Inleiding en context
Hallo beste ´kennisparelontvangers´, het is vandaag dinsdag 12 oktober 2021. Ook nu weer een, naar mijn mening, prima overzichtsartikel bijgesloten over afschrikking, percepties van pakkans en de inschatting op risico´s om weer opnieuw in contact te komen de justitiële autoriteiten na een eerder justitiecontact. Allemaal zeer relevante thema´s waar het om strafrechtelijk beleid gaat. Eerder verzond ik een ´kennisparel´ over afschrikking (deterrence): https://prohic.nl/2020/06/02/2-juni-2020-deterrence-in-the-twenty-first-century/ Vanochtend een prima update van die eerder verzonden ´kennisparel´. Even een korte opfrisser waar we het in feite over hebben (met dank aan oud-collega Bert Berghuis).
Een klassieke gedachte in het strafrecht is dat straffen er toe dienen dat men uit vrees voor bestraffing nalaat delicten te plegen (algemene afschrikking / of generale preventie) of dat opnieuw zal doen (speciale afschrikking / preventie). Volgens de ideeën van Césare Beccaria en Jeremy Bentham in de 17e respectievelijk 18e eeuw, zou die vrees een sterker effect hebben naarmate die straf met meer zekerheid volgt, sneller wordt toegediend en passend maar voldoende zwaar van karakter is. Sindsdien heeft de afschrikkingstheorie een belangrijke plaats gekregen en behouden in het denken over het nut van straffen. Zo kreeg dit een nieuwe impuls door de economische benadering van Gary S. Becker in 1968, die er van uitgaat dat een potentiële crimineel afziet van zijn criminele daad als de te verwachten opbrengst niet opweegt tegen de te verwachten straf: https://www.jstor.org/stable/1830482 Een waarlijke klassieker.
Ook in het strafrechtelijk beleid blijkt er een groot geloof in de afschrikkende werking van bestraffing. Het ‘harder aanpakken’ lijkt een permanente reflex bij allerlei ongewenst gedrag, zoals wanneer het gaat om verkeersovertredingen (‘verkeershufters’), om agressie tegen werknemers met een publieke taak, of meer in het algemeen als favoriete repressieve benadering van criminaliteit vooral aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Maar hoe zit het nu met het wetenschappelijk bewijs voor deze gedachte? Er lijkt een grote verwarring te bestaan: soms meent men dat strenger straffen wel degelijk helpt, anderen zien daar niets in, weer anderen denken dat een grotere pakkans wel afschrikkend werkt maar hogere straffen niet. In bijgesloten overzichtsartikel wordt een overzicht gepresenteerd over de wetenschappelijke kennis rond het concept van afschrikking, perceptie van pakkans en dreiging om in contact te komen met justitiële autoriteiten.
Bron
Apel, Robert (January 2022, to appear). Sanctions, perceptions, and crime. Annual Review of Criminology, vol. 5, January, pp. 1-23.https://www.annualreviews.org/doi/abs/10.1146/annurev-criminol-030920-112932
Summary
The interplay of sanctions, perceptions, and crime has special significance in criminology and is central to a long tradition of perceptual deterrence research as well as to more recent scholarship on crime decision-making. This article seeks to review this body of research as it pertains to three basic questions. First, are people’s perceptions of punishment accurate? The evidence indicates that people are generally but imperfectly aware of punishments allowed under the law but are nevertheless sensitive to changes in enforcement, especially of behaviors that are personally relevant. Second, does potential apprehension affect people’s perceived risk and behavior when faced with a criminal opportunity? A highly varied body of literature supports the conclusion that perceptions are sensitive to situational cues and that behavior is sensitive to perceived risk, but these links can be weakened when individuals are in emotionally or socially charged situations. Third, do people revise their risk perceptions in response to crime and punishment experiences? Studies of perceptual change support the contention that people systematically update their perceptions based on their own and others’ experiences with crime and punishment.
