Inleiding en context
Beste mensen allemaal een goede en gezonde dag toegewenst op deze woensdag 19 mei 2021. Vandaag een ´kennisparel´ over de verschillende strafrechtelijke en niet-strafrechtelijke aanpakken voor 12- en 13-jarige misdrijfverdachten in Nederland. Ter informatie, Nederland kent een lange traditie om jonge kinderen en adolescenten zoveel mogelijk buiten het formele justitiële systeem te houden, dus een aanpak buiten het strafrecht om. Die traditie gaat ver terug.
Een leuk historisch weetje: Margot Andriessen was één van de grondleggers van de aanpak van jeugdige verdachten buiten het strafrecht om. Ze werd in 1970 wetenschappelijk onderzoeker en later universitair hoofddocent bij de vakgroep Criminologie in Groningen. Ze promoveerde in 1976 op ‘Kijken bij de Kinderpolitie’, waarvoor ze een paar jaar meeliep als rechercheur. Andriessen stichtte in Groningen een opvangcentrum voor jeugdige delinquenten (RBS 38). Daar werden jongeren naartoe gestuurd door de politie, zodat na een proces-verbaal meteen met een verbeteraanpak kon worden begonnen. Meerdere malen werd ze uitgenodigd in de Verenigde Staten college te geven en onderzoek te doen. In Nederland leidde haar aanpak tot herziening van het jeugdstrafrecht en de invoering van alternatieve straffen.
Later volgde in 1981 de eerste HALT maatregel in Rotterdam. Bij volwassenen werd in 1981 een aanvang gemaakt met het experiment dienstverlening, voor de minderjarigen volgde in 1983 het experiment met alternatieve sancties (dienstverlening en leerprojecten). Kortom: de toepassing van het strafrecht bij jeugdigen in Nederland wordt zuinig toegepast. Maar nu naar het bijgesloten rapport van vandaag. Naar mijn mening een prima onderzoek en een waardevolle nieuwe kennisbron. In hoofdstuk twee wordt een literatuuroverzicht gepresenteerd over de beschikbare aanpakken voor 12- en 13-jarige misdrijfverdachten. Er wordt besproken (1) welke interventiemogelijkheden instanties hebben bij deze doelgroep, niet-strafrechtelijk en strafrechtelijk en (2) hoe effectief deze aanpakken zijn. De methodiek achter de literatuurstudie wordt kort toegelicht in 2.1. Daarna worden de aanpakken afzonderlijk besproken (2.2). Eerst worden niet-strafrechtelijke aanpakken besproken, daarna komen straffen en maatregelen aan bod.
Bron
Kuppens, Jos, Hester de Boer & Henk Ferwerda (mei 2021). Misdrijven in de kinderschoenen: Een onderzoek naar de aanpak van 12- en 13-jarige misdrijfverdachten binnen en buiten het strafrecht. Arnhem: Bureau Beke, 174 pp.
https://www.wodc.nl/actueel/nieuws/2021/05/17/meer-kennis-nodig-over-de-aanpak-van-12–en-13-jarige-misdrijfverdachten en https://bureaubeke.nl/publicaties/misdrijven-in-kinderschoenen-2/
Samenvatting
In 2017 heeft de Raad voor Strafrechtstoepassing en jeugdbescherming het advies gegeven om de strafrechtelijke minimumleeftijd te verhogen van 12 naar 14 jaar (Raad voor de Strafrechtstoepassing, 2017). De minister voor Rechtsbescherming heeft aangeven aan de Tweede Kamer dat de strafrechtelijke minimumleeftijd niet verhoogd wordt, maar dat hij, indien noodzakelijk, bereid is om verder te investeren in de aanpak van 12- en 13-jarigen buiten het strafrecht. De aanname hierbij was, dat zaken van 12- en 13-jarige misdrijfverdachten in de meeste gevallen al buiten het strafrecht worden afgedaan. Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de behoefte bij het ministerie van Justitie en Veiligheid om meer inzicht te krijgen in de aanpak voor deze doelgroep. De wens vertaalt zich in de volgende centrale onderzoeksvragen:
- Welke strafrechtelijke en niet-strafrechtelijke aanpakken voor 12- en 13-jarige misdrijfverdachten bestonden er in 2017 en 2018 en hoe vaak werd voor elke aanpak gekozen?
