Inleiding en context
Goede morgen allemaal op deze maandag 31 juli 2023. De laatste dag van de maand juli is aangebroken. Eerst een toepasselijk liedje bij de ´kennisparel´ van vandaag om mee te beginnen: https://www.youtube.com/watch?v=j-VUV9VcRAQ Vandaag een systematisch overzicht waarin een oordeel wordt gegeven over de effectiviteit van het zogenaamde ´Project HOPE´ (Hawaii Opportunity Probation with Enforcement Program).
HOPE is een intensief (reclassering)toezichtprogramma dat tot doel heeft criminaliteit en drugsgebruik terug te dringen en tegelijkertijd te besparen op belastinggelden die worden uitgegeven aan gevangenisstraf en gevangeniskosten. HOPE houdt zich bezig met delinquenten van wie is vastgesteld dat ze waarschijnlijk de voorwaarden van hun proeftijd of gemeenschapstoezicht zullen schenden. Onder de HOPE-deelnemers bevinden zich personen die een geweldsmisdrijf hebben gepleegd, waaronder zedendelinquenten en plegers van huiselijk geweld. In tegenstelling tot Drug Court en andere programma’s voor de behandeling van psychotroop middelenmisbruik, probeert HOPE niet elke deelnemer drugsbehandeling op te leggen.
Onder HOPE krijgen proefpersonen alleen een drugsbehandeling als ze positief blijven testen op drugsgebruik of als ze om een behandelingsverwijzing vragen. HOPE maakt gebruik van een waarschuwingshoorzitting die overtreders bij het begin op de hoogte stelt dat gedetecteerde overtredingen gevolgen zullen hebben. HOPE voert frequente en willekeurige drugstests uit; reageert op geconstateerde overtredingen – waaronder mislukte drugstests en overgeslagen reclasseringsbijeenkomsten – met snelle, zekere en passende gevangenisstraffen; reageert op uitvallers op proef met snel opgelegde dwangbevelen en sancties; en schrijft drugsbehandeling alleen voor op verzoek of voor proefpersonen die zich niet onthouden van drugsgebruik tijdens het test- en sanctieregime.
De eerste gerapporteerde resultaten in 2009 waren veelbelovend. In een follow-uponderzoek van 12 maanden had 61% van de HOPE-reclassenten nul positieve drugstests, 20% had één positieve drugstest, 9% had er twee, 5% had er drie en minder dan 5% had er vier of meer. Slechts 10% van de HOPE-reclassenten had verdere drugsbehandeling nodig. Een gerandomiseerde, gecontroleerde studie vergeleek reclassenten die waren toegewezen aan HOPE (n = 330) met individuen die waren toegewezen aan reguliere reclassering (n = 163). Na een jaar hadden HOPE-reclassenten 55% minder kans om gearresteerd te worden voor een nieuw misdrijf, 72% minder kans om drugs te gebruiken, 61% minder kans om afspraken met hun toezichthouders te missen, en 53% minder kans dat hun proeftijd werd ingetrokken dan degenen met een reguliere proeftijd. HOPE-deelnemers werden gemiddeld veroordeeld tot 48% minder dagen gevangenisstraf dan reguliere proefpersonen.
Verschillende meer lange termijnstudies die later zijn uitgevoerd waren echter niet in staat om de eerdere veelbelovende bevindingen te repliceren. In latere studies werd ook geconcludeerd dat HOPE geen significante vermindering van het aantal nieuwe arrestaties van reclassenten met een matig tot hoog risico heeft bereikt in vergelijking met standaard reclasseringsprogramma’s. Vandaag dus als ´kennisparel´ een recent systematisch overzicht over de effectiviteit van HOPE. De uitkomsten zijn teleurstellend. Op dit moment is het evaluatiebewijs zwak en niet robuust genoeg om de voortgezette overheidsfinanciering en uitvoering van HOPE in de huidige vorm op grond van recidivevermindering te ondersteunen. Op naar de ´kennisparel´ voor het bewijs hiervan.
Bron
Pattavina, April., Joshua S. Long, Damon M. Petrich, James M. Byrne, Francis T. Cullen & Faye S. Taxman (July 2023). Revisiting the effectiveness of HOPE/swift-certain-fair supervision programs: A meta-analytic review. Criminology & Public Policy, 12 July, pp. 1-32. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/1745-9133.12635
Summary
Originated nearly two decades ago in Hawaii by Judge Steven Alm, a community supervision-court model known as “Project HOPE” proposed to reduce probation failure by responding to violations with immediate but short jail terms. Despite negative evidence from Lattimore and colleagues’ 2016 Demonstration Field Experiment (DFE) across four locations, advocates continued to trumpet programs based on Project HOPE’s core principles of swift, certain, and fair (SCF) sanctions, arguing that these deterrence-oriented interventions—now known under the acronym SCF programs–reduce recidivism. To assess this claim, a meta-analysis was conducted of 18 studies reporting on 24 separate evaluations of programs falling under the Project HOPE/SCF umbrella. The analysis revealed that the intervention had a statistically significant but substantively small impact on recidivism (the main overall effect = −.058). Moderator analyses revealed weak to null findings across variations in methodological and HOPE/SCF program characteristics.
At present, evaluation evidence is weak and not robust enough to support the continued government funding and implementation of SCF programs in their current form on grounds of recidivism reduction. Such deterrence-oriented programs may be based on a flawed theory of recidivism that fails to identify criminogenic risk factors for change. SCF programs might prove more effective if integrated with treatment modalities, though this remains to be demonstrated. More broadly, a range of community supervision approaches now exist that emphasize building relationships with individuals under supervision and guiding their prosocial development. These alternatives might offer a more promising avenue for reform than current programs based on SCF principles.
Afsluitend
De meta-analyse die in deze ´kennisparel´ is gepresenteerd doet weinig af aan de bestaande beoordeling dat HOPE programma’s minimale effecten hebben op recidive. Uit de bijgesloten beoordeling blijkt verder dat de kernbegrippen snel, zeker en eerlijk zijn niet altijd goed zijn omschreven en van een duidelijk concept is voorzien. Ten slotte, een op wetenschappelijke evidentie gebaseerde benadering van strafrechtelijke interventies moet voorop staan bij de (beleid)keuzen welke de beste interventies zijn om toezicht te houden op degenen met een proeftijd en voorwaardelijke vrijlating. Hoewel andere overwegingen relevant zijn blijft recidive de maat voor succes van een strafrechtelijke sanctie. In dit opzicht is het wetenschappelijke bewijs niet sterk genoeg om het HOPE programma in de huidige vorm verder te ondersteunen als primaire leidraad voor effectief reclasseringstoezicht.