This review has sought to provide a broad overview of research on the links between sanctions, perceptions, and crime. It has been guided by three questions, for each of which it is possible to provide an affirmative answer along with important qualifications. Are people’s perceptions of punishment accurate? Does potential apprehension affect people’s perceived risk and behaviour when faced with a criminal opportunity? Do people revise their risk perceptions in response to crime and punishment experiences? The research that has become available in the time since Paternoster drew his conclusion provides important qualifications but does not fundamentally alter the conclusion. In general, people do have basic knowledge about criminal sanctions but tend to be poorly informed about many statutory particulars. An important exception to the latter assertion is people who have prior experiences with crime and sanction themselves, or who are otherwise on the margin for the law-violating behavior in question, and whose perceptions are frequently better calibrated to statutes, statutory changes, and different enforcement regimes.
Despite imperfect knowledge of criminal sanctions, research among generally conforming individuals as well as criminally active individuals indicates that perceived apprehension risk is nevertheless grounded in objective situations and is consistently correlated with offending behavior or offense willingness. Perceived risk is also subject to feedback from successful and unsuccessful experiences with criminal offending, as these experiences are systematically incorporated into decision-making through a process of perceptual change known as Bayesian updating. Although the research reviewed here clearly speaks to important facets and limits of the (perceptual) deterrence doctrine, contemporary scholars who study the sanctions–perceptions–crime interplay are likely to describe their area as the study of decision-making or choice models as opposed to perceptual deterrence, strictly speaking. Sanctions and sanction perceptions are essential components of these models but are by no means the only, nor even the most important, components. A lasting contribution of the research summarized here is the degree to which it has been informed and inspired by developments outside of criminology. This disciplinary boundary crossing has greatly enhanced our understanding of both crime and sanctions.
Afsluitend
Alweer een mooie bijdrage met implicaties voor het strafrechtelijk beleid in Nederland. Werken zwaardere straffen eigenlijk wel, bestaat er zoiets als afschrikking, hoe kun je percepties van pakkans ophogen, wat kunnen we leren van interviews met daders, is het justitiële systeem wel adequaat om strafdreiging te bevorderen? Allemaal basisvragen waar de huidige beschikbare kennis deels antwoord op kan geven. In veel staten van de USA en in het VK heeft men de roep om zwaardere straffen beantwoord met het echt ook toedelen van dergelijke straffen. Het niveau van insluiting is daarmee dramatisch gestegen, evenals de kosten daarvan.
In ons land is dat nauwelijks gebeurd, evenals in andere landen zoals Duistland en Canada. Treffend is dat onze straftoemeting betrekkelijk constant is in ons land, en alleen op onderdelen wijziging vertoont om mee te lopen met de veranderingen in de maatschappelijk denken (seksuele delicten, mensenhandel, ‘zinloos geweld’, geweld tegen publieke functionarissen en geweld achter de voordeur). Het is dan ook vermeldenswaardig dat een strenger strafklimaat niet een gunstiger effect heeft op het criminaliteitsniveau dan een meer gematigd klimaat. In de gehele Westerse wereld is de criminaliteit (even) sterk gedaald.
In ons land is sprake van een gematigd strafklimaat: er worden niet zozeer mínder vrijheidsstraffen uitgedeeld als wel dat die van relatief korte duur zijn. Hierin zijn we niet uniek – we delen dit met landen als Noorwegen, Denemarken en Zweden. Dat lijkt niet toevallig, want we staan cultureel het dichtst bij deze landen. Naast aspecten als betrekkelijk geringe machtsverschillen (die we met meer Westerse landen delen) is het bijzondere de ‘zorgzame cultuur’ die zich uit in een verzorgingsstaat, en waarin criminaliteit minder alleen als een veiligheidskwestie wordt gezien maar ook als een sociale kwestie waarin hulp en zorg een belangrijke component zijn. Hiermee is het gematigd strafklimaat in Nederland een onderdeel van een bredere cultuur, die maakt dat we behoren (met onze Scandinavische familie) tot de landen met de grootste welvaart en geluk.
