Inleiding en context
Goede morgen allemaal, het is vandaag vrijdag 11 juni 2021. Het weekeinde staat voor de deur en het wordt een zonovergoten weekeinde. Geniet er allemaal van. Ik heb vandaag vrij genomen om dit weekeinde met vrouw en vrienden in Zuilichem door te brengen. Maar toch nog even snel een ´kennisparel´ in jullie mailbox laten landen, ik ben er vroeg voor opgestaan. Het betreft een gisteren verschenen systematische studie naar het zogenaamde radicaliseringsproces. Eerder verstuurde ik al drie ´kennispareltjes´ over dit fenomeen. De geïnteresseerde lezer kan ze downloaden onder: https://prohic.nl/2020/08/10/10-augustus-2020-a-field-wide-systematic-review-and-meta-analysis-of-putative-risk-and-protective-factors-for-radicalization-outcomes/ of https://prohic.nl/2020/08/17/17-augustus-2020-counter%e2%80%90narratives-for-the-prevention-of-violent-radicalisation-a-systematic-review-of-targeted-interventions/ of https://prohic.nl/2021/05/11/211-11-mei-2021-multiagency-programs-with-police-as-a-partner-for-reducing-radicalisation-to-violence/ Maar nu snel naar de bijgesloten ´kennisparel´ en dan verdwijn ik snel naar het hopelijk mooie Zuilichem in de Bommelerwaard. Fijne dag en alvast een fijn weekeinde!
Bron
Nickolson, Lars, Naomi van Bergen, Allard Feddes, Liesbeth Mann & Bertjan Doosje (juni 2021) Extremistisch denken en doen: Een systematische studie van empirische bevindingen over het radicaliseringsproces. Den Haag: Ministerie van Justitie en Veiligheid, Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum, 258 pp. https://repository.wodc.nl/bitstream/handle/20.500.12832/3063/3050-extremistisch-denken-en-doen-volledige%20tekst.pdf?sequence=1&isAllowed=y
Summary
It is impossible to predict who will and who will not radicalise based on a handy list of factors. This is apparent from an analysis of 707 scientific, peer-reviewed articles by the University of Amsterdam on behalf of the WODC. The systematic literature review confirms that radicalisation is a complex process and that every extremist follows his radicalisation trajectory. There is little knowledge about the effectiveness of interventions to combat radicalisation.
Extremism refers to the ideas and movements that aim to bring about far-reaching political or social change by overthrowing the system and disrupting society, without rejecting the use of violence. Extremism and terrorism have been pressing social problems for decades. Terrorism puts important basic social needs such as peace, security and stability under pressure. This systematic review of the scientific literature aimed to identify the factors that contribute to extremism. Interventions to combat extremism have also been mapped out. The analysis confirms that radicalisation is a complex process. There is no factor that in itself is a necessary or sufficient condition for radicalisation. Individual factors increase the risk of radicalisation, but natural susceptibility to extremism (or actual extremist acts) instead requires a combination of different factors. And that combination can be different for every extremist. Extremists all follow their radicalisation trajectory, with different circumstances, motivations and endpoints. There is still a lot of uncertainty about how we can intervene effectively to stop or slow down this process.
A promising development is that there has been a clear annual increase in the number of empirical scientific studies into extremism in the last two decades. These studies focus on extremism in general (313 studies), Islamic extremism (235) or right-wing extremism (106). More than three quarters use a quantitative method.
Afsluitend
Tja daar moeten we het dus mee doen op basis van bijgesloten systematische review. Het blijft ondanks de accumulatie van kennis over de afgelopen jaren onduidelijk welke interventies en maatregelen daadwerkelijk werken om radicalisering tegen te gaan. Opnieuw een bevestiging dat het zeer lastig blijkt te zijn om uitspraken te doen over wat werkt, wat veelbelovend is en wat niet werkt bij de aanpak van het omvangrijke fenomeen van ´criminaliteit´. Maar we kunnen ook positief afsluiten, op basis van de 225 ´kennisparels´ die ik tot nu toe heb verstuurd blijkt dat er toch werkzame interventies zijn. Wat blijkt op hoofdlijnen te werken?
