Inleiding en context

Goede morgen allemaal op deze dinsdag 5 maart 2024. Ik begin met een (hopelijk) vrolijk stemmend liedje: https://www.youtube.com/watch?v=XhzpxjuwZy0 Lekker hoor. Maar nu naar de dag van vandaag waar jullie  natuurlijk een nieuwe ´kennisparel´ in de mailbox aantreffen. Daarin staat de vraag centraal hoe professionals denken te voorkomen dat jonge kinderen in de criminaliteit belanden. Om te voorkomen dat kinderen van 9 tot 15 jaar bij ernstige delicten betrokken raken, zien professionals voor alle leeftijden een duidelijke meerwaarde in het versterken van het goed opgroeien van kinderen. Dit kan bijvoorbeeld door steun aan de ouders, het versterken van een veilige opvoedsituatie, ontplooiingsmogelijkheden voor jongeren in de wijk en een veilige ontwikkeling op school. Over de meerwaarde van repressief ingrijpen, zoals contact met de politie of jeugdzorg, bestaat minder overeenstemming. Zeker wanneer het gaat om kinderen tot 11 jaar.

De afgelopen jaren is het aantal jongeren dat betrokken is bij criminaliteit significant gedaald: https://www.researchgate.net/publication/314371520_PowerPoint_presentatie_Jeugdcriminaliteit_in_Nederland_de_stand-van-zaken_in_2023 Toch zijn er zorgen over jonge minderjarigen die zware delicten plegen, zoals drugs- en wapendelicten, doodslag en zware mishandeling. Uit verschillende studies blijkt dat jong starten met het plegen van delicten en recidiveren leidt tot ‘ingroei’ en ‘doorgroei’ in de criminaliteit. Deze zorgen zijn herkenbaar voor professionals die werken in het onderwijs, het jongerenwerk, de jeugdhulp en bij de politie.

De zorgen sluiten aan bij prospectieve longitudinale studies waaruit blijkt dat frequente plegers van ernstige delicten vaker een langere criminele carrière hebben, meer verschillende typen delicten plegen en op jongere leeftijd beginnen met het plegen van delicten. Het doel van dit onderzoek is aanknopingspunten te identificeren voor interventies die gericht zijn op het voorkomen dat kinderen in hun vroege adolescentie (9-15 jaar) bij deze ernstige delicten betrokken raken.

Bron

Hanrath, Joep, Eveline van der Herberg & Andrea Donker (januari 2024). Vroegtijdig ingrijpen op antisociaal gedrag 0-15 jarigen: Wat als je het de praktijk vraagt? Utrecht: Hogeschool Utrecht, Lectoraat Kennisanalyse Sociale Veiligheid, 65 pp. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/3345

Summary

The central question:

What starting points are there to reduce the risk of developing antisocial behaviour in children aged 0-15 and to adjust or reverse delinquent behaviour in early adolescence?

To answer this question, a literature review was conducted on the basis of which questions and statements were presented in a Delphi survey to 43 practitioner respondents: researchers, practitioners and experts by experience.

The literature review focuses on the following research questions:

The Delphi study was conducted in two rounds focusing on the following research questions:

Round 1. In the series of recognized interventions presented, what do you think should be used?

Round 2. Which interventions should receive the most attention at this time?

The international scientific literature shows that several factors influence antisocial development in childhood. These factors, such as low empathy or intelligence, may be related to the child. But also with the growing-up situation. Think criminal family members or domestic violence. In addition, the school (truancy) and the neighbourhood (low socio-economic status) play a role. For all these factors, different types of interventions are available for different ages: growing up well (universal prevention), redirecting antisocial or delinquent behaviour (primary intervention) and reversing it (secondary intervention). The impact of the interventions can be enhanced if they are combined and focus on the child as well as the family and the school or neighbourhood.

Respondents see clear added value for all ages in strengthening good growing up, so even before problematic antisocial or delinquent behaviour occurs. For example, strengthening social skills in the child, parenting support for the family and strengthening a safe learning climate at school. When it comes to interventions that adjust signals of antisocial behaviour or stop that behaviour, professionals are less unanimous. For instance, there are doubts about more police presence in the neighbourhood. The same applies to repressive intervention for children under 11 who show antisocial behaviour. This involves contact with the police, a report to Safe Home or supervision by Youth Care. For young people between 12 and 15 years old, the added value of this form of repressive intervention is seen, but professionals hesitate about the use of a placement in a closed youth care institution.

According to survey respondents, coercive intervention can lead to a breach of trust between the professional and the child or family. Yet they indicate that problems can also arise when using interventions for good parenting. For instance, children and parents may perceive an intervention as an obligation. Respondents also indicate that it is difficult to engage with parents who experience parenting stress because they prefer to avoid talking about worrying signs.

The results of this research provide guidance for policy choices, both nationally and more regionally and locally. For example, with practitioners, information can be gathered locally on how to combine interventions. More knowledge can also be gained by combining recognised interventions with supporting forms of advice, advocacy and guidance on daily stress-increasing conditions in the areas of work, income and housing.

Afsluitend

In bijgesloten ´kennisparel´ is getracht een indruk te krijgen van de overtuigingen die er in de praktijk bestaan ten aanzien van effectief ingrijpen om de ontwikkeling van ernstig crimineel gedrag in de adolescentie te voorkomen. Bij dit onderzoek is aan alle kanten de breedte opgezocht. Er is gekeken naar een brede range van factoren die van invloed zijn op een antisociale ontwikkeling en naar een heel scala aan interventies dat hierop aan kan grijpen. Dit heeft een breed overzicht van mogelijke aangrijpingspunten en daarop aansluitende, beschikbare interventies opgeleverd. Ik verwijs de geïnteresseerde lezers nog naar deze compilatie van eerder verzonden ´kennisparels´ rond ´jeugdcriminaliteit´: https://www.researchgate.net/publication/375775160_Jeugdcriminaliteit_kennisparels_2020-2023_Een_overzicht_van_een_op_evidentie_gebaseerde_aanpak De auteurs van bijgesloten ´kennisparel´ geven zelf ook een aantal beperkingen van het onderzoek aan. Deze beperkingen van het onderzoek liggen in:

Ten slotte, velen menen dat bemoeienis met het gezin de privacy schendt. Anderen vinden dat een excuus om de zaak op zijn beloop te laten. In principe is dwang niet te verkiezen. Van vrijwillige medewerking van de ouders is veel meer te verwachten. Dan kunnen hulpverleners immers beter gebruik maken van de mogelijkheden die het gezin heeft. Maar wat te doen wanneer ouders van kinderen met stelselmatig probleemgedrag zulke hulpprogramma’s weigeren? In hoeverre is het mogelijk om een onderbouwde selectie van ´probleemgezinnen´ te maken? Gegeven de beperkte voorspelbaarheid van criminele loopbanen verwijs ik ook een kritische verhandeling bij over het concept van vroegtijdig ingrijpen bij criminaliteitsrisico´s. Al wat ouder, uit 2007, maar volgens mij nog steeds geldig: https://www.researchgate.net/publication/303304815_Vroegtijdig_ingrijpen_bij_criminaliteitsrisico Neem er maar eens kennis van.