Inleiding en context

Beste mensen, het is vandaag dinsdag 4 juli 2023. ´Wanneer we echt niet meer weten wat te doen gaan we voorlichting geven´. Dat is een wat cynische opmerking maar er schuilt toch wel enig waarheidsgehalte in. En misschien nog meer problematisch, voorlichting / communicatie kan averechtse en negatieve effecten sorteren. Bijgesloten ´kennisparel´ geeft een overzicht van de beschikbare kennis over voorlichting en breder, communicatieve sturingsinstrumenten, ter preventie van ondermijning meer specifiek ter preventie van ‘jonge aanwas’ en drugsgebruik. Het gaat dan om voorlichtingscampagnes, maar ook om educatieve programma’s, ‘leuke en leerzame’ games, escape rooms, bezoek door bijvoorbeeld een politieagent aan scholen en de inzet van ervaringsdeskundigen. Wat levert al dat moois allemaal op?

Vanuit de overheid wordt zwaar ingezet op de aanpak van georganiseerde criminaliteit en van wat inmiddels al geruime tijd ‘ondermijning’ wordt genoemd. Ook preventie krijgt daarbij veel aandacht. De komende jaren worden daarvoor jaarlijks vele tien­tallen miljoenen euro’s gereserveerd. Het gaat er dan onder meer om de zogenoem­de ‘jonge aanwas’ te voorkomen, dat wil zeggen voorkomen dat jongeren betrokken raken bij ondermijning. De gedachte daarbij is dat jongeren verleid worden door het ‘grote geld’ en zo de georganiseerde criminaliteit in worden gezogen. Maar pre­ventie richt zich ook op het tegengaan van drugsgebruik, aangezien dat gebruik de criminele markt in stand houdt.

Er is en er komt dus veel geld beschikbaar voor preventie van ondermijning. Over­heden, de politie en andere publieke organisaties maken voor die preventie ook regelmatig gebruik van communicatieve instrumenten. Die variëren van games, zoals Molly & Pipa – Ik XTC wat jij niet ziet, tot escaperooms, zoals Foute centen, al­gemene publiekscampagnes, zoals Eerlijk over drugs in Rotterdam, bezoeken aan (basis)scholen, het plaatsen van teksten in de openbare ruimte, zoals ‘Coke in je neus = bloed aan je handen’, en de inzet van zogenoemde credible messengers. Het gebruik van dit type instrumenten staat in dit artikel centraal. Werken dergelijke initiatieven ook?

De genoemde voorbeelden zelf zijn voor zover bekend geen onderwerp van empi­risch onderzoek geweest. Wel is er inmiddels een omvangrijke hoeveelheid wetenschappelijke kennis voorhanden van de (on)werk­zaamheid van communicatieve instrumenten op andere en aanverwante beleids­terreinen. Daaruit blijkt dat deze instrumenten nogal eens niet het be­oogde effect sorteren en zelfs, onbedoeld, negatieve gedragsreacties kunnen oproepen. Die kennis zou dus aanleiding moeten zijn voor een kritische grondhou­ding jegens het (laten) opzetten van communicatieve instrumenten. Van die kriti­sche houding blijkt in onvoldoende mate sprake te zijn. Dat heeft, behalve met de wens ‘iets’ aan preventie van ondermijning te doen en de ruime beschikbaarheid van geld, ook te maken met een breed levende positieve grondhouding jegens over­reding als instrument; voorlichting, kennisoverdracht, het delen van ervaringen, wie kan daar nou tegen zijn?

Met deze ´kennisparel´ hopen de auteurs te bereiken dat iedereen die betrokken is bij het opzetten, financieren of toelaten van communicatieve instrumenten die ‘jonge aanwas’ en drugsgebruik moeten tegengaan, kritischer te werk gaat. Dat doen we door een synthese te maken van de beschikbare wetenschappelijke inzichten in de werking van communicatieve beleidsinstrumenten. Maar we bieden ook een concreet hand­vat voor iedereen die beslissingen moet nemen over deze initiatieven. Op naar de ´kennisparel´ van vandaag dus.

Bron

Kruisbergen, Edwin & Martha de Jonge (juli 2023). Voorkomen is beter dan genezen…, toch? Over goed bedoelde maar potentieel schadelijke vormen van preventie van ondermijning. Tijdschrift voor Veiligheid, vol. 22, no. 3, juli, pp. 1-22. https://tijdschriften.rechtsgebieden.rijks.boomportaal.nl/tijdschrift/tijdschriftveiligheid/2023/3/TvV-D-23-00007

Summary

Popular policy tools include communication steering tools such as information campaigns and education programmes. They are relatively cheap and quick to deploy. They also have a sympathetic image; who could be against using knowledge to get people to behave well? In the fight against ‘undermining’, this type of instrument is also regularly chosen. But how promising are these measures? In this article, we test these initiatives against the state of scientific knowledge of the effectiveness of communicative steering instruments. That knowledge tells us that tools such as information campaigns and education programmes often do not have the desired result. Moreover, it turns out that they can also have the opposite effect, meaning that they sometimes reinforce the undesired behaviour instead of preventing it. So if it does not help, it sometimes harms a risk that can occur with initiatives against undermining.

Afsluitend

Een prima bijdrage van beide auteurs waarover hoogst waarschijnlijk het laatste woord nog niet is gezegd. Ik wil deze ´kennisparel´ afsluiten met een zevental kernvragen die de auteurs de lezers meegeven. Op basis van de inzichten uit de wetenschappelijke literatuur, met name de inzichten in waarom bijvoorbeeld voorlichtingscampagnes en educatieve programma’s vaak niet het gewenste effect sorteren, is een aantal ´toetspunten´ te formuleren. Het gaat om zeven kernvragen die iedereen die de inzet of financiering van een communicatief sturingsinstrument overweegt, zou moeten kunnen beantwoorden:

  1. Wat is het probleem (vermijd algemene termen als ‘jonge aanwas’)?
  2. Wat weten we van de doelgroep en hoe precies kunnen we die omschrijven en bereiken (dus liever niet ‘jongeren’ of ‘vrouwen’)?
  3. Wat weten we van oorzaken, contexten en mechanismen?
  4. Waarom zou dit initiatief helpen, met andere woorden: waarom is dit een oplossing voor het probleem (expliciteer assumpties)?
  5. Wat zegt deze boodschap nou echt (risico van onbedoelde normstelling, onbedoelde cognitieve of gedragsreacties, te grote angstcomponent)?
  6. Welk concreet en haalbaar handelingsperspectief bieden we?
  7. Wat weten we van de (in)effectiviteit van soortgelijke initiatieven en wat kunnen we zeggen over de houdbaarheid van centrale assumpties die eraan ten grondslag liggen?

De auteurs hopen dat bedenkers, financiers en andere beslissers die de inzet van een communicatief sturingsinstrument overwegen, kritischer te werk gaan. Daarbij hoort het voorleggen van bovengenoemde vragen. Lukt het niet of onvoldoende om de kernvragen doordacht en zo veel als mogelijk empirisch en theoretisch onderbouwd te beantwoorden, dan kan een initiatief beter niet uitgevoerd of gefinancierd worden. De druk en goede bedoelingen om iets te doen, zijn groot. Echter, bij communicatieve sturingsinstrumenten zoals voorlichting en educatieve programma’s geldt: baat het niet, dan schaadt het soms dus wel degelijk.