Inleiding en context
Goede morgen allemaal op deze donderdag 14 december 2023. Ik begin met een mooi kerstliedje: https://www.youtube.com/watch?v=Aur9gLzsXQU Maar nu naar de ´kennisparel´ van vandaag, dat is een hele verse. Gisteren verscheen een themanummer van Justitiële Verkenningen over milieucriminaliteit. Schade aan het milieu door menselijk handelen staat misschien wel meer dan ooit in de publieke belangstelling, via Urgenda, Tata Steel en Chemours. De handhaving van milieuwetten en voorschriften is van groot belang om schade te voorkomen: aan de natuur, aan de gezondheid van burgers en aan de economie. Er gebeurt veel op het gebied van milieucriminaliteit, -schade en -aanpak en de auteurs van dit themanummer schetsen in zeven artikelen in deze nieuwe editie van Justitiële verkenningen een mooi beeld van deze nieuwe ontwikkelingen.
In dit nummer wordt aandacht besteed aan milieuschade, -overtredingen en -criminaliteit bij grote multinationals, onder andere via een historische schets van de aanpak door de overheid op dit terrein. Die geschiedenis kenmerkt zich door fragmentatie in het toezicht, gebrekkige afstemming en samenwerking tussen overheden, een gebrekkige informatiepositie en de verwevenheid van overtredingen met legale bedrijvigheid. Recent bestempelde de Algemene Rekenkamer het functioneren van het stelsel voor de aanpak milieucriminaliteit en –overtredingen als onvoldoende; een van de bijdragen staat hier bij stil. Dit doet de rekenkamer in een gezamenlijke bijdrage met het Openbaar Ministerie en de VU waarbij twee van de eerste grootschalige Nederlandse onderzoeken naar milieuovertredingen worden vergeleken op het terrein van recidive, sanctionering en effectiviteit.
Het themanummer schijnt daarnaast een breder licht op criminaliteit, schade en aanpak op milieugebied, door aandacht te schenken aan:
- innovatie in opsporing en handhaving (bijvoorbeeld via een webscrape tool van de Inspectie Leefomgeving en Transport om illegale handel te detecteren in bepaalde gassen);
- verkenning van de mogelijkheden om het privaatrecht in te zetten, rond het thema aansprakelijkheid – een optie naast het gebruikelijke handhavingspalet uit bestuursrecht en strafrecht;
- andere actoren dan multinationals die milieuovertredingen en –criminaliteit begaan, zoals natuurlijke personen (bijvoorbeeld bij vuurwerkdelicten), kleine bedrijven (zoals mestfraude) en criminele organisaties;
- de brede internationale ontwikkeling om rechtspersoonlijkheid toe te kennen aan niet-menselijke entiteiten die schade lijden, zoals dieren, rivieren en bossen. Ze gaan hierbij in op de vraag of en hoe deze ontwikkeling een rol kan spelen in de milieuhandhaving, zowel internationaal als in Nederland.
- de rol die wereldwijde ongelijkheid speelt rond illegale handel in milieu schadende activiteiten, zoals illegale handel in exotische dieren en in hardhout.
Bron
Onna, Joost van & Johan van Wilsem (Red.) (december 2023). Milieu, criminaliteit, schade en aanpak. Justitiële Verkenningen, vol. Vol. 49, no. 4, december, 118 pp. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/3321
Samenvatting
Schade aan het milieu door menselijk handelen is een urgent maatschappelijk probleem dat misschien wel meer dan ooit in de publieke belangstelling staat. Het belang van een gezond milieu, het beschermen van de biodiversiteit en het tegengaan van de opwarming van de aarde worden inmiddels door de meesten als evident gezien. Er bestaat in toenemende mate wetenschappelijke, maatschappelijke en politieke consensus dat deze problemen een van de belangrijkste uitdagingen zijn voor Nederland, Europa en de wereld in de komende tijd. De handhaving van milieuwetten en voorschriften is hierbij van groot belang. Het overtreden van wet- en regelgeving door bedrijven, organisaties en individuen leidt tenslotte tot schade aan het milieu.
Het themanummer opent met een bijdrage van Karin van Wingerde, Sammie Verbeek en Lieselot Bisschop. Zij geven een historische schets van de handhaving van milieucriminaliteit in Nederland aan de hand van twee zaken die momenteel veel aandacht krijgen: Tata Steel en Chemours. De problemen die zij schetsen komen voort uit de aard van milieucriminaliteit en de complexe inrichting van de handhaving. Deze punten komen ook in latere bijdragen naar voren. Het artikel biedt zo een verdiepend beeld en tegelijk een mooie inleiding op de bijdragen die volgen.
