Inleiding en context
Goede morgen allemaal op deze donderdag 13 april 2023. Vandaag begin ik met een toepasselijk liedje dat bij het onderwerp van de bijgesloten ´kennisparel´ van vandaag past: https://www.youtube.com/watch?v=tAT-tigWCmc Vandaag dus een prima onderzoek naar de gevolgen van antisociaal gedrag op lokale gemeenschappen en de inwoners daarvan. Even wat historie over ´buurtverval´. In maart 1982 publiceerden George L. Kelling en James Q. Wilson een inmiddels klassiek artikel in de Atlantic Monthly: ´Broken windows: The police and neighborhood safety´: https://www.theatlantic.com/magazine/archive/1982/03/broken-windows/304465. In dat jaar was de omvang en ernst van de criminaliteit in de Verenigde Staten op zijn hoogtepunt. Een belangrijke aanjager van dat hoge criminaliteitsniveau was onder meer het gebruik van crack cocaïne. Er was toen sprake van een zogenaamde ´crackepidemie´.
Een belangrijk gevolg van deze epidemie was een bijna totale ineenstorting van een groot aantal buurten op groot stedelijk niveau. De zogenaamde ´broken windows theorie´ komt in het kort op het volgende neer. Fysiek en sociaal verval van buurten is een belangrijke aanjager van crimineel gedrag. Die buurten worden gekenmerkt door een slechte staat van onderhoud (gebroken ramen, graffiti), gebrek aan sociale cohesie, gebrek aan informele sociale controle, vervuiling, graffiti, openbare dronkenschap, onderlinge argwaan, gebrek aan vertrouwen in instituties. Dit zijn als het ware signalen dat in die buurten sprake is van een onvermogen om ook maar iets aan die criminaliteit bevorderende oorzaken te doen.
In een buurt die zich in zo´n stadium bevindt, neemt de onrust en argwaan bij de bewoners toe. Het gevolg is dat mensen een sterk verlangen krijgen om te verhuizen. Echter, dit verhuisgedrag vindt je in eerste instantie bij gezinnen en de meer gegoede bewoners. Vaak worden deze plekken opgevuld door eenpersoonshuishoudens en mobiele, doch niet-buurtgebonden bewoners. Zij die niet de mogelijkheid hebben om te verhuizen, zoeken elders vrienden of isoleren zichzelf. De informele sociale controle neemt daardoor af, tegelijk met het gevoel van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Het gevolg hiervan is dat participatie in bijvoorbeeld buurtorganisaties zeer gering is: dit is dan de voorbode van het totale verval van de organisatorische capaciteit van een buurt. Wilson en Kelling (1982) hanteren in hun klassieke artikel voor dit fysieke aanzien de term signs of crime. Daaronder worden gedragingen verstaan die niet altijd strafbaar gesteld zijn bij wet of die geen hoge prioriteit hebben bij politie of justitie. Een aantal voorbeelden hiervan zijn:
* Vervuiling * Rondhangende jongeren
* Soft/harddruggebruik/handel * Graffiti
* Geluidshinder/overlast horeca * Bendevorming
* Leegstaande en vervallen gebouwen * Openlijk alcoholgebruik
* Belediging/bedreiging door jongeren * Prostitutie
* Commerciële seksbedrijven * Honden en hondenpoep
* Sloopauto’s * Parkeerproblemen
* Vechtpartijen * Geweld binnen het gezin
* Racisme/conflicten allochtonen
In veel buurten worden hinderlijk gedrag, vervuiling, intimiteiten, openbare dronkenschap, geluidsoverlast et cetera als zeer belastend voor het leefklimaat ervaren, soms nog meer belastend dan ‘criminaliteit’ zelf. Fysieke tekenen van verval, gebrek aan sociale controle, gebrek aan relaties en het gebrek in buurten om zich aan conventionele normen te houden, hebben volgens de theorie invloed op het aanwezige criminaliteitsniveau. Sociale desorganisatie en slechte sociale controle zijn vaak karakteristiek voor buurten waar lage inkomens, veel doorstroom, slecht functioneren van het gezin, een hoge allochtonendichtheid et cetera kenmerkend zijn. De “angst voor criminaliteit” kan in deze buurten een heel andere betekenis hebben dan de algemene betekenis die aan het begrip wordt gegeven. Angst voor medebewoners, daders, en represailles binnen de buurt kunnen wel eens belangrijker indicatoren zijn voor problemen binnen de buurt dan de (directe) angst voor criminaliteit.
