Inleiding en context
Goede maandagmorgen, het is alweer 1 maart 2021. Een verse nieuwe maand, maak er allemaal wat moois van. Het Centraal Bureau voor de Statistiek komt vanochtend trouwens met goed nieuws: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2021/09/scherpe-daling-traditionele-vormen-van-criminaliteit Ik stuurde over die positieve ontwikkeling in de criminaliteit al eerder een ´kennispareltje´: https://prohic.nl/2020/07/10/10-juli-2020-ontwikkelingen-in-de-geregistreerde-criminaliteit-nationale-en-internationale-trends-en-verklaringen/
De ´kennisparel´ (de 175e alweer) die jullie vandaag aantreffen in de mail betreft een systematische literatuurreview naar (de effectiviteit van) publiek-private samenwerkingsverbanden op het gebied van financieel-economische criminaliteit en cybercrime. Om maar gelijk met de deur in huis te vallen, wat bij de meeste samenwerkingsverbanden geldt doet zich ook voor bij de in het rapport beschreven samenwerkingsverbanden: ´Samen werken gaat vaak wel goed. Samenwerken is al weer een stuk lastiger, vooral als het met anderen is´.
De mantra van samenwerken is inmiddels gemeengoed geworden in Nederland bij onder meer de aanpak van ondermijning / georganiseerde misdaad, aanpak van High Impact Crime en vormen van financieel economische criminaliteit. Het blijkt dat er veelal sprake is van een onvoldoende of gebrekkige samenwerking tussen de verschillende partijen. De integrale benadering vereist dat overheidsdiensten, bedrijven, organisaties en ondernemers in private en publieke sectoren samenwerken met het traditionele opsporingsapparaat. Vanwege het karakter van vooral de criminaliteitspreventieve aanpak is samenwerking noodzakelijk. Alleen op deze manier kan een maximaal resultaat behaald worden. Het zijn namelijk regelmatig die verschillende partijen zelf die gelegenheden faciliteren en kansen bieden aan bijvoorbeeld georganiseerde misdaad. Samenwerken en gezamenlijk ingrijpen zijn belangrijke factoren om dit te voorkomen (bijvoorbeeld banken in financiële transacties en gemeenten in vergunningen en onregelmatigheden). Binnen samenwerkingsverbanden moet dan ook voldoende duidelijk zijn wat ieders specifieke rol en toegevoegde waarde is. Dat betekent in de praktijk dat traditionele manieren van werken deels niet meer geldig zijn. De weerstand tegen veranderingen dient dan doorbroken te worden. Een krachtig en responsief sturen van partijen is essentieel om dit proces van samenwerking te begeleiden. De combinatie van een repressieve en preventieve aanpak van georganiseerde misdaad kan zich niet eigenstandig implementeren. Er is dus behoefte aan een concrete invulling met betrekking tot de totstandkoming van integrale overlegstructuren. Een meer verplichtend karakter om effectieve samenwerking af te dwingen is noodzakelijk om verder te komen. Dat blijkt ook uit bijgesloten studie.
Bron
Staats, W., C. Meerts, E.R. Kleemans & W. Huisman (februari 2021). Nieuwe manieren van samenwerken: Een systematische literatuurreview naar (de effectiviteit van) publiek-private samenwerkingsverbanden op het gebied van financieel-economische criminaliteit en cybercrime. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Afdeling Strafrecht en Criminologie, 49 pp.
Samenvatting
Publiek-private samenwerking (PPS) is een onderwerp dat in Nederland al enige tijd in de belangstelling staat, maar waar weinig systematisch empirisch onderzoek naar wordt verricht binnen het veiligheidsdomein. Daarnaast ontbreekt een goed overzicht van welke samenwerkingen bestaan op het gebied van de bestrijding van financieel-economische criminaliteit en cybercrime. Voor dit onderzoek is een inventarisatie uitgevoerd aan de hand van een systematische literatuurreview om in kaart te brengen wat tot op heden bekend is in de wetenschappelijke en grijze literatuur ten aanzien van bestaande publiek-private samenwerkingen op het gebied van financieel-economische criminaliteit en cybercriminaliteit. Daarnaast is onderzocht wat in de literatuur bekend is over de knelpunten, de resultaten en de effecten van deze samenwerkingen. Dit is tevens meegenomen bij de uitwerking van deze inventarisatie. Op deze manier wordt antwoord gegeven op de volgende twee onderzoeksvragen:
- Wat is in de wetenschappelijke en grijze literatuur bekend over de inhoud, de processen en de effecten van publiek-private samenwerkingen op het gebied van financieel-economische criminaliteit en cybercrime?
