Search
Probleemgericht werken aan High Impact Crime

Inleiding en context

Goede morgen op deze woensdag 4 mei 2022. Helaas is er nog geen einde zichtbaar aan de brute inval van Rusland in Oekraïne, ze kunnen daar nog wel wat tanks gebruiken: https://www.youtube.com/watch?v=k43z8_JjtR0 Vandaag een ´kennisparel´ over de relatieve waarde van het meten van recidive na een gevangenisstraf. Het betreft een onderzoek van de US National Academies of Sciences. Het is voor veel ontvangers van de ´kennisparels´ zeer waarschijnlijk een iets te omvangrijk rapport om door te nemen, daarom heb ik de afzonderlijke highlights ook mee gestuurd, voor de snelle lezer. Mijn zeer gewaardeerde oud-collega Bert Berghuis publiceerde onlangs nog een kritisch stuk over de mate waarop recidive in Nederland wordt gemeten en beleidsmatig wordt gebruikt: https://ccv-secondant.nl/platform/article/echte-recidive

Recidive duidt op het verschijnsel dat personen die een delict pleegden dat opnieuw doen. Dit vormt een belangrijke maatstaf voor het falen of slagen van maatregelen die erop zijn gericht mensen van delicten te weerhouden. De gebruikelijk gehanteerde definitie is dan niet zozeer of men opnieuw delicten pleegde maar of men daarvoor is aangehouden en een sanctie is opgelegd. Inmiddels is er veel onderzoek gedaan naar deze ‘strafrechtelijke recidive’ volgens deze methode. Uit gegevens die het WODC ter beschikking stelt over recidive valt af te leiden dat 19 procent van de delinquenten binnen een jaar opnieuw (formeel) met justitie in aanraking komt. Dit loopt na 7 jaar op naar bijna 45 procent. Dit percentage blijft in de periode 2008 tot 2020 vrijwel constant. Het al dan niet recidiveren van delinquenten wordt breed gehanteerd als maat voor falen of voor succes van justitiële interventies. Dat lijkt logisch, maar er zijn daarbij toch wel vraagtekens te plaatsen.

De vraag is of de strafrechtelijke recidive die wordt gemeten, wel altijd een goede maat is voor de daadwerkelijk opnieuw gepleegde criminaliteit. En dat is precies waar bijgesloten ´kennisparel´ over gaat. Ondanks aanzienlijke uitdagingen schetst het rapport talrijke mogelijkheden om de meting van recidive te verbeteren onder personen die uit de gevangenis zijn vrijgelaten. Betere gegevens kunnen een sleutelrol spelen bij het informeren van beleidsontwikkeling en zorgen voor een effectievere programmering voor degenen die in de gevangenis zitten of onlangs zijn vrijgelaten. Wat kunnen we leren van bijgesloten ´kennisparel´ voor de situatie in Nederland?

Bron

Rosenfeld, Richard (Chair) (April 2022). The Limits of Recidivism: Measuring Success After Prison. Washington, DC: The National Academies Press, 206 pp. https://nap.nationalacademies.org/catalog/26459/the-limits-of-recidivism-measuring-success-after-prison

Samenvatting

Recidivism is an inadequate measurement of success after release from prison, says a new report from the National Academies of Sciences, Engineering, and Medicine. The report recommends researchers develop supplementary measures that evaluate success across multiple areas of a person’s life after prison — including employment, housing, health, social support, and personal well-being — and that measure interactions with the criminal justice system with more nuance. Federal efforts should be directed to developing national standards for recidivism data and new measurements. State and federal prisons in the U.S. release nearly 600,000 people annually. Recidivism — which refers to a return to criminal behavior — is a common measure of an individual’s success after release from prison, but it falls short of describing other, positive elements of reentry into society. The report says given the rehabilitative function of prisons and reentry supervision, expanded measures of post-release success would enable these systems to better understand their impact and best practices.

The new report, The Limits of Recidivism: Measuring Success After Prison, says the administrative data used to calculate recidivism rates are often limited. These data only describe specific legal system actions — such as arrests, convictions, or incarceration — but do not describe crimes that went undetected. These rates may also include non-criminal parole violations, and can reflect biases of the criminal justice system, such as where to police or who to arrest. To ensure recidivism data are used more accurately and precisely, the report recommends researchers, policymakers, and practitioners specify exactly which legal actions are included in administrative recidivism data. Recidivism is also limited in that it is a binary measure, says the report. Decades of research have shown that ceasing criminal activity is a process and may involve setbacks. Recidivism rates fail to capture indicators of progress toward the cessation of criminal activity, such as reductions in the seriousness of criminal activity or increases in time between release and a criminal event. Researchers should supplement recidivism rates with these measures of moving away from crime, the report says.

