Inleiding en context
´Een historisch moment´ … Goede morgen allemaal op deze donderdag 16 mei 2024. Ik begin met een rustig liedje om de dag te beginnen: https://www.youtube.com/watch?v=fVpv5MnVoE0 Mooi. Maar nu naar de ´kennisparel´ van vandaag. die betreft een plan- en procesevaluatie van mediation in strafzaken. Voor mediation in strafzaken (MiS) bestaat er sinds 2017 een landelijke regeling (voorziening). Van die voorziening wordt echter nog maar weinig gebruik gemaakt. Dat heeft niet zozeer te maken met de voorziening zelf. Dit blijkt uit bijgesloten ´kennisparel´ van vandaag.
Professionals oordelen grotendeels positief over de ontwikkelde werkwijzen voor toepassing van mediation in de strafrechtpraktijk. Wel wordt de toepassing beperkt door de wijze van selectie van zaken en door knelpunten bij de inpassing in het reguliere strafproces. Professionals denken dan ook dat mediation in strafzaken vaker kan worden ingezet dan nu gebeurt. Via mediation in strafzaken kunnen verdachte en slachtoffer met elkaar in gesprek. Mediation vindt plaats in de rechtbank of het gerechtshof, onder begeleiding van gespecialiseerde mediators. Mediation is mogelijk in alle soorten strafzaken, van bedreiging of diefstal tot verkeersongevallen of ernstig geweld. Mediation komt niet in plaats van een strafprocedure. Er volgt dus altijd nog een beslissing van de rechter of officier van justitie.
Wat mediation in strafzaken precies inhoudt, wordt in de animatie op deze webpagina van het Openbaar Ministerie uitgelegd. De Minister voor Rechtsbescherming heeft het WODC gevraagd te onderzoeken hoe MiS beter en effectiever kan worden ingezet. In het onderzoek is gekeken naar de beleidsdoelstellingen van de voorziening, de wijze waarop deze is opgezet en wat de wetenschap zegt over mediation in strafzaken (planevaluatie). Daarnaast is gekeken hoe de uitvoering in de praktijk verloopt (procesevaluatie). Er is nog niet gekeken naar het effect van MiS (effectevaluatie). Het onderzoek daarnaar zal op een later moment plaatsvinden.
Bron
Hoekstra, M.S., R.R. van Riezen-den Bak & G. Teeuwen (mei 2024). Plan- en procesevaluatie Mediation in strafzaken. Den Haag: Ministerie van Justitie & Veiligheid, Wetenschappelijk Onderzoek en Datacentrum, 16 pp.
https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/3358
Summary
Only 1% of annual criminal cases involve mediation. From 2017 to 2022, 7,905 cases involved either the prosecutor or the judge referring to MiS, of which 1,431 involved a juvenile defendant. MiS is applied in both so-called first-instance and appeal cases. Of all referrals to mediation within the judiciary from 2017-2022, 42% were about mediation in criminal cases. This does make MiS cases the largest case flow.
Prosecutors and judges (referrers) determine when MiS is used and when it is not. Interviewed referrers indicate that they find cases in which the victim and defendant know each other and traffic cases most suitable for mediation. In more serious cases and cases where the victim and defendant do not know each other, referrers experience a higher threshold to approach the victim (or have the victim approached). They often assume that victims do not need contact. However, the registration data seem to show that after referral, the mediation process starts just as often for more serious as for lighter offences; agreement is also reached just as often. Reluctance to refer is thus a cause of the limited use of MiS. Interviewed lawyers and chain partners also recognise this picture.
In addition, referrers struggle with fitting the mediation process into their own work processes. For example, there is a misconception that MiS cannot be used in parallel with criminal proceedings. Therefore, prosecutors prefer to refer as early as possible so there is no need to wait for the mediation outcome when deciding the case. In practice, this early referral is often not feasible because victims and suspects are not open to it or because it is not in the interest of the criminal investigation. Judges almost exclusively refer from the substantive hearing. The case then has to be adjourned, which is considered undesirable from the point of view of efficiency and timely adjudication.
This study clarifies that there is a large untapped potential for cases in which victims and suspects could benefit from MiS but are not currently being referred. Further steps can also be taken about embedding in the Public Prosecution Service and the judiciary and cooperation with lawyers and chain partners. To ensure that mediation is used in more cases when appropriate, the WODC argues, based on the study’s findings, that (having) MiS examined should be seen as a right of victims and suspects in the criminal process. To achieve this, four overarching schools of thought have been formulated:
- Counter improper selectivity in the referral process through, among other things, commitment to awareness.
- Strengthen the role of mediation agencies by, for example, having them do the initial canvassing of victims.
- Strive for a stronger organisational embedding of MiS in the criminal process by, among other things, more intensive involvement of chain partners and lawyers in the mediation process.
- Address bottlenecks in information and communication. Make it clear that MiS does not replace criminal justice, but can meet the needs of both victims and suspects.
This report provides insight into the policy objectives and design of mediation in criminal cases on paper and in practice. Where possible, these aspects have been reviewed against the scientific literature. The research provides an overview of where we are now. In doing so, the findings from the current study also provide direction for future research on MiS. Future research could focus, among other things, on whether expected effects actually occur and how various organisational aspects – for example, how information provision is arranged – are perceived by victims and suspects.
In addition, the study offers starting points for further development and improvement of the facility for both policymakers and professionals in implementation practice. Based on the findings, the researchers conclude that – more than six years after the national roll-out of MiS – there is still a large untapped potential. In doing so, they do not want to sell short the work of all those who are or have been committed to the introduction of MiS and its application in concrete cases. With the lines of thought they have formulated in the concluding chapter, they hope to stimulate and give direction to the discussion on a broader application of mediation in criminal proceedings. In doing so, they aim to focus on the free and well-informed choice of those involved themselves.
Afsluitend
Een prima onderzoek met kritische kanttekeningen vooral over het onbenutte potentieel van mediation in strafzaken. De opkomst van het herstelrecht is onderdeel van wat is aangeduid als de emancipatie van het slachtoffer. Oorspronkelijk werd dit met name door de criminoloog Bianchi gezien als een vervanging het strafrecht, later werd die beschouwd als een belangrijke aanvulling op de strafrechtspleging. De inmiddels gegroeide praktijk van het herstelrecht toont dat die aanvulling zich wel een vaste plaats lijkt te hebben verworven. Maar in kwantitatief opzicht blijft de interventie zeker vooralsnog bescheiden. Ik kwam dit recente systematische overzicht rond ´restorative justice´ tegen, ook interessant: https://www.annualreviews.org/content/journals/10.1146/annurev-criminol-030421-040921 Ten slotte verwijs ik de geïnteresseerde lezers graag naar deze eerder verschenen ´kennisparels´ over aspecten van mediation: 180;387;539 en 637. Allemaal gratis te downloaden vanaf: https://prohic.nl/de-parels-van-jaap-de-waard/