Inleiding en context
Goede morgen beste ´kennisparelontvangers´, het is vandaag maandag 22 januari 2024. Een blanco werkweek ligt weer voor ons, maak er allemaal wat moois van. Ik start ook nu weer met een toepasselijk liedje bij het onderwerp van de ´kennisparel´ van vandaag, de Art Attacks: https://www.youtube.com/watch?v=FhIPjyzw5C8 Op het terrein van de aanpak van jeugdcriminaliteit is sprake van een veelheid van interventies, maatregelen en programma´s om de omvang en de ernst van jeugdcriminaliteit terug te dringen of te voorkomen. Zie bijvoorbeeld deze compilatie die ik onlangs maakte: https://www.researchgate.net/publication/375775160_Jeugdcriminaliteit_kennisparels_2020-2023_Een_overzicht_van_een_op_evidentie_gebaseerde_aanpak/stats Vandaag een mooi systematisch overzicht over de effecten van zogenaamde ´kunsttherapie´ / ´artistieke interventies´ gericht op jongeren die het risico lopen op delinquent gedrag of die al delicten plegen.
Jongeren die in het formele rechtssysteem terechtkomen ervaren vaak complexe problemen en lopen de kans om een criminele carrière op te bouwen. Daarin spelen delicten als afpersing, overvallen, gewelddadig gedrag variërend van vechten, ernstig seksueel en fysiek geweld tot moord en doodslag. Risicofactoren zijn onder meer materiële achterstand, vroegtijdig verlaten van onderwijs of lage schoolprestaties, gebrekkig ouderlijk toezicht / controle en onstabiele gezinscontexten. Geweld onder jongeren kan leiden tot een reeks problemen, waaronder geestelijke gezondheidsproblemen, escalerende risico’s resulterend in omvangrijke fysieke gezondheids- en sociale problematiek.
De materiële en immateriële kosten van jeugdcriminaliteit voor slachtoffers en de kosten voor de strafrechtspleging zijn omvangrijk te noemen. Dit suggereert dat effectieve preventieprogramma’s gericht op jongeren en jong volwassenen noodzakelijk zijn om de geschetste problematiek te reduceren of te voorkomen. Hiermee kan een breed scala aan individuele en maatschappelijke ellende worden voorkomen die aanzienlijke economische besparingen kunnen opleveren.
Er bestaan interventies die gebruik maken om jongeren via artistieke interventies (waaronder muziek maken, schilderen, dansen, dichten, fotografie, beeldhouwen, maken van podcasts, schrijven of uitingen via moderne media) ervan te weerhouden delicten te plegen of ander ongewenst gedrag te vertonen. Op deze wijze probeert men door expressieve en artistieke vaardigheden bij (delinquente) jongeren het zelfvertrouwen te bevorderen, de veerkracht te verhogen en het onder ogen laten zien van problematische attitudes en overtuigingen. De toe te passen interventies zijn divers blijkt uit bijgesloten ´kennisparel´. Ze zijn primair gericht op de betrokkenheid van deelnemers bij artistieke en creatieve activiteiten zoals schilderen, beeldhouwen, muziek, drama en dans. De interventies staan op zichzelf of zijn onderdeel van andere interventies, zoals mentoren of onderwijs. Wat zijn de effecten van deze interventies? Voor wie werken ze? En loont het de moeite om ze toe te passen? Bijgesloten ´kennisparel´ geeft daarop de antwoorden.
Bron
Mansfield, Louise, Norma Daykin, Neil E. O’Connell, Daniel Bailey, Louise Forde, Robyn Smith, Jake Gifford & Garcia Ashdown-Franks (March 2024). A mixed methods systematic review on the effects of arts interventions for children and young people at-risk of offending, or who have offended on behavioural, psychosocial, cognitive and offending outcomes: A systematic review. Campbell Systematic Reviews, vol. 20, no. 1, March, pp. 1-35. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.1002/cl2.1377
Summary
Young people who enter the justice system experience complex health and social needs, and offending behaviour is increasingly recognised as a public health problem. Arts interventions can be used with the aim of preventing or reducing offending or reoffending. The objective is to evaluate evidence on the effectiveness and impact of arts interventions on keeping children and young people safe from involvement in violence and crime. To explore factors impacting the implementation of arts interventions, and barriers and facilitators to participation and achievement of intended outcomes. To develop a logic model of the processes by which arts interventions might work in preventing offending behaviours.
We included randomised and non-randomised controlled trials and quasi-experimental study designs. We included qualitative studies conducted alongside intervention trials investigating experiences and perceptions of participants, and offering insight into the barriers and facilitators to delivering and receiving arts interventions. We included qualitative and mixed methods studies focused on delivery of arts interventions. We included studies from any global setting. We included studies with CYP (8–25 years) who were identified as at-risk of offending behaviour (secondary populations) or already in the criminal justice system (tertiary populations). We included studies of interventions involving arts participation as an intervention on its own or alongside other interventions. Primary outcomes were: (i) offending behaviour and (ii) anti-pro-social behaviours. Secondary outcomes were: participation/attendance at arts interventions, educational attainment, school attendance and engagement and exclusions, workplace engagement, wellbeing, costs and associated economic outcomes and adverse events.
We included 43 studies (3 quantitative, 38 qualitative and 2 mixed methods). We used standard methodological procedures expected by The Campbell Collaboration. We used GRADE and GRADE CERQual to assess the certainty of and confidence in the evidence for quantitative and qualitative data respectively.
We found insufficient evidence from quantitative studies to support or refute the effectiveness of arts interventions for CYP at-risk of or who have offended for any outcome. Qualitative evidence suggested that arts interventions may lead to positive emotions, the development of a sense of self, successful engagement in creative practices, and development of positive personal relationships. Arts interventions may need accessible and flexible delivery and are likely to be engaging if they have support from staff, family and community members, are delivered by professional artists, involve culturally relevant activity, a youth focus, regularity and a sustainable strategy. We found limited evidence that a lack of advocacy, low funding, insufficient wider support from key personnel in adjacent services could act as barriers to success. Methodological limitations resulted in a judgement of very low confidence in these findings.
Afsluitend
Het blijkt dat de onderzoekers onvoldoende bewijs hebben gevonden (te weinig onderzoeken; matige methodologische kwaliteit) om de effectiviteit van artistieke interventies gericht op het voorkomen van jeugdcriminaliteit te ondersteunen of te weerleggen. Dat geldt zowel voor risicogroepen aks actieve jeugddelinquenten. Van de geïncludeerde studies is slechts zeer weinig bewijs en zeker geen duidelijk bewijs van een effect van de interventies. En meest belangrijk, er is geen bewijs gevonden voor de primaire uitkomstmaat: het reduceren van recidive en/of delinquentie’.
Dat is natuurlijk een tegenvallend resultaat. Maar de bijgesloten ´kennisparel´ biedt ook aanknopingspunten om te leren van de uitkomsten en de conclusies. Daartoe doen de onderzoekers suggesties voor zowel beleid, praktijk en toekomstig onderzoek naar de effecten van de interventie. Voorlopig moeten we het met deze teleurstellende resultaten doen. Het is daarom aan de subsidievertrekkers / verstrekkers van financiële middelen van dergelijke interventies om een goede afweging te maken met de keuze tussen het scala aan succesvolle of minder succesvolle interventies om jeugdcriminaliteit te voorkomen. Dat staat ook wel bekend als ´investing wisely in crime prevention´.