Inleiding en context
Goede morgen beste mensen, het is vandaag maandag 10 juli 2023. Wat een tropische weekeinde hebben we achter de rug, binnenkort groeien de palmbomen op het Binnenhof. Ik begin met een toepasselijk liedje bij de ´kennisparel´ van vandaag: https://www.youtube.com/watch?v=jAJi-W9o7uU Dat is toch een ´rustig´ begin van de dag. Die ´kennisparel´ van vandaag geeft op basis van de beschikbare kennis een oordeel over de effectiviteit van korte vrijheidsstraffen. Dat zijn straffen die korter dan drie maanden duren.
Jaarlijks legt de rechter in Nederland ongeveer 20.000 keer een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op. 70% daarvan is korter dan drie maanden. Volgens de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) zijn korte vrijheidsstraffen niet effectief: https://www.rsj.nl/documenten/rapporten/2021/10/29/advies-korte-detenties-nader-bekeken Mede naar aanleiding daarvan vroeg de (toenmalige) minister voor Rechtsbescherming het WODC te onderzoeken of met deze straf, in vergelijking met andere straffen, de beoogde doelen wel worden behaald. Het onderzoek wijst uit dat korte gevangenisstraffen niet te verkiezen zijn boven andere typen straffen. Het WODC beveelt daarom aan om rechters meer mogelijkheid te geven om andersoortige straffen op te leggen, of de bestaande ruimte daartoe in elk geval niet verder in te perken. Dat is een heldere en pittige conclusie. Dus, op naar de ´kennisparel´ van vandaag.
Bron
Boschman, S., S. Verweij & G. Weijters (juli 2023). Korte vrijheidsstraffen: Een literatuuronderzoek naar het bereiken van strafdoelen met korte vrijheidsstraffen ten opzichte van andere straffen. Den Haag: Ministerie van Justitie & Veiligheid, Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, 117 pp.https://repository.wodc.nl/bitstream/handle/20.500.12832/3281/Cahier%202023-07-volledige-tekst.pdf?sequence=1&isAllowed=y
Samenvatting
Het uitgebreide literatuuronderzoek laat zien wat uit eerder onderzoek bekend is over de effectiviteit van korte vrijheidsstraffen in vergelijking met andere straffen. Daarbij is gekeken naar drie beoogde doelen van de straf: speciale preventie, generale preventie en vergelding.
Speciale preventie houdt in dat door incapacitatie, speciale afschrikking en resocialisatie herhaalde criminaliteit van gestrafte personen wordt voorkomen. Vrijheidsstraffen zorgen voor incapacitatie; wanneer mensen vastzitten hebben ze minder mogelijkheden om nieuwe delicten te plegen. Daarnaast werken korte vrijheidsstraffen mogelijk meer afschrikwekkend dan andere straffen. Ook kan er tijdens een vrijheidsstraf worden gewerkt aan resocialisatie, bijvoorbeeld door trainingen te volgen tijdens detentie. Nederlands en internationaal wetenschappelijk onderzoek laat zien dat vrijheidsstraffen geen extra speciaal preventief effect hebben ten opzichte van andere typen straffen. In het onderzoek wordt ofwel een hogere recidive gevonden na korte vrijheidsstraffen dan na andere typen straffen (zoals boetes, taakstraffen en voorwaardelijke straffen) of geen verschil in recidive.
Het strafdoel generale preventie heeft betrekking op het voorkomen van criminaliteit in de samenleving door iedereen, niet alleen gestraften, te laten afzien van crimineel gedrag. Dit kan worden bereikt door o.a. generale afschrikking. Internationaal onderzoek laat zien dat de criminaliteit iets lager is, wanneer de kans op een vrijheidsstraf in plaats van een ander type straf groter is. Dit kan komen doordat vrijheidsstraffen meer afschrikwekkend zijn dan andere typen straffen, maar ook doordat het insluiten van meer mensen criminaliteit voorkomt (incapacitatie). Er is dus ten hoogste een klein (extra) afschrikwekkend effect van vrijheidsstraffen ten opzichte van andere straffen.
