Inleiding en context

Het is vandaag dinsdag 26 oktober 2021. Ook vandaag weer een ‘’kennisparel’’ in jullie mailboxen. Het betreft een recent verschenen rapport van ons onvolprezen onderzoekcentrum, het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC). Het doel van bijgesloten onderzoek Opsporen, vervolgen en tegenhouden van cybercriminaliteit was om meer inzicht te krijgen in de aanpak van geavanceerde vormen van cybercriminaliteit door politie en OM. Daarnaast is gekeken in hoeverre het opsporingsonderzoek bijdroeg aan een betere informatiepositie jegens (in het online domein vaak anonieme) verdachten en hun modus operandi en hoe deze informatie kon worden gebruikt om acties te verrichten, die niet alleen gericht zijn op opsporing en vervolging van verdachten maar ook op het tegenhouden van illegale online activiteiten.

Nederland heeft een snelle, stabiele en betrouwbare digitale infrastructuur, waar zowel nationaal als internationaal veelvuldig gebruik van wordt gemaakt. Die sleutelpositie geeft economische kansen, maar schept ook verplichtingen. Illegale activiteiten voltrekken zich op Nederlandse servers of worden (on)bewust gefaciliteerd door in Nederland gevestigde hosters. Voor de opsporing van cybercriminaliteit beschikt de politie op landelijk niveau over het specialistische Team High Tech Crime (THTC) en zijn de afgelopen jaren gespecialiseerde cybercrimeteams op regionaal niveau versterkt. De cybercrimeteams werken samen met het THTC in een landelijke structuur en ondersteunen districtsrecherches en basisteams bij de kennisopbouw voor de uitvoering van reguliere onderzoeken naar cybercriminaliteit.

Omdat het opsporen en vervolgen van daders van cybercriminaliteit om meerdere redenen lastig kan zijn, wordt soms door de politie en het OM ook voor niet-straf-rechtelijke oplossingen gekozen bij de aanpak van cybercriminaliteit. Voorbeelden van andersoortige oplossingen zijn verstoring van het criminele proces door het offline halen van servers. Ook inzetten op preventie door middel van waarschuwingscampagnes, zoals recent tegen Whatsappfraude, is hier een onderdeel van. Bij de aanpak van cybercriminaliteit wordt ook regelmatig publiek-private samenwerking gezocht en zijn diverse projecten gestart die gericht zijn op het tegengaan van verschillende cyberdelicten.

Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de aanpak van geavanceerde vormen van cybercriminaliteit door politie en OM. Daarnaast is gekeken in hoeverre het opsporingsonderzoek bijdroeg aan een betere informatiepositie jegens (in het online domein vaak anonieme) verdachten en hun modus operandi en hoe deze informatie kon worden gebruikt om acties te verrichten, die niet alleen gericht zijn op opsporing en vervolging van verdachten maar ook op het tegenhouden van illegale online activiteiten.

Bij cybercriminaliteit is het opsporen van verdachten geen sinecure. Daders kunnen anoniem opereren en zijn in staat hun identiteit en locatie goed af te schermen. Daardoor lukt het in lang niet alle zaken om daders op te sporen en te vervolgen. De aanpak is daarom niet alleen gericht op opsporing en vervolging, maar ook op het verstoren en tegenhouden van deze vormen van criminaliteit. In dit onderzoek wordt bij alle bestudeerde zaken waarin verdachten in beeld kwamen en konden worden vervolgd, ook gebruik gemaakt van de inzet van bevoegdheden die vallen onder ‘werken onder dekmantel’. Dit is opvallend omdat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) over het algemeen terughoudend zijn met de inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheden. Uit het onderzoek blijkt dat thema’s zoals de omgang met informatie en de weging en inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden bij de aanpak van cybercriminaliteit nadere aandacht vanuit de politiek behoeven en mogelijk om aanvullende wet- en regelgeving vragen.

Bron

Eeden, C.A.L. van den, J.J. van Berkel, C.C. Lankhaar & C.J. de Poot (oktober 2021). Opsporen, vervolgen en tegenhouden van cybercriminaliteit. Den Haag: Ministerie van Justitie & Veiligheid, WODC. 113 pp. https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/3114

Samenvatting

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, zijn verschillende onderzoeksmethoden gebruikt. Door middel van literatuuronderzoek en deskresearch is achtergrondkennis verzameld om een beeld te kunnen schetsen van de aanpak van cybercriminaliteit.

Daarnaast is een analyse gemaakt van politiedossiers van opsporingsonderzoeken naar hightech cybercriminaliteit. Wij hebben hiervoor acht dossiers van afgeronde opsporingsonderzoeken bestudeerd uit de periode 2014-2018. Ook is gekeken naar drie publiek-private samenwerkingsprojecten. Bij de start van het onderzoek is een bijeenkomst belegd met een aantal experts van politie en OM. Aan hen is gevraagd om een lijst te maken van hightech opsporingsonderzoeken. Omdat dit onderzoek erop gericht was om meer zicht te krijgen op de mogelijkheden en dilemma’s waar politie en OM mee te maken krijgen bij de aanpak van cybercriminaliteit is ook gevraagd naar opsporingsonderzoeken waar de knelpunten speelden die in eerder onderzoek zijn geïdentificeerd. Door middel van het dossieronderzoek werd nagegaan welke methoden van onderzoek zijn ingezet tijdens het opsporingsonderzoek, hoe de onderzoeken zijn verlopen en welke resultaten ze hebben opgeleverd.

