Inleiding en context

Goede morgen beste ´kennisparelontvangers´, het is vandaag maandag 5 juni 2023. Ik ben gisteren terug gekomen van een heerlijke week in Griekenland. Mooie lange wandelingen gemaakt, Grieks gekookt met daarbij prima wijn en koel bier. Wat wil een mens nog meer? Eerst maar weer een bijpassend liedje bij de ´kennisparel´ van vandaag: https://www.youtube.com/watch?v=-SRilq_S4xk Maar goed, nu weer terug achter mijn Chrome Book om een verse ´kennisparel´ in jullie mailboxen te laten vallen. En dat vind ik een mooie. Wie een beetje op de hoogte is van politieonderzoek weet dat het zogenaamde Kansas City Preventive Patrol Experiment, één van de meest bekende en befaamde in de literatuur meest aangehaalde politie experimenten is die ooit zijn uitgevoerd. Het is een zogenaamde ´landmark study´.

Oorspronkelijk in 1974 gepubliceerd: https://www.policinginstitute.org/publication/the-kansas-city-preventive-patrol-experiment/ De politie van Kansas City (MO) heeft toen met subsidie van het National Police Foundation een uitgebreid experiment uitgevoerd om de effectiviteit van routinematige politiepatrouilles te analyseren. Het ging om variaties in het niveau van routinematige preventieve patrouilles binnen 15 politiedistricten in Kansas City. Deze beats werden willekeurig verdeeld in drie groepen: reactief, controle en proactief. Uit het experiment bleek dat de drie experimentele patrouillecondities geen invloed leken te hebben op de omvang van criminaliteit, dienstverlening en het gevoel van veiligheid onder inwoners. Kortom: een non-effect. De uitkomsten hebben decennia lang een dominante rol gespeeld waar het over effectieve politiezorg gaat.

Maar nu is er dus na bijna 50 jaar een secundaire analyse toegepast op de data uit het politie experiment van destijds. En wat blijkt? De resultaten zijn na secundaire analyse minder negatief dan waarover in 1974 werd gerapporteerd. De auteurs van bijgesloten ´kennisparel´ komen tot de conclusie dat de politiepatrouilles wel degelijk invloed hebben gehad op de omvang van criminaliteit. Deze bevinding komt overeen met enkele recentere onderzoeken. Hierbij wordt opgemerkt dat zogenaamde ´hot spot policing´ majeure resultaten laat zien ten opzicht van ongerichte politiesurveillance. Dit suggereert dat er idealiter geïnvesteerd moet worden in gerichte politiesurveillance op hotspots. Echter, zonder het vermogen om dergelijke initiatieven te implementeren, of de capaciteit voor misdaadanalyse om routinematig misdaadhaarden te identificeren, kunnen eenvoudiger preventieve patrouilleschema’s worden gezien als potentieel effectief bij het voorkomen van criminaliteit.

Bron

Weisburd, David, David B. Wilson, Kevin Petersen & Cody W. Telep (May 2023). Does police patrol in large areas prevent crime?: Revisiting the Kansas City Preventive Patrol Experiment. Criminology & Public Policy, 9 May, pp. 1-18. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/1745-9133.12623

Summary

The Kansas City Preventive Patrol Experiment (KCPPE) was seen by its developers to have produced “consistent evidence of the lack of effects of any consequence on crime,” a conclusion that was to have a strong impact on assumptions about police patrol for almost half a century. We identified the original official crime data from the KCPPE, and reanalyzed outcomes focusing on a comparison of the “proactive” versus “control” beats (“reactive beats” were criticized because of violations of treatment integrity); examining broad categories of crime (to increase statistical power); and using count regression models. Our findings are not unequivocal, but point to modest impacts of police patrol on crime in police beats.

Our findings suggest that lessons drawn for half a century from the KCPPE need to be revisited. The KCPPE does not show that police patrol in large areas has no influence on crime, and this finding is consistent with several more recent studies. At the same time, we note that the effects of patrol in the KCPPE using our analysis strategy, and those found in other studies of preventive patrol in larger areas, are about half that found in hot spots policing studies. This suggests that police agencies ideally should invest in focused hot spots policing initiatives. However, absent an ability to manage such initiatives, or the crime analysis capabilities to identify crime hot spots routinely, simpler preventive patrol schemes to utilize uncommitted patrol time can be seen as potentially effective in preventing crime.

Afsluitend

Er is zeer sterk bewijs dat de meest effectieve politiestrategie bestaat uit een concentratie van de interventie op zogenaamde hotspots van criminaliteit, of op zijn minst kleinere geografische patrouillegebieden. Maar dergelijke politieprogramma’s voor hotspots vereisen dat de politieorganisatie in staat is om hotspots van criminaliteit zorgvuldig te identificeren en dat ze over de middelen beschikken om dergelijke benaderingen te implementeren. Hoewel idealiter alle politieorganisaties in staat zouden zijn om dit te doen blijkt het dat sommige onderdelen niet over de nodige expertise voor misdaadanalyse of beheerprocessen beschikken om een dergelijke hotspots aanpak te implementeren.

In dergelijke situaties kunnen eenvoudiger preventieve patrouilleschema’s worden ingezet als potentieel effectief bij het voorkomen van criminaliteit. Bijgesloten ´kennisparel´ toont dat aan. Verder verwijs ik de geïnteresseerde lezers graag naar dit overzicht over effectieve politiezorg:  https://www.researchgate.net/publication/359236763_Politiekennisparels_2020-2023_Een_overzicht_van_op_evidentie_gebaseerd_politiewerk en deze bijbehorende presentatie: https://www.researchgate.net/publication/370927895_Op_evidentie_gebaseerde_politiezorg_Wat_werkt_en_hoe_bereikt_wetenschappelijke_kennis_de_praktijk Naar mijn mening zeer relevante kennis voor politiebeleid- en praktijk.