Rudie Neve geeft in zijn bijdrage ook een historisch beeld. Hij gaat in op de geschiedenis van het Nationaal Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit. Dit dreigingsbeeld, dat periodiek verschijnt sinds 2004, is heden ten dage het belangrijkste beeld voor de opsporing en vervolging van het omvangrijke milieudomein en de dreigingen voor Nederland. Neve beschrijft ook een aantal belangrijke ‘markten’ van milieucriminaliteit die uit de dreigingsbeelden naar voren zijn gekomen, zoals op het gebied van afval.
Daarna gaat Jenny van Houten-Peschier in haar bijdrage in op de vraag hoe een van de belangrijkste milieu-inspecties, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de handhaving op dit beleidsterrein vormgeeft. Het artikel biedt een mooi overzicht van de vaak innovatieve manieren die de inspectie en opsporingsdienst inzetten om milieuovertredingen en -criminaliteit vast te stellen, te bestrijden en te voorkomen. Het artikel laat zien dat dat geen sinecure is, gegeven de aard van milieuovertredingen (vaak niet zichtbaar) en de complexe handhaving. Innovatie kan echter een belangrijke bijdrage leveren aan een effectieve handhaving door de overheid.
Victor van der Geest, Joost van Onna en Johan van Wilsem bouwen in hun bijdrage op dit artikel voort door zich te richten op de daders van milieucriminaliteit en de effecten van handhaving, specifiek de mate van recidive bij milieucriminaliteit. De auteurs brengen de bevindingen van twee recente kwantitatieve studies naar daders en de effecten van handhaving samen. Waar een van de onderzoeken zich richt op rechtspersonen, richt het andere zich op natuurlijke personen. Samen bieden ze een verdiepend beeld van de populatie plegers van milieudelicten en van de effecten die de overheid bereikt via bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden.
Vervolgens gaan Elbert de Jong en Michael Faure in op de vraag hoe het privaatrecht een rol kan spelen in de handhaving, juist gegeven de problemen die spelen in de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke milieuhandhaving. Ze analyseren verschillende ontwikkelingen, zoals de asymmetrie tussen de vergunde bedrijven en de overheid die de vergunning afgeeft maar een informatieachterstand heeft over de potentiële schadelijkheid van de vergunde werkzaamheden voor het milieu. Ze doen aanbevelingen over de inzet van het privaatrecht.
In de laatste twee bijdragen werpen de auteurs expliciet een blik over de landsgrenzen heen en doen dit vanuit een schadeperspectief. Daan van Uhm verlegt het perspectief door vanuit een groen criminologische blik te kijken naar milieucriminaliteit. Sinds de jaren negentig houden wetenschappers binnen deze ‘parapludiscipline’ zich bezig met de bestudering van milieucriminaliteit en schade aan het milieu door menselijk handelen. Speciale aandacht gaat daarbij ook uit naar de rol van wereldwijde ongelijkheid als drijvende kracht achter veel milieuschade. Tot slot beschrijven Tineke Lambooy, Ronald Jeurissen en Renske Mackor de brede internationale ontwikkeling om rechtspersoonlijkheid aan niet-menselijke entiteiten (dieren, rivieren, bossen etc.) die schade lijden toe te kennen. Ze gaan hierbij in op de vraag of en hoe deze ontwikkeling een rol kan spelen in de milieuhandhaving, zowel internationaal als in Nederland.
Afsluitend
Eerder verstuurde ik deze ´kennisparel´ over de aanpak van milieucriminaliteit: https://prohic.nl/2021/07/01/233-1-juli-2021-handhaven-in-het-duister-de-aanpak-van-milieucriminaliteit-en-overtredingen-deel-2/ Het door de Algemene Rekenkamer in juli 2021 uitgebrachte rapport Handhaven in het duister: De aanpak van milieucriminaliteit en –overtredingen, deel 2 liegt er niet om: de aanpak is ontoereikend. Al jaren is er sprake van een ondergeschoven kindje waar het om de (beleidsmatige) aanpak van milieucriminaliteit gaat. Zijn hier inmiddels lessen uitgetrokken?
Wel een aantal maar ook niet al te veel concluderen Victor van der Geest, Joost van Onna en Johan van Wilsem in hun bijdrage aan het themanummer. Er blijven rond milieucriminaliteit vele vragen resteren. Welke aanpak is effectief bij natuurlijke personen? Wat is er nodig om de recidive bij veelplegers omlaag te brengen? In hoeverre is het bij toezicht juist effectief om onaangekondigde milieu-inspecties af te leggen? Wat is het effect van informele maatregelen, zoals gesprekken met het bestuur van een overtredend bedrijf? Vragen die niet alleen voor wetenschappelijk onderzoek van belang zijn, want de antwoorden erop leveren ook richting op voor een doeltreffend en consequent optredende overheid. Maar nog meer belangrijk zijn die antwoorden om latere generaties te behoeden voor een onherstelbare beschadiging van het milieu, dat zou pas echt een ramp zijn.