Inleiding en context

Ik wens jullie allemaal een prettige dinsdag 23 mei 2023. Ook de maand mei loopt al weer aardig tegen het einde. Ik begin deze dag met een toepasselijk liedje bij het onderwerp van de bijgesloten ´kennisparel´:  https://www.youtube.com/watch?v=PjvpLiS2gKA Die ´kennisparel´ gaat over de mate van percepties onder de bevolking betreffende de effectiviteit en acceptatie van zogenaamde registers van zedendelinquenten die vooral in de Verenigde Staten bestaan op zowel federaal als staatsniveau. Deze registers bevatten informatie over personen die veroordeeld zijn voor seksuele misdrijven en zijn bedoeld voor rechtshandhavings- en openbare kennisgevingsdoeleinden. Alle 50 VS-staten en het District of Columbia houden bijvoorbeeld registers bij van zedendelinquenten bij die voor het publiek toegankelijk zijn via websites, hoewel informatie over sommige overtreders alleen zichtbaar is voor wetshandhavers.

De openbaarmaking van informatie over daders varieert tussen de staten, afhankelijk van het door de overtreder begane seksuele misdrijf, die ook van staat tot staat kan verschillen, of het resultaat van de risicobeoordeling. De relevante wetgeving staat ook wel bekend als ´Megan’s Law´, vernoemd naar de zevenjarige Megan Kanka die op 29 juli 1994 werd verkracht en vermoord door haar buurman Jesse Timmendequas. De moord trok nationale aandacht en leidde vervolgens tot de invoering van “Megan’s Law”, die rechtshandhavers verplicht om details vrij te geven met betrekking tot de locatie van geregistreerde zedendelinquenten. Ook in Nederland gaan af en toe geluiden op om dergelijke registers voor zedendelinquenten in te voeren. Trouwens, het WODC verrichtte eerder in 2012 onderzoek naar de effectiviteit van toezicht op zedendelinquenten. Het betreft de effectiviteit van vormen van toezicht en veronderstelde werkzame mechanismen die van belang kunnen zijn bij het inzetten van langdurig toezicht bij zedendelinquenten, waaronder registers voor zedendelinquenten: https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/901

De resultaten suggereren dat het beleid in het algemeen werd gesteund door 76% van het publiek, 61% geloofde in de effectiviteit ervan en 63% voelde zich veiliger vanwege het ingezette beleid. Slechts 36% had echter toegang tot het register, 38% ondernam preventieve maatregelen en 40% was zich bewust van/bezorgd over de bijkomende negatieve gevolgen voor de voor seksuele misdrijven veroordeelden.

Bron

Sánchez de Ribera, Olga, Larissa S. Christensen, Nicolás Trajtenberg & Kirsty Hudson (May 2023). Public Perceptions Toward Community Management Policies for Individuals Convicted of Sexual Offenses: A Systematic Review and Meta-Analysis. Trauma, Violence, & Abuse, 18 May, pp. 1-17. https://journals.sagepub.com/doi/10.1177/15248380231174695

Summary

Community management policies for individuals convicted of sexual offenses (ICSO) are controversial, mainly because the effectiveness of these policies in reducing recidivism is limited and appear to have some collateral effects. Despite this, the current meta-analysis found the public highly support these policies. Studies examining public perceptions regarding community management policies for ICSO to understand levels of support, misconceptions about the policies, and factors affecting the views of the public were reviewed. After searching 7 electronic databases, 43 studies, both quantitative and qualitative, were included in the systematic review and 31 in the meta-analysis.

Studies could be longitudinal or cross-sectional, needed to include public attitudes, opinions, and perceptions about ICSO community management policies and could include standardized or non-standardized measures, indirect assessments of attitudes, along with interviews and focus groups. Results suggest that overall, policies were supported by 76% of the public, 61% believed in their effectiveness, and 63% felt safer because of the policies. However, only 36% accessed the registry, 38% took preventive actions, and 40% were aware/concerned about the collateral consequences. All analyses yielded high levels of heterogeneity. Misconceptions about policies and ICSO were moderate. Finally, 36 studies explored factors that affected the public’s attitudes and perceptions of policies with a variety of significant associations and predictors. The findings provide comprehensive evidence that while these policies are supported by the public, the public have less belief in the effectiveness of them in protecting children and reducing recidivism. Implications for public policy and future research are discussed.

Despite limitations associated with the low quality of studies, the present study adds to the existing literature by providing a systematic review and meta-analysis of the evidence on the publics’ perceptions and attitudes of community management policies for ICSO, along with whether the public hold misconceptions about these laws, and the factors that may impact these perceptions. This review provides comprehensive evidence that these policies are supported by the community, despite their lesser belief on the effectiveness of these policies in reducing recidivism and protecting children. The public perceived notification as more effective than registration and, similarly, notification resulted in higher feelings of safety than registration.

The findings on perceived effectiveness and safety concerning the registry likely explain why, overall, the public neither used the registry nor took preventive actions from it. Moreover, a moderate level of misconceptions was reported. It was, however, pleasing to find that respondents acknowledged that few sex offenses are committed by strangers, along with the role of the media in exaggerating the level of risk, and held positive views of how beneficial treatment is for ICSO. However, misconceptions were still evident (e.g., high recidivism rates and most registered ICSO are pedophiles or sexual predators).

Finally, there were key differences in perceptions across factors including sex, age, race, education, income, living area, and marital status, highlighting the complexity and diversity of factors associated with perceptions. Future research should explore the role of mediators and moderators, and the complex interactions, to better understand the phenomenon. Such findings could assist with the revaluation and modification of how policies are promoted. Education for the pubic, including a cost–benefit analysis, needs to precede the implementation of any evidence-based legislation, and could involve a more tailored and targeted approach that draws from the diverse factors discussed in the current study.

Afsluitend

De uitkomsten van bijgesloten ´kennisparel´ suggereren dat beleidsmakers minder de nadruk kunnen leggen op de wensen en opinies van burgers (en mogelijke misvattingen) en meer op empirisch onderbouwd beleid waar het registers van zedendelinquenten betreft. Wanneer er alternatief of nieuwe beleid wordt geïntroduceerd is het zaak om het brede publiek te informeren over de effectiviteit van de maatregel om op deze wijze meer draagvlak en vermindering van angst te bewerkstelligen.

Een kosten-batenanalyse, waarin zowel de materiële als de immateriële kosten worden geschetst is dan een aanvullend nuttig instrument. Verder onderzoek naar mogelijke bronnen van variatie in de publieke perceptie van dit beleid is vereist. Dat kan dan mogelijk leiden tot een herwaardering en aanpassing van de manier waarop dergelijk beleid wordt gepromoot, inclusief het potentieel van een meer op maat gemaakte aanpak bij het op evidentie informeren van het publiek. Kortom: educatie voor het publiek, met inbegrip van een kosten-batenanalyse, moet voorafgaan aan de implementatie van op feiten gebaseerde wet- en regelgeving en zou een meer op maat gemaakte en gerichte aanpak kunnen inhouden die put uit de diverse factoren die in de bijgesloten ´kennisparel´ zijn besproken.