Search
Probleemgericht werken aan High Impact Crime
[778] 21 oktober 2024: City government as super-controller: A systematic review of non-police mechanisms that city governments can apply to reduce crime at hot spots

Inleiding

´All crime is local´. Goede morgen allemaal op deze verse maandag 21 oktober 2024. Het  altijd wat lastig om de maandagmorgen op te starten, misschien dat dit vrolijke liedje het eenvoudiger maakt: https://www.youtube.com/watch?v=Uc0x7xOap4I Vandaag als bijgesloten ´kennisparel´ een prima systematisch overzicht met betrekking tot de effectiviteit van criminaliteitspreventieprogramma´s uitgevoerd door lokale overheden in samenwerking met de politie.

Het blijkt dat plaatsgebonden politiewerk in hot spots (criminele brandhaarden) effectief is, maar er zijn grenzen aan het vermogen van de politie om complexe lokale problemen op te lossen. Het blijkt uit bijgesloten ´kennisparel´ dat lokale overheden criminaliteit kunnen voorkomen door op te treden als een ‘supercontroller‘.  Het zijn vooral interventies die functioneel toezicht stimuleren en daarmee onder meer de percepties van pakkans onder potentiële daders vergroten. Het blijkt dat die plaatsgebonden strategieën en interventies die door lokale overheden worden geïnitieerd effectief zijn in meerdere domeinen van criminaliteitspreventie.

Een bemoedigende bevinding uit deze ´kennisparel´ is dat er meerdere strategieën zijn die een breed scala aan dimensies, lokale interventies (dadergericht, slachtoffergericht en situationeel / plaatsgebonden) van criminaliteitspreventie omvatten die lokale overheden implementeren om criminaliteitspreventie op een hotspot te stimuleren. Die uitkomsten passen prima in een conceptueel beleid theoretisch model rond criminaliteitspreventie uit de jaren ´90 van de vorige eeuw: https://www.researchgate.net/publication/287994211_A_two-dimensional_typology_of_crime_prevention_projects_With_a_bibliography Dat conceptuele model wordt al decennia lang internationaal toegepast bij het modeleren en implementeren van criminaliteitspreventieve maatregelen. 

Bron

Gross Shader, Claudia, Charlotte Gill, Xiaotian Zheng & Benjamin Carleton (September/October 2024). City government as super-controller: A systematic review of non-police mechanisms that city governments can apply to reduce crime at hot spots. Aggression and Violent Behavior, vol. 78, September–October, pp. 1-15. https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1359178924000478

Samenvatting

Place-based policing is effective, but the police do not have all the tools needed to solve complex crime problems and certain policing strategies may increase the risk of disparate impacts to members of marginalized communities. However, local governments—acting in their role as a “super-controller,” can incentivize and support the natural crime-control system of place managers, handlers, and guardians to act to prevent crime at hot spots, whether or not the police are involved.

This paper examines a body of evidence from 44 studies on the effectiveness of local government-led and initiated non-police interventions at crime hot spots, finding that local governments can successfully capitalize on the concentration of crime at hot spots and direct its myriad non-police resources to help prevent crime from occurring at these places. The paper concludes with three themes that have both practical and research implications for local governments as super-controllers at crime hot spots: 1) support systematic hot spot problem-solving, 2) examine the threshold of effective deterrence, and 3) ensure rigorous evaluation.

An encouraging finding from this review is that there are multiple strategies encompassing a wide variety of crime prevention dimensions, outcomes, and place types that local governments can invoke when it becomes necessary to incentivize crime prevention at a hot spot. These strategies include increasing guardianship, changing the physical environment, changing or enforcing policies and rules, and strengthening capacity for community problem-solving. Furthermore, these interventions are based on rigorous evidence. All of the studies we reviewed had at least a non-equivalent comparison group, and six of these were randomized controlled trials. Three of the six randomized trials were published in the last five years, suggesting that there has been increased interest in rigorous evaluation in this area in recent years.

Afsluitend

Ik wil in dit afsluitende stuk even het ´collectieve geheugen´ wat opfrissen. De criminaliteitspreventieve rol van lokale overheden kreeg namelijk al in 1985 een belangrijke rol in het toenmalige justitiebeleid. Naast de klassieke, vooral repressieve, aanpak door politie en justitie (opsporing, vervolging, berechting, uitvoering van de straf en nazorg) heeft sinds 1985 in Nederland de preventie van criminaliteit zijn intrede gedaan. Tot die tijd was criminaliteitspreventie zeker niet het eerste waar men aan dacht om criminaliteit terug te dringen. Lange tijd is criminaliteitspreventie in de schaduw van het strafrecht gebleven. Dat lijkt vreemd, aangezien de preventieve aanpak op ander beleidsterreinen eerder regel dan uitzondering is. Voorbeelden zijn o.a. waterbeheersing, volksgezondheid, verkeersveiligheid, planologie, en brandveiligheid. Binnen al deze terreinen geldt dat voorkomen beter is dan genezen: https://www.researchgate.net/publication/301623811_INNOVATIEAGENDA_CRIMINALITEITSPREVENTIE_EEN_VERKENNING_NAAR_EEN_EFFECTIEF_CRIMINALITEITSPREVENTIEF_BELEID_NA_2006_with_an_English_summary/stats