Het strafdoel vergelding wordt bereikt wanneer het leed dat een dader wordt aangedaan in verhouding staat tot (de ernst van) het misdrijf en de mate waarin een dader verwijtbaar heeft gehandeld. Ofwel, er moet sprake zijn van proportionele leedtoevoeging. Daarmee wordt de boodschap overgedragen dat het criminele gedrag afkeurenswaardig is. Vergelding betekent dus niet zo zwaar mogelijk straffen, en ook niet dat de straf evenveel leed moet toebrengen als het misdrijf. De korte vrijheidsstraf kan proportionele leedtoevoeging betreffen, maar het is niet de enige soort straf waarmee proportioneel leed kan worden toegevoegd. Onderzoek naar de wisselkoers tussen straffen laat zien dat korte vrijheidsstraffen als even zwaar worden ervaren als iets langere niet-vrijheidsbenemende straffen, zoals voorwaardelijke straffen en taakstraffen. Ofwel, met verschillende straffen kan eenzelfde mate van afkeuring worden uitgedrukt.
Afsluitend
Binnen het strafrechtelijk beleid blijkt er een groot geloof in de afschrikkende werking van bestraffing. Het ‘harder aanpakken’ lijkt een permanente reflex bij allerlei ongewenst gedrag, zoals wanneer het gaat om verkeersovertredingen (‘verkeershufters’), om agressie tegen werknemers met een publieke taak, of meer in het algemeen als favoriete repressieve benadering van criminaliteit vooral aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Maar hoe zit het nu met het wetenschappelijk bewijs voor deze gedachte? Er lijkt een grote verwarring te bestaan: soms meent men dat strenger straffen wel degelijk helpt, anderen zien daar niets in, weer anderen denken dat een grotere pakkans wel afschrikkend werkt maar hogere straffen niet. Eerder verstuurde ik al deze twee parels waarin prima overzichten worden gegeven over de effecten van (strenger) straffen en afschrikking: nummer 47 en 271, te downloaden vanaf: https://prohic.nl/de-parels-van-jaap-de-waard/
Ten slotte, deze eerder verzonden ´kennisparel´ geeft naar mijn mening het meest complete overzicht naar de effectiviteit van straffen: https://prohic.nl/2022/10/20/477-20-oktober-2022-the-effectiveness-of-sentencing-options-on-reoffending/ Werken zwaardere straffen eigenlijk wel, bestaat er zoiets als afschrikking, hoe kun je percepties van pakkans ophogen, wat kunnen we leren van interviews met daders, is het justitiële systeem wel adequaat om strafdreiging te bevorderen? Allemaal basisvragen waar de huidige beschikbare kennis deels antwoord op kan geven. In veel staten van de USA en in het VK heeft men de roep om zwaardere straffen beantwoord met het echt ook toedelen van dergelijke straffen. Het niveau van insluiting is daarmee dramatisch gestegen, evenals de kosten daarvan. Er is sprake van een ´prison industry´. Op basis van een fors aantal studies kan gesteld worden dat verhoging van de strafdreiging (veelal gevangenisstraf) in den brede geen of slechts een zwak effect zal sorteren.
Treffend is dat onze Nederlandse straftoemeting (de gemiddelde strafduur) betrekkelijk constant is en alleen op onderdelen wijziging vertoont om mee te lopen met de veranderingen in de maatschappelijk denken (seksuele delicten, mensenhandel, ‘zinloos geweld’, geweld tegen publieke functionarissen en geweld achter de voordeur). Het is dan ook vermeldenswaardig dat een strenger strafklimaat niet een gunstiger effect heeft op het criminaliteitsniveau dan een meer gematigd klimaat. In de gehele Westerse wereld is de criminaliteit (even) sterk gedaald.
In ons land is sprake van een gematigd strafklimaat: er worden niet zozeer mínder vrijheidsstraffen uitgedeeld als wel dat die van relatief korte duur zijn. Hierin zijn we niet uniek – we delen dit met landen als Noorwegen, Denemarken en Zweden. Dat lijkt niet toevallig, want we staan cultureel het dichtst bij deze landen. Naast aspecten als betrekkelijk geringe machtsverschillen (die we met meer Westerse landen delen) is het bijzondere de ‘zorgzame cultuur’ die zich uit in een verzorgingsstaat en waarin criminaliteit minder alleen als een veiligheidskwestie wordt gezien maar ook als een sociale kwestie waarin hulp en zorg een belangrijke component zijn. Hiermee is het gematigd strafklimaat in Nederland een onderdeel van een bredere cultuur, die maakt dat we behoren (met onze Scandinavische familie) tot de landen met de grootste welvaart en geluk. Laten we die situatie vooral in stand houden.