- Welke succesfactoren en knelpunten zijn bekend over deze manieren van samenwerking?
In totaal zijn uit de literatuur 36 publiek-private samenwerkingen naar voren gekomen die zich richten op de aanpak van financieel-economische criminaliteit en cybercrime. Er bestaan verschillende mengvormen van cybercrime en financieel-economische criminaliteit, waardoor de samenwerking kunnen worden ingedeeld in categorieën die inspelen op onder meer deze mengvormen. Zo valt op het gebied van cybercrime een onderscheid te maken tussen publiek-private samenwerkingen die zich meer richten op de bestrijding van cybercrime met een financieel oogpunt, cybercrime waarbij de aanvallen op andermans computers en/of bestanden centraal staat of cybercrime met een seksueel aspect. Tevens bestaan op het gebied van cybercrime samenwerkingen die een meer brede focus kennen. Deze samenwerkingen zijn dan veelal gericht op het creëren van awareness. Ook op het gebied van financieel-economische criminaliteit zijn verscheidene categorieën te onderscheiden. De laatste jaren in substantieel geïntensiveerd op het gebied van de bestrijding van terrorismefinanciering en witwassen. Vandaar dat een specifieke categorie is geformuleerd waaronder de publiek-private samenwerkingen zijn geplaatst die zich manifesteren op dit vlak. Overige financieel economische criminaliteit wordt in de volksmond vaak benoemd als ‘fraude’. De overige samenwerkingen zijn dan ook onder een soortgelijke categorie geplaatst. Waar het gros van de samenwerkingen structurele samenwerkingen betreft, is ook een drietal ad hoc samenwerkingen te onderscheiden. Deze samenwerkingen zijn minder structureel van aard. Oftewel, deze samenwerkingen zijn van kortere duur en vaak gericht op een specifiek kortdurend probleem.
Afsluitend
Samenwerken of netwerken kan er in de praktijk toe leiden dat alleen veel gepraat wordt en het beleid in kwestie niet of nauwelijks wordt toegepast. Duidelijk moet zijn waar en bij wie de verantwoordelijkheid ligt. Ook moet helder zijn wat het beleid is. De indruk bestaat dat de afgelopen jaren door de mantra van netwerken en samenwerken de daadwerkelijke effectiviteit van samenwerkingsverbanden is afgenomen. Er wordt veelal genetwerkt om te netwerken, dus lijkt het net op werken. Blijkbaar kampt men ook op dit terrein met een aantal fundamentele organisatieproblemen. Het kiezen van de juiste samenwerkingspartners is elementair. Verkeerde of niet gefundeerde keuzen leveren vaak geen succes op maar frustratie.
Echter, effectieve bestuurlijke en operationele netwerken tussen beleid en praktijk binnen de maatschappelijke context vormen een absolute voorwaarde om tot praktisch en acceptabel toegepast beleid te komen. Dit is een belangrijke competentie bij zowel professionele beleidsvoering als praktijkuitvoering. Voor een goede implementatie en uitvoering van maatregelen is het noodzakelijk dat de verschillende partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Het betreft hier partijen en personen die vaak zelf de gelegenheden bieden waar criminele organisaties gebruik en misbruik van maken. Het nemen van die verantwoordelijkheid is echter niet een vanzelfsprekendheid. Dat geldt zowel voor de private als de publieke sector. Onderzoek toont aan dat het in een beginfase moeizaam is om private partijen te activeren. Die bereidheid komt vooral wanneer de eigen belangen ook in het geding zijn. Het gaat dan vooral om de goede naam of het economische voortbestaan van organisaties of instellingen. Ook publieke partijen vertonen vaak een gebrek aan verantwoordelijkheid en bewustwording. Het probleem van bijvoorbeeld georganiseerde misdaad zou niet bestaan, of zou niet tot de verantwoordelijkheid van publieke sectoren behoren. Samenwerken is en blijft moeilijk. Het is daarom zaak om kritisch te bezien of de mantra van samenwerken in de praktijk daadwerkelijk zijn beslag heeft gekregen. Een meer kritische analyse van werkzame en niet werkzame samenwerkingsverbanden is dan noodzakelijk. Bijgesloten ´kennisparel´ biedt daartoe de nodige aanknopingspunten.