Een meer structurele positie verwierf criminaliteitspreventie zich na het uitbrengen van het eindrapport van de toenmalige Commissie Roethof in 1986 en het Beleidsplan Samenleving en Criminaliteit in 1985. In 1983 gaf de toenmalige Minister van Justitie een commissie opdracht tot het maken van een analyse van de toename in de criminaliteit. Deze Commissie Kleine Criminaliteit – beter bekent als de Commissie-Roethof – bracht achtereenvolgens een interim- (1984) en een eindrapport uit (1986). De commissie-Roethof kwam tot de conclusie dat de toename in de criminaliteit gezien moest worden als onderdeel van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen die zich eind zeventiger jaren hadden ingezet. In het kort weergegeven betrof het de volgende ontwikkelingen:

  • Als gevolg van de toegenomen welvaart zijn er meer goederen voorhanden die kunnen worden vernield of gestolen. Met andere woorden: de gelegenheid tot het plegen van criminaliteit is de afgelopen twintig jaar enorm toegenomen;
  • De invloed van veel traditionele samenlevingsverbanden zoals het gezin, het verenigingsleven, de kerk, de school en de vriendenkring, waarbinnen het gedrag van individuen wordt genormeerd (sociale controle), is sterk afgenomen;
  • De bereidheid van burgers om zich aan door de overheid of andere autoriteiten vastgestelde regels te conformeren, is afgenomen: we don’t wanna conform: stick the rules up in your ass; Het vooruitzicht op langdurige werkloosheid van met name jongeren speelde hierin mee;
  • De vermindering van toezicht op verschillende terreinen binnen de samenleving. Dit betreft zowel formeel toezicht (uitgeoefend door politie en justitie) als semiformeel/informeel toezicht (uitgeoefend door bijvoorbeeld conducteurs, huismeesters of winkelpersoneel).

Op basis van haar analyse komt de commissie-Roethof tot de tot de conclusie dat het antwoord op de toegenomen criminaliteit niet alleen gezocht moet worden in een uitbreiding van het strafrechtelijke, repressieve apparaat, maar in een tot dan toe onderbelicht fenomeen: criminaliteitspreventie. Gepleit werd voor een lokaal geïntegreerd beleid van politie, bestuur en OM, waarbij de gemeente, met de politie preventie zou moeten bevorderen. Het OM zou moeten zorgen voor het justitiële sluitstuk. Criminaliteit is vanaf dat moment een verschijnsel waar niet langer justitie en politie een exclusieve bemoeienis mee hebben. Samenwerking is noodzakelijk, en is een van de beleidsuitgangspunten van de overheid. De rol van de centrale overheid zou ondersteunend, voorwaardenscheppend en coördinerend moeten zijn. Het beleid in dat kader zou zich dan moeten richten op drie concepten:

1 Versterking van de binding van de opgroeiende generatie met de maatschappij (gezin, school, werk en recreatie); 2 Uitbreiding van het toezicht op potentiële wetsovertreders door personen met een bredere dienstverlenende taak, zoals conducteurs, conciërges, winkelpersoneel, sporttrainers, jongerenwerkers, etc.; 3 Zodanige inrichting van de bebouwde omgeving qua planologische en bouwtechnische kenmerken, dat hierdoor enerzijds de uitoefening van toezicht op vooral jongeren niet onnodig wordt bemoeilijkt, en anderzijds het plegen van diefstallen en andere delicten niet onnodig gemakkelijk wordt gemaakt.

De beide rapporten van de commissie-Roethof zijn van grote invloed geweest op het concept criminaliteitspreventie zoals dat zich gedurende de afgelopen 40 jaar heeft ontwikkeld. Het in 1985 verschenen beleidsplan van Justitie Samenleving en Criminaliteit nam de hierboven opgesomde analyse en aanbevelingen bijna in zijn geheel over. Uitgangspunt in het beleid is dat de samenleving in al haar geledingen verantwoordelijk is voor de preventie van criminaliteit. Anno 2024 is dit uitgangspunt nog steeds geldig zoals onder meer blijkt uit bijgesloten ´kennisparel´. Kortom: ´prevention beats detention´. Met dank aan Hein Roethof.

prohic_linksonder