ages. Compared to other parent training meta-analyses, these findings are based on a larger number of primary studies providing a detailed analysis of different outcome assessments of parent and family as well as ASB measures and including a full range of programs, ages, and levels of interventions
Afsluitend
Een mooi resultaat lijkt mij. Echter, volgens sommige wetenschappers en praktijkmensen kleven er ook belangrijke bezwaren aan vormen van opvoedingsondersteuning. De roep om gezinsinterventies leidt tot de vraag of hulp en ondersteuning ook kunnen worden opgelegd wanneer er geen sprake is van herhaaldelijk overtreden van de wet. Tot hoever mag de overheid in het gezin penetreren om te voorkomen dat kinderen worden verwaarloosd of onherstelbaar worden beschadigd?
Velen menen dat bemoeienis met het gezin de privacy schendt. Anderen vinden dat een excuus om de zaak op zijn beloop te laten. In principe is dwang niet te verkiezen. Van vrijwillige medewerking van de ouders is veel meer te verwachten. Dan kunnen hulpverleners immers beter gebruik maken van de mogelijkheden die het gezin heeft. Maar wat te doen wanneer ouders van kinderen met stelselmatig probleemgedrag zulke hulpprogramma’s weigeren? In hoeverre is het mogelijk om een onderbouwde selectie van ´probleemgezinnen´ te maken? Gegeven de beperkte voorspelbaarheid van criminele loopbanen verwijs ik ook naar een kritische verhandeling bij over het concept van vroegtijdig ingrijpen bij criminaliteitsrisico´s. Al wat ouder, uit 2007, maar volgens mij nog steeds geldig: https://www.researchgate.net/publication/303304815_Vroegtijdig_ingrijpen_bij_criminaliteitsrisico
En zo kun je ook naar vroegtijdige preventie kijken. Op basis van de bestaande kennis is een kritische houding gewenst. En dat is precies waarom evidentie over interventies en maatregelen zo belangrijk is. Het geeft beslissers en beleidsmensen de argumenten om rationeel beslissingen te nemen in plaats van op onderbuikgevoelens of politieke wenselijkheid.