Tot slot zijn tweeënveertig interviews afgenomen met medewerkers van de politie, cyberofficieren van justitie en medewerkers van private partijen om een completer beeld te krijgen van de aanpak van cybercriminaliteit. Naast overkoepelende vragen boden interviews met zaaksofficieren en teamleiders die betrokken zijn geweest bij de geselecteerde zaken de mogelijkheid om meer inzicht te krijgen in de informatie en afwegingen die mogelijk niet in een dossier terecht zijn gekomen, maar wel een rol hebben gespeeld bij de gemaakte keuzes tijdens het opsporingsonderzoek. Ook gaven de interviews inzicht in de dilemma’s en problemen waarmee de politie te maken krijgt. Het grootste deel van de data is verzameld bij Team High Tech Crime, omdat dit team met name het type zaken onderzoekt dat binnen de scope van het huidige onderzoek valt.

Het onderzoek roept de vraag op of er bij de aanpak van cybercriminaliteit behoefte is aan een andere manier van werken door de opsporingsdiensten en of de taak van de politie en met name van het OM nu toereikend is om zo effectief en efficiënt mogelijk in te kunnen grijpen. De politie heeft, in tegenstelling tot inlichtingen- en veiligheidsdiensten, geen bevoegdheid om opsporingsmiddelen in te zetten puur ten behoeve van het verkrijgen van een betere informatiepositie. Een goede informatiepositie is erg belangrijk voor de opsporing, maar deze kan formeel alleen worden gecreëerd door het uitvoeren van opsporingsonderzoeken. Zo mogen BOB-middelen in principe alleen worden ingezet als dat ten behoeve van opsporing en vervolging is en niet met als enkel doel om de informatiepositie te verbeteren of ten behoeve van tegenhoudmaatregelen. Het niet uitsluitend inzetten op opsporen en vervolgen bij de aanpak van cybercriminaliteit betekent dan ook dat soms in juridisch opzicht een grijs gebied wordt opgezocht. Bijvoorbeeld bij de inzet van opsporingsmiddelen tijdens een onderzoek, terwijl eigenlijk al duidelijk is dat dit niet zozeer een opsporingsdoel, als wel een verstoringsdoel dient.

De bevindingen in het onderzoek vragen om een bredere discussie over slimme omgang met informatie en over de rol van politie en OM bij de aanpak van cybercriminaliteit. Als al bij de start van een onderzoek duidelijk is dat de kans op opsporing en vervolging klein is, maar er wel een groot effect gesorteerd kan worden door opsporingsmiddelen in te zetten ten behoeve van tegenhoudmaatregelen en men is het erover eens dat dit de beste manier is om een dader of crimineel fenomeen aan te pakken, dan vraagt dat misschien om aangepaste wetgeving. Tot slot roepen de bevindingen in dit rapport de vraag op of de huidige wet- en regelgeving rondom informatiedeling toereikend is voor de aanpak van cybercriminaliteit. Er lijkt behoefte te zijn aan duidelijkere kaders op basis waarvan informatie kan worden gedeeld, zodat als er urgentie is belangrijke informatie ook snel kan worden gedeeld. INHOUD: 1. Inleiding, 2. Juridisch kader, 3. De integrale aanpak van cybercriminaliteit door politie en OM, 4. Opsporingsonderzoeken naar cybercriminaliteit, 5. Publiek-private samenwerking, 6. Dilemma’s bij de aanpak van cybercriminaliteit, 7. Slotbeschouwing.

Afsluitend

Cybercriminaliteit is een belangrijk fenomeen geworden in onze gedigitaliseerde wereld en heeft onmiskenbaar een grote impact op de maatschappelijke veiligheid. In de bestrijding van ‘cybercrime’ is de politie, naast andere partijen, één van de belangrijke actoren en zij heeft in de aanpak van cybercriminaliteit in de afgelopen jaren extra geïnvesteerd. Het bijgesloten onderzoek maakt duidelijk dat die investering nog niet de vruchten heeft opgeleverd die daarvan werden en worden verwacht. Maar net zoals met andere aanpakken van criminaliteitsfenomenen blijkt dat er sprake is van een incubatietijd, het duurt gewoon even voordat investeringen en interventies en aanpakken gaan renderen. Dat geldt zeker voor de aanpak van het relatief nieuwe fenomeen van cybercriminaliteit. Ook bij de aanpak van criminaliteit moet je vaak veel geduld hebben, resultaten van die aanpak zijn vaak zichtbaar op lange termijn.