Situationele criminaliteitspreventie
Eén van de basisuitgangspunten bij situationele criminaliteitspreventie is dat de gelegenheid de dader maakt. De goeroe van de situationele aanpak, Ron Clarke, beweert dan ook ‘’It is easier to change places than people’’. En daarmee wordt de essentie van de aanpak weergegeven: er gaat veel meer preventief effect uit van een goede beveiliging door middel van technische en sociale maatregelen dan een directe beïnvloeding in de persoonlijkheid of levenssfeer van de (potentiële) dader. Het gaat er dus om zo min mogelijk gelegenheden te bieden voor criminaliteit en daarmee mensen niet in de verleiding te brengen om delicten te plegen. Er is dus sprake van een indirecte gedragsbeïnvloeding. Op basis van een flink aantal synthesestudies blijkt dat de situationele aanpak forse criminaliteit reducerende effecten kan sorteren. Wat blijkt te werken? De inzet van toezichthouders in woningcomplexen, openbaar vervoer en in de publieke ruimte. Het ophogen van het verlichtingsniveau in (semi) publieke ruimten. De toepassing van cameratoezicht op bepaalde locaties en gericht op specifieke delicten. Toepassing van het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Het ophogen van het algemene beveiligingsniveau en herinrichting van woonwijken. Het tijdens de productiefase van consumentengoederen (auto’s, camera’s, fietsen, GSM) installeren van standaard beveiligingsmaatregelen. Ten slotte blijkt het sluiten van criminogene situaties zoals dealerpanden, belwinkels door de toepassing van (civiele) wet- en regelgeving effectief te zijn.
Een belangrijk kenmerk van een effectieve situationele aanpak is de relatieve eenvoud van de maatregelen. Voorbeelden zijn het simpele ophogen van verlichting, creëren van zichtbaarheid en toegankelijkheid. Het gaat vaak om relatief goedkope maatregelen. Zo wordt het inbraakrisico door het investeren in extra sloten, het licht laten branden, het installeren van een buitenlamp in combinatie met een inbraakalarm met factor zestien minder. Plekken en plaatsen waar bovengemiddeld veel criminaliteit voor komt kunnen door relatief eenvoudige bouwkundige en technische maatregelen en het ophogen van toezicht veiliger worden gemaakt. Het aanpassen van sluitingstijden en regelen van openbaar vervoer in uitgaansgebieden zorgt er voor dat er niet een situatie ontstaat van een opeenhoping van (aangeschoten) mensen op straat. Hiermee wordt op simpele wijze voorkomen dat er geweld ontstaat.
Effectieve politiezorg
Wat blijkt te werken? De aanpak van herhaald slachtofferschap. De kans op herhaald slachtofferschap is bijzonder groot gedurende een korte periode na het eerste slachtofferschap, het overgrote deel binnen een maand. De gerichte aanpak van herhaald slachtofferschap blijkt in gebieden die gekenmerkt worden door een hoog criminaliteitsniveau succesvol te zijn. De zogenaamde hotspots aanpak, waarbij de politie een gerichte surveillance uitvoert op criminele brandhaarden, blijkt ook criminaliteit te reduceren. De politie blijkt in staat om criminaliteit te reduceren door (gedwongen) samenwerking en informatie-uitwisseling met lokale overheden en andere partijen: dit is de strategie van het zogenaamde third party policing. Hoe beter de politie beleidsmatig de (oorzakelijke) factoren in relatie met criminaliteit kan identificeren, hoe minder criminaliteit er is. Deze strategie staat bekend als probleemgerichte politieaanpak. Ten slotte blijkt de harde kern / top tien aanpak effectief. Hierbij is een gerichte persoonsgerichte aanpak van veelplegers de toegepaste strategie.
Het blijkt dat een aantal kenmerken een effectieve politiezorg bepaalt. Het gaat dan om een gerichte aanpak van (potentiële) daders, slachtoffers en plekken en pleegtijden. Verder is er sprake van een gericht beleid waarbij rekening wordt gehouden met de wensen en verwachtingen van inwoners en bedrijven. Ten slotte is een gedegen criminaliteitsanalyse een must. Het gaat daarbij om het bepalen van de aard en omvang van criminaliteit, een analyse van de oorzaken, mogelijke maatregelen en een analyse van de werkzaamheid hiervan.
