Inleiding en context
Ik wens jullie een minder mistige dag toe dan gisteren op deze woensdag 19 januari 2022. Vandaag een ´kennisparel´ over één van mijn ´lievelingsonderwerpen´: ´de preventieve aanpak van woninginbraak´. In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum heeft DSP Groep in Amsterdam een mooi systematisch overzicht gemaakt van nationale en internationale kennisbronnen over dat onderwerp.
Er bestaan honderden studies die het fenomeen vanuit verschillende invalshoeken beschrijven. Dat is niet zo vreemd omdat het volume, de materiële / immateriële schade bij het slachtoffer en de maatschappelijke impact fors is te noemen. Er is sprake van een klassiek delict. In Nederland heeft delict alle decennia lang de aandacht van beleid en opsporing. Het is een delict waar daders, slachtoffers en de situationele / contextuele aspecten elkaar op verschillende manieren beïnvloeden.
Het goede nieuws is dat het prima gaat met de ontwikkeling van woninginbraak. Er is de laatste tien jaar (opnieuw) sprake van een forse daling van de omvang daarvan. Er zijn steeds minder slachtoffers die hun woning aantreffen waar ongenode gasten zijn langs gekomen. Vanuit preventieve en repressieve maatregelen is veel robuuste kennis aanwezig welke maatregelen en interventies werken om woninginbraak tegen te gaan. Het betreft vaak simpele maatregelen die een groot effect kunnen sorteren. Bijgesloten ´kennisparel´ geeft daar vele voorbeelden van. We weten dus wat werkt bij de aanpak van woninginbraak en dat is goed nieuws voor potentiële slachtoffers.
Afhankelijk van de achterliggende analyse van de oorzaken zijn vele interventies kansrijk, vooral in combinatie met elkaar. Zoals de inzet van toezicht in woningcomplexen en in de publieke ruimten. Verhogen van het verlichtingsniveau in (semi-)publieke ruimten. Toepassing van cameratoezicht op specifieke locaties en hotspots. Toepassing van het Keurmerk Veilig Wonen. Ophogen van het algemene beveiligingsniveau en herinrichten van woonwijken. Tijdens de bouw al installeren van standaardbeveiligingsmaatregelen. Gefocuste surveillance op ‘hot spots’ en van veelplegers met het doel de pakkans te vergroten. Ook het voorkomen van herhaald slachtofferschap van woninginbraak werpt vruchten af. Kortom, neem kennis van deze kennis!
Bron
Piepers, Nynke, Paul van Soomeren & Maud Pluijm (december 2021). Wat kunnen we leren over de preventie van woninginbraken? Amsterdam: DSP Groep, 103 pp. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/3138
Samenvatting
Het aantal woninginbraken in Nederland is fors teruggelopen de laatste jaren. In 2012 werden er nog zo’n 92.000 inbraken gemeld, in 2019 waren dat er nog 40.000. Ten tijde van Corona daalde dit aantal in 2020 naar 30.000. De impact van woninginbraken is groot en de kosten zijn aanzienlijk. De ervaring leert dat een daling van de woninginbraken op termijn soms weer gevolgd wordt door een stijging. Daarbij komt dat het aantal woninginbraken landelijk weliswaar afneemt, maar die afname blijft in bepaalde situaties achter waardoor er nog steeds zorgwekkende concentraties zijn. In dit literatuuronderzoek staan drie onderzoeksvragen centraal: 1. Welke ontwikkelingen zijn er op het gebied van woninginbraak om te bepalen waar en op wie preventieve maatregelen het beste ingezet kunnen worden? 2. Zijn er preventieve maatregelen in het buitenland die we in Nederland nog niet kennen? 3. Wat kunnen we in Nederland – op basis van buitenlandse literatuur – beter en anders doen bij de inzet van preventieve maatregelen die we reeds toepassen tegen woninginbraak?
Hoewel het aantal woninginbraken in Nederland al een aantal jaren afneemt, geldt dat niet voor alle gemeenten, wijken en straten in Nederland. Zo daalt het aantal woninginbraken het minst hard in de dunner bevolkte provincies. Op gemeentelijk niveau valt op dat vooral plattelandsgemeenten en gemeenten rondom (middel)grote steden hotspots zijn. En op stedelijk niveau blijken het vooral de kwetsbare wijken te zijn waar in absolute aantallen het meest wordt ingebroken.
Dat pleit voor een gefocuste en probleemgerichte aanpak die past bij de lokale context. Daarvoor is het nodig om beter zicht te krijgen op de factoren die samenhangen met het woninginbraakrisico in gemeenten en wijken waar veel wordt ingebroken. De onderzoekers zien daarin vooral mogelijkheden voor een adviserende rol van de politie richting andere betrokken partijen zoals gemeenten, woningbouwcorporaties, vastgoedontwikkelaars, maar ook organisaties als Slachtofferhulp Nederland. Op basis van de informatie die de politie heeft via bijvoorbeeld CAS (Criminaliteits Anticipatie Systeem) en Gebiedsanalyses/Hot Spot Kaarten kan zij deze partners informeren over de lokale risico’s voor woninginbraken. Vervolgens kunnen in afstemming maatregelen worden bepaald. Daarbij is het ook belangrijk om de buurtbewoners te informeren over het risico dat zij lopen. Bijvoorbeeld over het feit dat zij in een hotspot wonen en welke preventieve maatregelen in hun geval effectief kunnen zijn.