Inleiding en context
Hallo beste ´kennisparelontvangers´, het is vandaag dinsdag 12 oktober 2021. Ook nu weer een, naar mijn mening, prima overzichtsartikel bijgesloten over afschrikking, percepties van pakkans en de inschatting op risico´s om weer opnieuw in contact te komen de justitiële autoriteiten na een eerder justitiecontact. Allemaal zeer relevante thema´s waar het om strafrechtelijk beleid gaat. Eerder verzond ik een ´kennisparel´ over afschrikking (deterrence): https://prohic.nl/2020/06/02/2-juni-2020-deterrence-in-the-twenty-first-century/ Vanochtend een prima update van die eerder verzonden ´kennisparel´. Even een korte opfrisser waar we het in feite over hebben (met dank aan oud-collega Bert Berghuis).
Een klassieke gedachte in het strafrecht is dat straffen er toe dienen dat men uit vrees voor bestraffing nalaat delicten te plegen (algemene afschrikking / of generale preventie) of dat opnieuw zal doen (speciale afschrikking / preventie). Volgens de ideeën van Césare Beccaria en Jeremy Bentham in de 17e respectievelijk 18e eeuw, zou die vrees een sterker effect hebben naarmate die straf met meer zekerheid volgt, sneller wordt toegediend en passend maar voldoende zwaar van karakter is. Sindsdien heeft de afschrikkingstheorie een belangrijke plaats gekregen en behouden in het denken over het nut van straffen. Zo kreeg dit een nieuwe impuls door de economische benadering van Gary S. Becker in 1968, die er van uitgaat dat een potentiële crimineel afziet van zijn criminele daad als de te verwachten opbrengst niet opweegt tegen de te verwachten straf: https://www.jstor.org/stable/1830482 Een waarlijke klassieker.
Ook in het strafrechtelijk beleid blijkt er een groot geloof in de afschrikkende werking van bestraffing. Het ‘harder aanpakken’ lijkt een permanente reflex bij allerlei ongewenst gedrag, zoals wanneer het gaat om verkeersovertredingen (‘verkeershufters’), om agressie tegen werknemers met een publieke taak, of meer in het algemeen als favoriete repressieve benadering van criminaliteit vooral aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Maar hoe zit het nu met het wetenschappelijk bewijs voor deze gedachte? Er lijkt een grote verwarring te bestaan: soms meent men dat strenger straffen wel degelijk helpt, anderen zien daar niets in, weer anderen denken dat een grotere pakkans wel afschrikkend werkt maar hogere straffen niet. In bijgesloten overzichtsartikel wordt een overzicht gepresenteerd over de wetenschappelijke kennis rond het concept van afschrikking, perceptie van pakkans en dreiging om in contact te komen met justitiële autoriteiten.
Bron
Apel, Robert (January 2022, to appear). Sanctions, perceptions, and crime. Annual Review of Criminology, vol. 5, January, pp. 1-23.https://www.annualreviews.org/doi/abs/10.1146/annurev-criminol-030920-112932
Summary
The interplay of sanctions, perceptions, and crime has special significance in criminology and is central to a long tradition of perceptual deterrence research as well as to more recent scholarship on crime decision-making. This article seeks to review this body of research as it pertains to three basic questions. First, are people’s perceptions of punishment accurate? The evidence indicates that people are generally but imperfectly aware of punishments allowed under the law but are nevertheless sensitive to changes in enforcement, especially of behaviors that are personally relevant. Second, does potential apprehension affect people’s perceived risk and behavior when faced with a criminal opportunity? A highly varied body of literature supports the conclusion that perceptions are sensitive to situational cues and that behavior is sensitive to perceived risk, but these links can be weakened when individuals are in emotionally or socially charged situations. Third, do people revise their risk perceptions in response to crime and punishment experiences? Studies of perceptual change support the contention that people systematically update their perceptions based on their own and others’ experiences with crime and punishment.