Effectieve strafrechtelijke interventies
‘’Nothing Works’’ schreef Robert Martinson in 1974 in een klassieke bijdrage aan Public Interest. Daarmee bedoelde hij dat niets werkt bij recidivepreventie. Deze sombere conclusie bepaalde vervolgens jaren lang het strafrechtelijke interventiebeleid. De afgelopen tien jaar is echter weer sprake van een herleving van de rehabilitatiegedachte. Het kennisdomein van werkzame interventies en maatregelen gericht op recidivepreventie is de laatste jaren flink toegenomen. Er is sprake van een container aan verschillende interventies: van sociale vaardigheidstraining tot disciplineringkampen tot groep coaching tot gevoelsbeheersing. Bij het doornemen van alle beschikbare meta-evaluaties komt het volgende beeld naar voren. Er bestaan strafrechtelijke interventies die negatieve effecten sorteren. Er is dus sprake van meer recidive. Dat blijkt zich voor te doen bij zogenaamde bajesbangprojecten en boot camps / disciplineringkampementen. Er zijn ook interventies die het bovengemiddeld goed doen en waarbij soms sprake is van 60% verbetering in recidive. Effectieve interventies zijn o.a. opvoedingsondersteuning, cognitieve gedragstherapie, arbeidstoeleiding en mentorprogramma’s. Wanneer je alles op een rijtje zet dan blijkt dat er gemiddeld genomen sprake is van een 12% verbetering bij de behandelde groep versus de niet behandelde groep. Dus gemiddeld genomen wordt via strafrechtelijke interventies één op de acht recidives voorkómen. Dat is een klein, maar zeker niet verwaarloosbaar effect. De grote vraag is waarom er zoveel variatie is in recidive tussen alle verschillende interventies (van 40% verslechtering tot 60% verbetering).
Uit de beschikbare kennis blijkt dat er een aantal kenmerken is aan te wijzen dat bepalend is voor de mate van effectiviteit (lees: recidivereductie) van interventies. Naarmate de interventie zich verder verwijderd van het concrete gedrag en de condities waaronder dat gedrag optreedt, neemt het effect af. Uiteraard is delinquent gedrag persoonsgebonden. Maar het gedrag wordt vaak versterkt door de sociale context, die vaak criminogeen van aard is. Wanner die sociale context geen aandacht krijgt treedt er een verarming op van de te bereiken effecten. De werkzaamheid van interventies wordt voor een fors deel bepaald door de wijze waarop deze in de (grillige) praktijk vorm krijgt. Het gaat dan om de duur van de interventie, de kwaliteit en gedrevenheid van de behandelaar en de effectieve implementatie. Ten slotte, effectieve strafrechtelijke interventies kosten geld. Alleen kwalitatieve en intensieve benaderingen brengen wat op. Daarbij moet ook sprake zijn van een grote persoonlijke inzet bij de uitvoering van de interventie.
Conclusie
Op basis van de uitkomsten uit honderden meta-evaluaties is er reden voor optimisme over wat werkt bij de preventieve en repressieve aanpak van criminaliteit. Een effectief criminaliteitsbeleid is een specifiek en geconcentreerd beleid: selectie en focus zijn de belangrijkste kenmerken. Er bestaan geen handboeken of panklare recepten die aangeven wat wel of niet werkt bij de aanpak van criminaliteit. Wel is de laatste decennia steeds meer inzicht verkregen in welke richting gezocht moet worden om criminaliteit succesvol tegen te gaan. Kennisnemen van dergelijke inzichten is dan ook een must voor iedereen die betrokken is bij de preventie en reductie van criminaliteit en onveiligheid. De belangrijkste les is dat een effectieve aanpak vooral een gerichte aanpak is. Gerichtheid ten eerste wat betreft het probleem dat aangepakt dient te worden.
Anders gezegd, een beleid dat als doel heeft de algemene en ongerichte aanpak van de criminaliteit is bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Effectief beleid is gericht beleid. Van een globale of algemene aanpak (bijvoorbeeld: meer politie in de wijk) kunnen geen effecten verwacht worden. Gerichtheid kan betekenen dat soms met maar beperkte repressieve maatregelen een specifiek criminaliteitsprobleem wordt aangepakt zoals bij ‘’hotspot policing’’. Gerichtheid kan ook inhouden dat juist een scala aan preventieve en repressieve instrumenten wordt ingezet zoals bij een probleemgerichte aanpak. Bij een probleemgerichte aanpak is meestal niet één partij verantwoordelijk voor de uitvoering van maatregelen, maar is er sprake van samenwerking met andere relevante veiligheidspartners. Het is te hopen dat de uitkomsten van de verschenen meta-evaluaties zowel beleid en praktijk verder kunnen stimuleren en op weg helpen om Nederland nog veiliger te maken.