Een belangrijk gegeven dat bijna nooit de aandacht heeft gekregen is het feit dat in buurten met een hoog criminaliteitsniveau vaak sprake is van een aanwezige daderpopulatie. Deze daders hebben ook buren, vrienden, en familie die binnen dezelfde buurt wonen. Slachtoffers zijn bijna verplicht om naast daders te wonen. De problemen zijn hier vaak dermate groot; het vermogen van de bewoners om hier wat aan te doen is vrijwel nihil. Het is dus zaak om vanuit preventief oogpunt er voor te zorgen dat fysiek en sociaal verval in buurten zo veel als mogelijk wordt tegen gegaan. In Nederland zijn daar vele voorbeelden van te geven: snel verwijderen van graffiti, grootschalige renovatie, bewonersbemiddeling, schoon en heel opruimacties, toewijzingsbeleid bij huurders, selectieve bewonerssamenstelling, inrichtingseisen aan de gebouwde omgeving. Wat zijn de effecten van fysiek en sociaal verval van buurten als veroorzaker van criminaliteit? Daarom naar de bijgesloten ´kennisparel´ van vandaag, hoe ervaren buurtbewoners antisociaal gedrag, wat zijn de gevolgen daarvan en hoe gaan ze er mee om in het dagelijks leven?
Bron
Ipsos (March 2023). Anti-social behaviour: Impacts on individuals and local communities. London: Home Office, 76 pp. https://www.gov.uk/government/publications/impacts-of-anti-social-behaviour-on-individuals-and-communities/anti-social-behaviour-impacts-on-individuals-and-local-communities
Samenvatting
Despite often being described as ‘low-level crime’, existing evidence suggests anti-social behaviour (ASB) can result in negative emotional, behavioural, social, health and financial impacts. These include negative mental health effects, avoidance behaviours and decreased economic productivity. While existing evidence explores the impacts of ASB, the Home Office commissioned Ipsos to conduct mixed-methods research to better understand the impacts on victims and their wider community. Specifically, to:
- improve current understanding of the individual impacts of ASB on people who have experienced or witnessed it, including quantifying these impacts
- explore the wider impacts of ASB beyond the individual, such as impacts on the community and overall trust in institutions, including quantifying these impacts
- identify differences between ASB types and how this affects the level of impact on the individual and the wider community
This research can support intervention design, targeting support towards those individuals with characteristics linked to more severe impacts. Moreover, it can help to support future research, such as possible future work looking into the scale and costs of the impacts of ASB.
Demographics and personal circumstances were associated with different types of ASB that were likely to be experienced or witnessed. Those living in the most deprived areas were more likely to have experienced or witnessed ASB in the last 12 months than those in less deprived areas. Those with long-term physical or mental health conditions were more likely to have experienced or witnessed ASB in the last 12 months than those without the same conditions. As experiences of ASB were distributed disproportionately, impacts are also likely to be distributed disproportionately. Therefore, interventions could be more effectively targeted to support disproportionately impacted groups.
ASB had impacted nearly all participants’ quality of life to some degree. This impact was greater when:
- ASB was personally experienced compared to witnessed
- the ASB incidents were more frequent
- participants had certain personal or situational circumstances that increased their likelihood of experiencing ASB impacts; these included individuals with mental or physical health conditions, those living in more deprived areas and younger people, among others
This study helped to quantify the individual impacts of ASB. Emotional impacts were found among nearly all participants, with annoyance (for 56% of participants) and anger (for 42%) being the most widespread impacts across ASB types. Fear, loss of confidence, difficulty sleeping and anxiety were common emotional impacts. While they were less commonly experienced (each by around a quarter of participants), they were described as more severe and longer lasting.