- Waarom werd voor een bepaalde aanpak gekozen?
- Wat hielden de verschillende aanpakken in de praktijk in?
- Hoe effectief menen betrokken organisaties dat de verschillende aanpakken waren om recidive te voorkomen?
In 2017 en 2018 werd er in strafzaken van 12- en 13-jarige misdrijfverdachten voornamelijk doorverwezen naar Halt (41 procent), geseponeerd (17 procent) of een reprimande gegeven (12 procent). Ruim twee derde van de zaken werd buiten het strafrecht afgedaan. Maar over de aanpak en de effectiviteit is nog veel onbekend. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat slechts een enkele aanpak bewezen effectief is (gezinsinterventies) en een paar aanpakken veelbelovend (de reprimande, mediation of herstelbemiddeling en de werkstraf). Professionals die voor het onderzoek zijn bevraagd beoordelen meer aanpakken als veelbelovend dan wel effectief. Zij zien een Halt-interventie als de meest effectieve aanpak, hoewel dit niet uit onderzoek blijkt. Vooral politiemedewerkers zien een zorgmelding aan Veilig Thuis als effectief. Het Openbaar Ministerie (OM) en andere organisaties vinden ook een dagvaarding of een OM-zitting die leiden tot begeleiding door de jeugdreclassering effectief. Ook dit blijkt niet uit literatuuronderzoek. De boete (politiestrafbeschikking) wordt door alle professionals als niet-effectief bestempeld. Nieuwe aanpakken, zoals mediation in strafzaken of herstelbemiddeling komen in de praktijk nog weinig voor.
In het onderzoek komt het belang van ouderbetrokkenheid naar voren. Uit literatuurstudie blijkt dat verschillende vormen van gezinsinterventies effectief zijn. Ook respondenten zien de participatie van ouders als een werkzaam bestanddeel. Alleen blijft voor de betrokken partijen enigszins onduidelijk hoe deze betrokkenheid binnen de verschillende aanpakken vorm moet krijgen. Een regelmatig terugkerende opmerking van respondenten is dat er maatwerk geboden moet kunnen worden voor deze doelgroep. Daarbij is het van belang dat de rol van de ouders, een eventueel problematische gezinssituatie en andere al ingezette trajecten worden meegenomen in de aanpak. Uit een aantal casussen die aan de professionals zijn voorgelegd blijkt dat een complexere casus bij de respondenten de wens tot meer maatwerk sterker maakt. De onderzoekers gaan ook in op het belang van een preventieve aanpak. Omdat in Nederland niet gekozen wordt voor het ophogen van de strafrechtelijke leeftijdsgrens van 12 naar 14 jaar, is het van belang om de mogelijkheden van preventieve aanpak voor deze subgroep goed te exploreren.
Afsluitend
Het is mooi dat Nederland een lange traditie heeft om jonge kinderen en adolescenten zo lang mogelijk buiten het strafrecht te houden. Natuurlijk kan dat soms niet anders om het strafrecht toe te passen, maar bij daadwerkelijke toepassing daarvan blijkt het in de regel een loopband te zijn naar een verdere criminele carrière. Vandaar ook dat in het buitenland steeds meer geëxperimenteerd wordt met alternatieve strafafdoeningen voor jeugdigen: https://prohic.nl/2020/04/16/16-april-2020-police%e2%80%90initiated-diversion-for-youth-to-prevent-future-delinquent-behavior-a-systematic-review/ Daarin wordt Nederland aangehaald als een voorbeeldig voorbeeld voor andere landen. Een mooi justitieel exportproduct zou ik zeggen.