Inleiding en context
Goede morgen allemaal, het is vandaag woensdag 25 augustus 2021. Vandaag een door Nederlandse onderzoekers vervaardigd overzicht over het zogenaamde Good Lives Model (GLM). Het betreft één van de vele programma´s gericht op het terugdringen van recidive, in dit geval onder jongeren. Eerder verstuurde ik al deze ´kennisparel´ over GLM: https://prohic.nl/2020/10/27/27-oktober-2020-systematic-review-of-good-lives-assumptions-and-interventions/ Wanneer je kennis neemt van de bestaande kennis op het terrein van recidivepreventie dan is er sprake van een arsenaal aan interventies, maatregelen en behandelmethoden. Van sociale vaardigheidstrainingen tot gevoelsbeheersing tot opvoedingsondersteuning tot cognitieve gedragstherapie. Er is sprake van een zwembad / container aan persoonsgerichte (strafrechtelijke) interventies om recidive te voorkomen, zie bijvoorbeeld onderstaande dia´s.
Maar nu naar de ´kennisparel´ van vandaag. GLM is een aantal jaren geleden ontstaan als een alternatieve benadering voor strafrechtelijke interventies die gebaseerd zijn op het Risk-Needs-Responsivity (RNR) model. Het RNR-model vormt tot op heden de basis van de meeste rehabilitatie en behandelingsprogramma’s voor delinquenten en is vooral gefocust op risicomanagement en terugvalpreventie. Het GLM richt zich vooral op het bevorderen van het welzijn van de delinquent en stelt de sterke eigenschappen en capaciteiten van het individu centraal. De effectiviteit van het RNR model is uitgebreid onderzocht en beschreven in de literatuur. De invloed van toepassing van het GLM op het behandelverloop en recidivecijfers is echter nog onduidelijk. Bijgesloten overzichtsartikel geeft daar een oordeel over.
Bron
Serie, Colinda M.B., Lore Van Damme, Stefaan Pleysier, Corine de Ruiter, & Johan Put (August 2021). The relationship between primary human needs of the Good Lives Model (GLM) and subjective well-being in adolescents: A multi-level meta-analysis. Aggression and Violent Behavior, 19 August, pp. 1-37. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1359178921001051
Summary
The Good Lives Model (GLM) states that effective interventions should not only focus on risk factors, but also on strengthening the offender’s skills and capacities to meet personally relevant human needs that improve well-being and quality of life. Working toward a better life could reduce the risk of recidivism more sustainably by promising a happier and prosocial life, rather than just a less risky one. Moreover, working not only on risk factors determined by professionals, but also on personally relevant needs and well-being of the offender, is believed to contribute to treatment motivation and subsequently reduce the risk of recidivism. This makes the GLM, which has its roots in positive psychology, a capabilities- or strengths-based approach. It combines improvement of well-being (strength) with reduction of recidivism (risk), resulting in a hybrid and holistic rehabilitation model.
GLM states that effective interventions should not only focus on risk factors, but also on improving well-being by meeting a universal set of human needs, such as relatedness with friends and family, inner peace and excellence in agency, called ‘primary goods’. Little empirical research however exists examining the GLM’s underlying etiological assumptions, especially for youngsters. Due to their developmental phase, adolescents may have different needs or they may prioritize them differently compared to adults. Therefore, we conducted a systematic review of the existing literature on adolescent well-being. A multi-level meta-analysis was conducted to assess the extent to which the 11 GLM primary goods are related to overall subjective well-being in adolescents. We systematically searched databases for terms related to well-being and adolescence, resulting in 139 publications included in the meta-analysis. Almost all of the GLM primary goods were related to subjective well-being in adolescents. Some goods however may be more salient or manifest themselves differently in this particular development phase. Offender rehabilitation interventions should carefully assess which primary goods are important for the youngster, how they (try to) achieve them and in which way the goods are related to their delinquent behavior.
Based on this multi-level meta-analysis, it can be concluded that almost all of the 11 primary goods of the Good Lives Model (GLM) are related, to varying degrees, to overall subjective well-being in adolescents between the ages of 12 to 18. Most of the primary goods were well represented in various studies, including a diverse number of relevant predictor variables and outcome measures for well-being. Moreover, most primary goods were studied in numerous countries representing a variety of cultures, indicating a certain degree of generalizability of the findings.
Afsluitend
‘’Nothing Works’’ schreef Robert Martinson in 1974 in een klassieke bijdrage aan Public Interest. Daarmee bedoelde hij dat niets werkt bij recidivepreventie. Deze sombere conclusie bepaalde vervolgens jaren lang het strafrechtelijke interventiebeleid. De afgelopen 25 jaar is echter weer sprake van een herleving van de rehabilitatiegedachte. Het kennisdomein van werkzame interventies en maatregelen gericht op recidivepreventie is de laatste jaren flink toegenomen. Er is sprake van een container aan verschillende interventies: van sociale vaardigheidstraining tot disciplineringkampen tot groep coaching tot gevoelsbeheersing. Bij het doornemen van alle beschikbare meta-evaluaties komt het volgende beeld naar voren. Er bestaan strafrechtelijke interventies die negatieve effecten sorteren. Er is dus sprake van meer recidive. Dat blijkt zich voor te doen bij zogenaamde bajesbangprojecten en boot camps / disciplineringkampementen. Er zijn ook interventies die het bovengemiddeld goed doen en waarbij soms sprake is van 60% verbetering in recidive. Effectieve interventies zijn o.a. opvoedingsondersteuning, cognitieve gedragstherapie, arbeidstoeleiding en mentorprogramma’s. Wanneer je alles op een rijtje zet dan blijkt dat er gemiddeld genomen sprake is van een 12% verbetering bij de behandelde groep versus de niet behandelde groep. Dus gemiddeld genomen wordt via strafrechtelijke interventies één op de acht recidives voorkómen. Dat is een klein, maar zeker niet verwaarloosbaar effect. De grote vraag is waarom er zoveel variatie is in recidive tussen alle verschillende interventies (van 40% verslechtering tot 60% verbetering). Bijgesloten systematisch overzicht over GLM laat zien dat dit model een positieve bijdrage kan leveren aan het terugdringen en voorkomen van recidive. En met dit positieve bericht sluit ik deze ´kennisparel´ van vandaag af.
Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees vooral aardig voor elkaar. Alleen zo gaan we echt solidair met elkaar om. Tot de volgende ´kennisparel´ die over een paar dagen in jullie mailbox valt.