Inleiding en context
Goede morgen beste ontvangers van de ´kennisparels´, ik wens jullie een prettige (werk)dag toe. Het is vandaag donderdag 16 november 2023. Ik begin met een (redelijk) toepasselijk liedje bij de bijgesloten ´kennisparel´ van vandaag: https://www.youtube.com/watch?v=wEBlaMOmKV4 Vandaag een prima analyse van het CBS over discriminatie op de werkvloer. Discriminatie op het werk is als een vorm van psychosociale arbeidsbelasting expliciet opgenomen in de Arbowet. Op grond van die wet zijn werkgevers verplicht om beleid te voeren dat erop is gericht om discriminatie te voorkomen of te beperken. Een werkgever mag op de werkvloer geen onderscheid maken tussen medewerkers op basis van kenmerken als geslacht, leeftijd, nationaliteit of geloof. Ook moeten werkgevers ervoor zorgen dat werknemers niet worden gediscrimineerd door collega’s en leidinggevenden.
Indien werkgevers hierop geen beleid voeren, dan kan de Nederlandse Arbeidsinspectie maatregelen nemen en uiteindelijk ook boetes opleggen. Het huidige kabinet staat in het algemeen een sterkere aanpak van discriminatie en racisme voor, onder meer door slachtoffers te stimuleren om hiervan melding te maken en door de aanstelling van een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. De aanpak van de regering is onder meer verwoord in het nieuwe Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie. De specifieke beleidsaandacht voor discriminatie op het werk blijkt onder meer uit de intentie van de Rijksoverheid om maatregelen te treffen tegen discriminatie op het werk bij zwangerschap en het voorstel voor de Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie.
Arbeidsdiscriminatie kan voor de betrokken werknemers vervelende gevolgen hebben. Werknemers die discriminatie ervaren, zijn minder tevreden en verzuimen relatief vaak. Ook de Nederlandse Arbeidsinspectie wijst bijvoorbeeld op de mogelijkheid van demotivatie, werkstress en ziekteverzuim, en uiteindelijk zelfs langdurige uitval of arbeidsongeschiktheid. In dit artikel wordt op basis van een grootschalig onderzoek onder 61 duizend werknemers, de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van CBS en TNO, een actueel beeld geschetst van discriminatie op de werkvloer. In de NEA hebben werknemers vragen over discriminatie op het werk beantwoord, waarbij een tiental mogelijke gronden voor discriminatie is onderscheiden. Ook is gevraagd naar uitingen van discriminatie op de werkvloer en naar daders. Eerdere schattingen van arbeidsdiscriminatie waren gebaseerd op kleinschaliger onderzoek of beperkten zich tot specifieke vormen van discriminatie op de werkvloer.
Behalve een actueel beeld van de mate waarin discriminatie op het werk voorkomt, geeft dit artikel ook inzicht in de kenmerken van werknemers die verband houden met ervaren discriminatie. Uit eerder onderzoek was al bekend dat de ervaringen van werknemers met discriminatie op de werkvloer verschillen naar geslacht, leeftijd en herkomst. In het voorliggende artikel worden niet alleen kenmerken van de werknemers zelf betrokken, maar daarnaast ook die van hun werk en van de organisatie. Ten slotte, zie ook deze eerder verstuurde ´kennisparel´ naar discriminatie in de meer algemene zin van het woord: https://prohic.nl/2022/07/06/419-6-juli-2022-gediscrimineerd-gevoeld/
Bron
Dirven, Henk-Jan & Jesper van Thor (november 2023). Discriminatie op de werkvloer. CBS Statistische Trends, 7 november, pp. 1-15 (zonder bijlage).https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2023/discriminatie-op-de-werkvloer
Samenvatting
In 2022 gaf 10,3 procent van de werknemers aan zich in de voorgaande twaalf maanden gediscrimineerd te hebben gevoeld op het werk. Dat kan zijn op een of meer gronden, bijvoorbeeld herkomst of geslacht. Hoe uit zich die discriminatie en wie maakt zich er schuldig aan? Welke kenmerken van werknemers, hun werkzaamheden en de organisatie waarin zij werken (zoals de samenstelling van het personeelsbestand) houden verband met discriminatie die zij ervaren?
Belangrijkste bevindingen:
- Werknemers voelen zich het vaakst gediscrimineerd op grond van herkomst. Dit komt met 15,7 procent het vaakst voor bij mensen die zelf geboren zijn buiten Europa.
- Gediscrimineerde werknemers ervaren vooral discriminerende opmerkingen en het gevoel genegeerd of buitengesloten te worden (beide 35 procent). Het vaakst was de dader volgens hen een collega. Bij 5,5 procent gaat het om bedreigingen, geweld of agressief gedrag. Hierbij wijzen zij klanten, patiënten, leerlingen of passagiers het vaakst als schuldige aan.
- De ervaring met discriminatie op het werk houdt niet alleen verband met kenmerken van de persoon zelf, maar ook met kenmerken van het werk en de organisatie.
- Behalve personen met een buitenlandse herkomst voelen vooral ook vrouwen, werknemers met een langdurige ziekte of aandoening, met weinig autonomie en met gevaarlijk werk zich relatief vaak gediscrimineerd.
- In mindere mate hangt de ervaring met discriminatie ook samen met de personeelssamenstelling: in organisaties waar weinig vrouwen werken, voelt een groter deel van de vrouwen zich gediscrimineerd op grond van hun geslacht. Daarentegen voelen werknemers met een niet-Nederlandse herkomst zich minder vaak gediscrimineerd als er relatief weinig andere werknemers met een buitenlandse herkomst zijn.
Afsluitend
De analyses in dit artikel hebben uitsluitend betrekking op werknemers. Dat is weliswaar de grootste groep werkenden, maar in toekomstig onderzoek zou mogelijk ook de ervaren discriminatie onder zelfstandigen kunnen worden betrokken. Zij hebben immers meer met klanten dan met collega’s te maken, waardoor hun ervaring met discriminatie mogelijk anders is dan die van werknemers.
Daarnaast viel de relatie tussen discriminatie en de gevolgen ervan voor de betrokken werknemers buiten het kader van dit artikel. Met de beschikbare gegevens uit de NEA is na te gaan in hoeverre discriminatie op de werkvloer gepaard gaat met een grotere psychosociale arbeidsbelasting en eventuele consequenties voor de beroepsloopbaan, zoals verandering van baan of uitval uit het arbeidsproces.
Tot slot heeft voorliggend onderzoek slechts betrekking op één onderzoekjaar, omdat de discriminatievragen in de huidige vorm in 2022 pas voor het eerst aan werknemers werden gesteld. Met het oog op de toekomst zou het toegevoegde waarde hebben als meerdere onderzoekjaren in de analyses kunnen worden meegenomen. Op die manier kan niet alleen in kaart worden gebracht of er een toe- of afname is van de ervaren discriminatie op de werkvloer, maar kan ook tot in meer detail worden onderzocht welke groepen werknemers discriminatie ervaren.