Bepaalde factoren in de sociale en fysieke omgeving maken dat in sommige wijken het woninginbraakrisico hoger ligt dan in andere wijken. De onderzoekers bevelen daarom aan om bij het ontwerp en de bouw van wijken en woningen rekening te houden met de principes van Veilig Ontwerp en Beheer. Denk aan het verhogen van de weerbaarheid op een inbraak van woningen en de aantrekkelijkheid van een buurt. Deze principes zijn opgenomen in het Bouwbesluit en het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW). Bij de vergunningsverstrekking zou volgens de onderzoekers streng(er) moeten worden toegezien op de naleving daarvan. Voor bestaande bouw is het noodzakelijk om eerst zicht te krijgen op de oorzaken die maken dat een wijk een hotspot is. Dit kan betekenen dat preventieve maatregelen worden getroffen in wijken waar het onderhoud van de woningen of van de openbare ruimte te wensen over laat. Denk aan camera’s plaatsen, of met een heg, schutting of hek(je) duidelijker de grens afbakenen tussen privé en publieke grond. Of met een verbetering van de openbare ruimte mensen stimuleren om deze meer te gebruiken, waardoor sociale contacten toenemen en daarmee de sociale cohesie en sociale controle in de wijk.
Afsluitend
Hoewel het landelijk niveau van woninginbraak is gedaald, blijft het noodzakelijk om volop aandacht te blijven besteden aan dit delict. Het is vooral zaak om niet te verslappen, zowel voor wat betreft het in standhouden van expertise als de beleidsmatige aandacht en financiële investering. We kunnen vaststellen dat het niveau van woninginbraak in Nederland de afgelopen tien jaar een spectaculaire daling laat zien. Onderstaande grafiek maakt dat duidelijk. Het is dan wel zaak om deze positieve ontwikkeling in stand te houden. Dus ondanks de daling toch alert blijven op de ontwikkeling van woninginbraak. Want wat naar beneden gaat kan ook weer omhoog schieten, zeker bij het delict woninginbraak zoals onderstaande lange termijntrend tussen 1980 en 2020 laat zien.
Eerder noemde ik die verslappende aandacht de zogenaamde ´paradox van succes´. De paradox van voorbeeldig toegepaste combinaties van criminaliteitspreventieve en repressieve maatregelen en interventies is dat succesvolle projecten binnen een korte periode weer verloren kunnen gaan. De les die hieruit geleerd moet worden is dat werkzame preventieve en repressieve aanpakken onderhoud vergen. Wanneer maatregelen succesvol blijken te zijn, bestaat vaak bij de uitvoerders de reactie om zich terug te trekken. Het criminaliteitsprobleem is weer tot een aanvaardbaar niveau terug gebracht, dus kunnen de (financiële) investeringen teruggedraaid worden. Hierdoor komen problemen die zich voor de toegepaste investering voordeden binnen een korte periode weer terug.
Een voorbeeld hiervan is het veiligheidsbeleid binnen het openbaar vervoer. Medio jaren ’80 werd hier zwaar in geïnvesteerd via een gefocuste aanpak om de sociale veiligheid binnen het openbaar vervoer te bevorderen. Het beleid bleek uitermate succesvol te zijn. Echter, de investeringen in de succesvolle maatregelen werden langzamerhand teruggedraaid. Na verloop van tijd was het probleem weer even ernstig en omvangrijk als voor de preventieve ingreep. Het gevolg hiervan was dat een kleine 10 jaar later opnieuw een zogenaamd deltaplan sociale veiligheid in het openbaar vervoer opgezet moest worden. Weer tien jaar later werd weer uitvoering gegeven aan het Aanvalsplan Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer (in kader van Veiligheidsprogramma). Oorzaak: het niet meer uit voeren van de succesvolle maatregelen had tot gevolg dat in zeer korte tijd eenzelfde situatie ontstond als daarvoor. Meer voorbeelden hiervan zijn de aanpak van commerciële overvallen, de aanpak van geweld tegen functionarissen met een publieke taak en de aanpak van woninginbraak.
De les die hieruit geleerd moet worden is dat werkzame maatregelen in leven moet worden gehouden. Uiteraard moet ieder pakket van maatregelen na verloop van tijd bijgesteld of aangevuld worden, maar het rigoureus stoppen met maatregelen kan zeer negatief uitpakken. De vergelijking met een patiënt die plotseling afgesloten wordt van een infuus kan hierbij worden gemaakt. Via ’drip feeding’ moeten succesvolle maatregelen in leven worden gehouden. Centrale overheden spelen hierbij een belangrijke rol. Zij hebben de taak om succesvol en voorbeeldig gebleken preventief beleid in stand te houden. Dit kan deels door het verstrekken van aanmoedigingssubsidies, via aandachttrekkende publicaties in vakbladen, en door het verstrekken van valide kennis en informatie over succesvolle aanpakken. Daarom ook deze ´kennisparel´.
Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees vooral aardig voor elkaar. Alleen zo gaan we echt solidair met elkaar om. Tot de volgende ´kennisparel´ die over een paar dagen in jullie mailbox valt.