Many individuals also reported behavioural impacts due to ASB, with avoidance behaviours being the most regularly referenced. Around a third (36%) had avoided certain places, and around a quarter (24%) went out less often. Just under a fifth (17%) felt the need to change their travel habits due to experiencing or witnessing ASB.
Individual emotional and behavioural impacts were generally similar across types of ASB. However, there were certain types of ASB where different impacts manifested more than others. For example, those who experienced or witnessed people being intimidated/harassed were the most likely to report fear and loss of confidence. In contrast, those who experienced or witnessed youths/teenagers/groups hanging around were most likely to have reported avoiding certain places.
ASB also impacted wider communities, both positively and negatively. Participants recognised that while ASB, in general, could reduce trust and a sense of community by making people avoid interaction, it could also bring people together by having a common cause.
Impacts did not tend to happen in isolation. Instead, they were highly linked between individual emotional and behavioural effects and interpersonal, network and community-wide dimensions. Often one impact catalyzed others and created a knock-on effect. For example, a loss of confidence could lead to avoidance behaviours and a decline in the sense of community. Therefore, ASB interventions targeted at an individual level will also likely effectively ease community and wider-area impacts.
Demographics were a key factor in influencing the scale of impacts experienced by the individual. Those more exposed to ASB, those living in more deprived areas or with a mental or physical health condition were more likely to experience significant impacts. Moreover, younger people, those living in London or Cardiff, people from white ethnic backgrounds and those with higher incomes were more likely to experience a significant impact from ASB. Other factors, such as being pregnant or having children, also affected the severity of ASB impacts experienced.
Whether an individual reported the incident, received support or was satisfied with the outcome also influenced – both positively and negatively – the degree of impact felt. Where experiences were negative, participants reported annoyance, hopelessness and a loss of trust in reporting agencies. Similarly, participants felt the impacts they experienced worsened when they were not provided with support that they thought appropriate. There were very few differences between ASB types regarding perceptions of reporting and support.
Those reporting ASB commonly had to gather additional evidence of the ASB taking place before agencies and organisations would take action. This was considered burdensome for victims/witnesses, and their avoidance behaviours generally continued during this process. Those reporting incidents were also fearful of repercussions from perpetrators.
Agencies, organisations, and those who experienced or witnessed ASB highlighted several ways in which the reporting process and support offered could reduce the negative impacts of ASB. This included timely responses and communication to make sure people feel listened to, options for anonymous reporting, support being delivered through different mediums, involving the community in the resolution process and a more connected formal support system.
Afsluitend
Het is dus zaak om serieus aandacht te schenken aan antisociaal gedrag op lokaal niveau. De rol van de politie moet dan een centrale plaats worden toebedacht. Vooral binnen die buurten waar sprake is van een hoog niveau van antisociaal gedrag is het in de praktijk niet mogelijk om alleen via informele sociale controle de problemen aan te pakken. De problemen zijn hier vaak dermate groot; het vermogen van de bewoners om hier wat aan te doen is vrijwel nihil. De politie kan dan als “onpartijdige” organisatie bemiddelen bij de problemen.
Het grote voordeel dat Nederland in dit geval ten opzichte van de meeste andere landen heeft, is dat de politie niet als de vijand wordt beschouwd. Kortom de veel geprezen gebied gebonden politiezorg kan hier een belangrijke rol spelen. Ten slotte, ere wie ere toekomt. Feit is namelijk dat de ´broken windows theorie´ zowel in Nederland als daarbuiten van grote invloed is geweest op het beleid gericht op het tegen gaan van verval in buurten. Bij velen waarschijnlijk onbekend, maar George L. Kelling en James Q. Wilson, beiden inmiddels overleden, kunnen als de grondleggers van die theorie worden gezien.