This review has sought to provide a broad overview of research on the links between sanctions, perceptions, and crime. It has been guided by three questions, for each of which it is possible to provide an affirmative answer along with important qualifications. Are people’s perceptions of punishment accurate? Does potential apprehension affect people’s perceived risk and behaviour when faced with a criminal opportunity? Do people revise their risk perceptions in response to crime and punishment experiences? The research that has become available in the time since Paternoster drew his conclusion provides important qualifications but does not fundamentally alter the conclusion. In general, people do have basic knowledge about criminal sanctions but tend to be poorly informed about many statutory particulars. An important exception to the latter assertion is people who have prior experiences with crime and sanction themselves, or who are otherwise on the margin for the law-violating behavior in question, and whose perceptions are frequently better calibrated to statutes, statutory changes, and different enforcement regimes.
Despite imperfect knowledge of criminal sanctions, research among generally conforming individuals as well as criminally active individuals indicates that perceived apprehension risk is nevertheless grounded in objective situations and is consistently correlated with offending behavior or offense willingness. Perceived risk is also subject to feedback from successful and unsuccessful experiences with criminal offending, as these experiences are systematically incorporated into decision-making through a process of perceptual change known as Bayesian updating. Although the research reviewed here clearly speaks to important facets and limits of the (perceptual) deterrence doctrine, contemporary scholars who study the sanctions–perceptions–crime interplay are likely to describe their area as the study of decision-making or choice models as opposed to perceptual deterrence, strictly speaking. Sanctions and sanction perceptions are essential components of these models but are by no means the only, nor even the most important, components. A lasting contribution of the research summarized here is the degree to which it has been informed and inspired by developments outside of criminology. This disciplinary boundary crossing has greatly enhanced our understanding of both crime and sanctions.
Afsluitend
Alweer een mooie bijdrage met implicaties voor het strafrechtelijk beleid in Nederland. Werken zwaardere straffen eigenlijk wel, bestaat er zoiets als afschrikking, hoe kun je percepties van pakkans ophogen, wat kunnen we leren van interviews met daders, is het justitiële systeem wel adequaat om strafdreiging te bevorderen? Allemaal basisvragen waar de huidige beschikbare kennis deels antwoord op kan geven. In veel staten van de USA en in het VK heeft men de roep om zwaardere straffen beantwoord met het echt ook toedelen van dergelijke straffen. Het niveau van insluiting is daarmee dramatisch gestegen, evenals de kosten daarvan.
In ons land is dat nauwelijks gebeurd, evenals in andere landen zoals Duistland en Canada. Treffend is dat onze straftoemeting betrekkelijk constant is in ons land, en alleen op onderdelen wijziging vertoont om mee te lopen met de veranderingen in de maatschappelijk denken (seksuele delicten, mensenhandel, ‘zinloos geweld’, geweld tegen publieke functionarissen en geweld achter de voordeur). Het is dan ook vermeldenswaardig dat een strenger strafklimaat niet een gunstiger effect heeft op het criminaliteitsniveau dan een meer gematigd klimaat. In de gehele Westerse wereld is de criminaliteit (even) sterk gedaald.
In ons land is sprake van een gematigd strafklimaat: er worden niet zozeer mínder vrijheidsstraffen uitgedeeld als wel dat die van relatief korte duur zijn. Hierin zijn we niet uniek – we delen dit met landen als Noorwegen, Denemarken en Zweden. Dat lijkt niet toevallig, want we staan cultureel het dichtst bij deze landen. Naast aspecten als betrekkelijk geringe machtsverschillen (die we met meer Westerse landen delen) is het bijzondere de ‘zorgzame cultuur’ die zich uit in een verzorgingsstaat, en waarin criminaliteit minder alleen als een veiligheidskwestie wordt gezien maar ook als een sociale kwestie waarin hulp en zorg een belangrijke component zijn. Hiermee is het gematigd strafklimaat in Nederland een onderdeel van een bredere cultuur, die maakt dat we behoren (met onze Scandinavische familie) tot de landen met de grootste welvaart en geluk.