The report recommends the development of new measures of post-release success that take into account a number of factors in people’s lives after incarceration, including personal well-being, education, employment, housing, family and social supports, health, civic and community engagement, and legal involvement. In particular, significant efforts — including by federal agencies — should be directed to developing national standards for measuring post-release success. Creating national standards could make data easier to compare across programs and jurisdictions. Creating a website that contains core measures and data collection instruments could hasten development of these standards, the report says.

Federal agencies, including the National Institute of Justice, Bureau of Justice Statistics, Bureau of Justice Assistance, and National Institutes of Health, should convene research panels to assess new measures of post-release success. These agencies should also solicit grant proposals from researchers and practitioners who work collaboratively with formerly incarcerated people to review new measures.

Researchers should also develop new ways to measure barriers to and facilitators of post-release success, which could help improve understanding of how to best serve those released from prison. Individuals released from prison face a number of significant barriers, such as returning to communities without adequate employment opportunities, or lacking access to mental health counseling, among others — and better measures could enhance our understanding of which community and policy factors make post-release success more or less likely.

The report says that formerly incarcerated individuals and reentry practitioners should be directly involved as partners in each stage of the review, development, validation, and implementation of new measures of success among people released from prison.

Afsluitend

Mijn eerder genoemde oud-collega Bert Berghuis maakte de volgende kritische opmerkingen over de huidig toegepaste maat voor recidive in Nederland. Het lijkt logisch dat gekeken wordt of delinquenten vaker of juist minder vaak overgaan tot het plegen van delicten als ze te maken kregen met bepaalde maatregelen. Dan is het handig dat we daar een simpele maatstaf voor hebben: hoe vaak komen de delinquenten weer in aanraking met politie en justitie wegens het plegen van delicten? In ons land is de methode van de recidivemeting in het eerste decennium van deze eeuw binnen het WODC ontwikkeld en sindsdien veelvuldig toegepast. De vraag is echter of het wel zo vanzelfsprekend is om als het ware blind uit te gaan van recidive als te hanteren succescriterium. Zijn daar geen vraagtekens bij te plaatsen?

Wezenlijk is de vraag hoe het patroon van delinquentie zich verhoudt tot het patroon van daarop geënte strafrechtelijke interventies. Allereerst is dan de constatering van belang dat lang niet alle gepleegde delicten leiden tot opheldering en daarna tot interventie. Ooit schatte Blumstein de pakkans per delict op zo’n 5 procent, wat hoger voor geweldsfeiten. Eenzelfde beeld komt naar voren uit onderzoek naar zelf gerapporteerde criminaliteit van jongvolwassenen. Recent uitgekomen Nederlands onderzoek geeft de indicatie dat 80 procent van de feiten niet bij de politie terechtkomt. De delinquentie ligt dus veel hoger dan wat de officiële data aanduiden. Wat zijn dan de mechanismen die leiden tot arrestatie en sanctionering?

Het blindvaren op strafrechtelijke recidive als maat voor de effectiviteit van politiële en justitiële maatregelen is begrijpelijk, want dat is goed te meten. Maar die maat kent toch wel problemen. Niet alleen is de meting selectief en daarmee wat eenzijdig gericht op een bijzondere groep delinquenten. Ook blijft dan de mogelijkheid buiten beschouwing dat de interventie aanleert hoe delinquenten kunnen vermijden om tegen de lamp te lopen. Daarmee zou het gat tussen gemeten en feitelijke recidive groter worden, wat tot overhaaste conclusies leidt over het succes van de ingreep. Tja, om flink over na te denken door de beleidsmakers sanctiebeleid werkzaam op het ministerie van Justitie & Veiligheid in Den Haag. Misschien kunnen ze de moeite nemen om kennis te nemen van bijgesloten ´kennisparel´. Dan kan ook het strafrechtelijk beleid meer op evidentie worden gebaseerd.

Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees vooral aardig voor elkaar. Alleen zo gaan we echt solidair met elkaar om. Tot de volgende ´kennisparel´ die over een paar dagen in jullie mailbox valt.