Inleiding en context
Goede morgen beste mensen, het is vandaag woensdag 24 januari. Ik begin vandaag met een mooi liedje voor mijn zeer gewaardeerde collega Rob Teijl die binnenkort met pensioen gaat. Rob is niet alleen een harde werker maar ook een goed en behulpzaam persoon, Rob deze is voor jou: https://www.youtube.com/watch?v=0HMAVU1k7kg Maar nu naar de realiteit van deze werkdag en dat betekent onder meer een nieuwe ´kennisparel´ in jullie mailbox. Vandaag een systematisch overzicht naar de geografische spreiding van (hulp)verzoeken door het publiek naar politiediensten (hulpverlening en reageren op gepleegde criminaliteit). Dergelijk geïnitieerde vragen naar politiediensten wordt ook wel de ‘reactieve’ vraag genoemd. Een reactieve vraag kan op verschillende manieren worden gegenereerd, zoals een persoonlijk verzoek om hulp op straat, het melden van een misdrijf (bijvoorbeeld op een politiebureau) of als een noodoproep voor hulp.
De politie reageert vervolgens, als dat nodig wordt geacht, op de vraag door haar diensten aan te bieden. Sinds de komst van geautomatiseerde bestanden van dergelijke politiediensten wordt de vraag van de politie meestal gemeten aan de hand van noodoproepen voor hulpverlening. De kenmerken van deze gegevens zijn uniek. Normaal gesproken worden het tijdstip waarop de oproep is ontvangen en de locatie van de oproep en/of het incident automatisch geregistreerd in het geautomatiseerde systeem. Oproepen worden geregistreerd, ongeacht de ernst ervan en ongeacht het criminele karakter ervan. Het bestaan van dergelijke gegevens en de toegankelijkheid ervan via open databronnen heeft geleid tot een schat aan onderzoek naar de ruimtelijke kenmerken en geografische spreiding van de publieke vraag naar politiediensten, inclusief niet-criminele vormen van publieke vraag (bijvoorbeeld geestelijke gezondheidscrises /hulvragen). Hoe ziet die geografische spreiding eruit? Is er sprake van een ´scheve verdeling´ van de hulpvraag en criminaliteitslasten? naar welke typen van delicten gaat de meeste aandacht uit? Bijgesloten ´kennisparel´ geeft daaromtrent inzicht en overzicht.
Bron
Langton, Samuel, Stijn Ruiter & Linda Schoonmade (January 2024). The spatial patterning of emergency demand for police services: A scoping review. Crime Science, vol. 13, 17 January, pp. 1-16. https://crimesciencejournal.biomedcentral.com/articles/10.1186/s40163-023-00199-y
Summary
This preregistered scoping review provides an account of studies which have examined the spatial patterning of emergency reactive police demand (ERPD) as measured by calls for service data. To date, the field has generated a wealth of information about the geographic concentration of calls for service, but the information remains unsynthesised and inaccessible to researchers and practitioners. We code our literature sample (N = 79) according to the types of demand studied, the spatial scales used, the theories adopted, the methods deployed and the findings reported.
We find that most studies focus on crime-related call types using Meso-level (e.g., neighbourhood) spatial scales. Descriptive methods demonstrate the non-random distribution of calls, irrespective of their type, while correlational findings are mixed, providing minimal support for theories such as social disorganization theory. We conclude with suggestions for future research, focusing on how the field can better exploit open data sources to ‘scale-up’ analyses.
This review has provided a descriptive account of studies which have sought to describe and/or explain the spatial patterning of emergency reactive police demand (‘ERPD’), as measured using calls for service data. The study had three principal aims, namely, to synthesize correlational findings for the purposes of establishing ‘empirical regularities’, to gauge the extent to which different forms of (crime and non-crime) police demand are being examined, and to ascertain whether the field has embraced the usage of fine-grained, ‘micro’ spatial scales, such as street segments.
We found minimal evidence for empirical regularities, even among common predictors such as deprivation. Resident single persons, unemployment, physical disorder, crime/other calls for service, and collective efficacy tended to have the hypothesized associations. The focus of most analyses in the field is on calls for service related to crime, such as violence, although there has been substantial attention paid to calls involving mental health and vulnerable people in recent years. Despite recent calls in crime and place research to use micro-level spatial scales, there is still a preference to study ERPD using Meso-level units such as census blocks.
One key area in which we identify shortcomings is the reliance on one-off case studies, and consequently, the inconsistency with which analyses are conducted and theories tested. We propose that the field better exploits the widespread availability of relevant open data (in the US) and open software. Without doing so, our evidence-based suffers: generalizability is limited and empirical regularities remain undiscovered.
Afsluitend
Ook in Nederland is sprake van een scheve verdeling van de ‘’criminaliteitslasten’’. Dat is zowel geografisch, aan daderkant en aan slachtofferkant het geval. Er kan dus gesteld worden dat afgezien kan worden van een algemeen criminaliteitsbeleid dat breed wordt ingezet. De voorkeur en focus moet gericht worden op een specifiek beleid en aanpak. Hierbij moet gericht beleid gevoerd worden op de relatief kleine aantallen ernstige criminaliteitsfeiten, slachtoffers en daders. Dat geldt zowel voor georganiseerde criminaliteit als de ‘’klassieke criminaliteit’’. Daarbij kan het gaan om een meer sjabloonmatige versus een maatgerichte aanpak, om een lichte toets versus een zware inzet, om een terughoudende versus een ingrijpende benadering.
De conclusie op basis van deze ‘’criminaliteitsconcentratie’’ of ‘’criminaliteitsdruk’’ is dat het niet voor iedereen veiliger is geworden. Zowel bij daders, slachtoffers en binnen specifieke plekken, plaatsen of branches is sprake van een belastende concentratie van criminaliteit. Hier ligt een prima kans om zeer gericht (focus optima forma) beleid te voeren op die plekken en plaatsen waar sprake is van een scheve verdeling van criminaliteit, slachtofferschap, en daderschap.
Wellicht kan een gelijkmatiger verdeling van de criminaliteitsproblematiek tot stand komen door de gerichte inzet van de publieke veiligheidszorg op die plaatsen waar de criminaliteitsproblematiek zich bovengemiddeld voordoet en waar inwoners en bedrijven niet in staat zijn preventieve maatregelen te bekostigen. Naar analogie van beleid ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, kan aandacht geschonken worden aan groepen en gebieden met hoge criminaliteitsrisico’s die niet in staat zijn voor de eigen veiligheid te zorgen.