Inleiding en context
Goede morgen allemaal op deze dinsdag 2 april 2024. Het was een prettig lang paasweekeinde en nu ligt weer een verse (werk)maand voor ons. Maak er ook deze maand wat van. Ik begin met een klassiek liedje met mooie en trieste bijbehorende beelden uit de film Trainspotting: https://www.youtube.com/watch?v=UTxXzHWFgn4 OK, nu naar de ´kennisparel´ van vandaag. Die betreft een samenvattend overzicht over de effecten van deelname aan sport op het voorkomen van criminaliteit en / of recidive. Een criminaliteitspreventieve maatregel dus gericht op (potentiële) daders en reclassenten.
Specifieke sportprogramma’s gericht op een positieve ontwikkeling van jongeren en het voorkomen van criminaliteit worden vaak uitgevoerd, ook in Nederland. Ze worden vooral gebruikt in de context van preventieprogramma’s tegen jeugdcriminaliteit aangezien ze een belangrijk onderdeel vormen in het leven van jongeren en een grote aantrekkingskracht hebben op die jongeren. Ook zijn sportprogramma’s vaak relatief goedkoop en eenvoudig uit te voeren en daardoor breed toegankelijk. Bovendien heeft onderzoek naar criminele loopbanen aangetoond dat er een toename is van delinquent en antisociaal gedrag tijdens de adolescentie. Dat onderstreept extra het belang van dadergerichte preventie tijdens deze levensfase.
Sportprogramma’s worden ook aangeboden in gevangenissen, vooral omdat het een recht is dat aan de gedetineerden wordt verleend. Daarom is het een beschikbaar instrument om het risico op recidive na vrijlating te verminderen. Binnen deze setting is het nodig om aan te sluiten op de tijd na de vrijlating, bijvoorbeeld door deelnemers aan de sportprogramma’s na de vrijlating (via de reclassering) te verbinden met sportorganisaties. Op die manier kunnen positieve relaties in stand worden gehouden en betrokkenheid bij gewenste activiteiten worden bevorderd. Als gevolg hiervan kunnen mechanismen van sociale controle worden gehandhaafd, ook na vrijlating. Daar gaat bijgesloten ´kennisparel´ nader op in.
Bron
Morgan, Haydn & Andrew Parker (March 2024). Sport and physical activity as an intervention for reintegration and resettlement key mechanisms for policy and practice. Manchester: HM Inspectorate of Probation, 14 pp. https://www.justiceinspectorates.gov.uk/hmiprobation/wp-content/uploads/sites/5/2024/03/Academic-Insight-Sport-and-physical-activity-as-an-intervention-for-reintegration-and-resettlement-key-mechanisms-for-policy-and-practice.pdf
Samenvatting
Recent years have witnessed a growing interest at a policy level regarding the intentional use of sport and physical activity as a key component within interventions designed to support individuals who have become connected with, or are vulnerable to, engagement in the criminal justice system. Despite growing evidence to support the instrumental use of sport and physical activity within such interventions, both in custodial and in community settings, there remain significant misconceptions regarding the ‘power of sport’ to prevent and/or divert engagement with crime or support efforts to rehabilitate and address reoffending.
These misconceptions are largely based on assumptions regarding the ‘life lessons’ that (automatically and universally) transfer from the sport domain to other contexts. However, the evidence is clear that there are other key mechanisms in play, beyond participation, that enable sport and physical activity interventions to impact criminal justice outcomes. The aim of this paper is to introduce some of the mechanisms that have been identified in previous research which contribute to the effective implementation of sport-based criminal justice interventions. In addition, since there has been relatively limited academic consideration of how sport and physical activity might be integrated into policy and practice around probation and resettlement, the paper offers suggestions for how these mechanisms may be integrated into efforts to support probation and youth justice services.
Afsluitend
Veel psychosociale gezondheidswinst bij jongeren en jong volwassenen wordt toegeschreven aan sportdeelname, maar in hoeverre deze positieve invloed geldt voor het terugdringen van (jeugd)criminaliteit is zowel theoretisch als empirisch nog altijd niet duidelijk. Er is veel controverse over de vraag of sportdeelname moet worden gezien als een beschermende of een risicofactor voor de ontwikkeling van (jeugd)criminaliteit. In het kader van de aanpak van jeugdcriminaliteit en de rol van de sportwereld kan dus ook binnen de Nederlandse situatie geleerd worden van bijgesloten ´kennisparel´. We zien deze aanpak ook in Nederland toegepast om bijvoorbeeld jongeren te weerhouden om via rekruteringsmethoden in de ´logistiek van de georganiseerde misdaad´ terecht te komen.
Uit een eerde verzonden ´kennisparel´ blijkt echter het bewijsmateriaal (de evidentie) over deelname aan georganiseerde sport op het gebied van risicogedrag en persoonlijke, emotionele en sociale vaardigheden van jongeren niet als succesvol kan worden beoordeeld omdat er te weinig studies beschikbaar zijn om het omgekeerde te bewijzen: https://prohic.nl/2024/01/30/657-30-januari-2024-participation-in-organised-sport-to-improve-and-prevent-adverse-developmental-trajectories-of-at-risk-youth-a-systematic-review/
Hierbij wil ik toch de volgende kanttekening plaatsen. Uit deze eerder verstuurde ´kennisparel´: https://prohic.nl/2021/11/12/292-12-november-2021-do-sports-programs-prevent-crime-and-reduce-reoffending-a-systematic-review-and-meta-analysis-on-the-effectiveness-of-sports-programs/ blijkt het volgende. Ondanks beperkingen, die voornamelijk te wijten zijn aan te weinig degelijke primaire onderzoeken en de bijbehorende risico’s van een zekere bias, suggereren de bevindingen dat sportprogramma’s criminaliteit en delinquentie kunnen voorkomen en recidive kunnen verminderen. De programma’s lieten ook significante effecten zien op indirecte of mediërende psychologische factoren die ten grondslag liggen aan delinquentie, zoals psychisch welbevinden.
En dan ga je toch wat twijfelen aan de uitkomst van de hierboven vermeldde ´kennisparel´ (nummer 657). Zeker bij nadere bestudering van de gebruikte bronnen. Wat blijkt namelijk? De auteurs hebben bovenvermelde ´kennisparel´ (nummer 292) niet meegenomen in de analyse. En dat lijkt mij in ieder geval een omissie.
Misschien dat de bijgesloten ´kennisparel´ van vandaag, die een andere invalshoek benaderd tussen de deelname aan sport en het voorkomen van delinquentie, toch wat ´food for thought´ kan geven binnen de discussie daarover die momenteel ook in Nederland wordt gevoerd.