Beste collega´s van binnen en buiten het ministerie van Justitie & Veiligheid,

Inleiding en context

Goede morgen beste mensen het alweer maandag 11 oktober 2021, maak er allemaal een mooie (werk)week van. Vandaag een fraaie meta-analyse over de mate van effectiviteit van zogenaamde registers van zedendelinquenten en de mate waarin die van invloed zijn op de recidive van die zedendelinquenten. Maar eerst een toepasselijk muzieknummer over dit onderwerp: https://www.youtube.com/watch?v=PjvpLiS2gKA, tja: “Public defender: You had to admit you wanted the love of a sex offender”, Debbie Harry op haar best. Maar nu naar de bijgesloten ´kennisparel´ van vandaag.

Registers van zedendelinquenten in de Verenigde Staten bestaan op zowel federaal als staatsniveau. Deze registers bevatten informatie over personen die veroordeeld zijn voor seksuele misdrijven en zijn bedoeld voor rechtshandhavings- en openbare kennisgevingsdoeleinden. Alle 50 VS-staten en het District of Columbia houden registers van zedendelinquenten bij die voor het publiek toegankelijk zijn via websites, hoewel informatie over sommige overtreders alleen zichtbaar is voor wetshandhavers. De openbaarmaking van informatie over daders varieert tussen de staten, afhankelijk van het door de overtreder begane seksuele misdrijf, die ook van staat tot staat kan verschillen, of het resultaat van de risicobeoordeling. De relevante wetgeving staat ook wel bekend als ´Megan’s Law´, vernoemd naar de zevenjarige Megan Kanka die op 29 juli 1994 werd verkracht en vermoord door haar buurman Jesse Timmendequas. De moord trok nationale aandacht en leidde vervolgens tot de invoering van “Megan’s Law”, die rechtshandhavers verplicht om details vrij te geven met betrekking tot de locatie van geregistreerde zedendelinquenten. Ook in Nederland gaan af en toe geluiden op om dergelijke registers voor zedendelinquenten in te voeren. Maar hoe effectief zijn deze registers eigenlijk wanneer gekeken wordt naar de mate van recidive van hen die in deze registers staan vermeld? Lees onderstaande samenvatting en hopelijk ook bijgesloten artikel voor het antwoord.

Trouwens, het WODC verrichtte eerder in 2012 onderzoek naar de effectiviteit van toezicht op zedendelinquenten. Het betreft de effectiviteit van vormen van toezicht en veronderstelde werkzame mechanismen die van belang kunnen zijn bij het inzetten van langdurig toezicht bij zedendelinquenten, waaronder registers voor zedendelinquenten: https://repository.wodc.nl/handle/20.500.12832/901

Bron

Zgoba, Kristen M. & Meghan M. Mitchell  (September 2021). The effectiveness of Sex Offender Registration and Notification: A meta-analysis of 25 years of findings. Journal of Experimental Criminology, 21 September, pp. 1-26. https://link.springer.com/article/10.1007/s11292-021-09480-z

Samenvatting

Examine 25 years of Sex Offender Registration and Notification (SORN) evaluations and their effects on recidivism. We rely on methodology guidelines established by the Campbell Collaboration for meta-analyses to systematically synthesize results from 18 research articles including 474,640 formerly incarcerated individuals. We estimate the effect of SORN policies on recidivism from 42 effect sizes and determine if the effect of SORN varies by sexual or non-sexual recidivism when examining arrest or conviction as outcomes. The random-effects meta-analysis model demonstrated that SORN does not have a statistically significant impact on recidivism. This null effect exists when examining a combined model and when disaggregating studies by sexual or non-sexual offenses, or conceptualizing recidivism by arrest or conviction. SORN policies demonstrate no effect on recidivism. This finding holds important policy implications given the extensive adoption and net-widening of penalties related to SORN.

The present study adds to the existing research by completing an objective and replicable framework for a meta-analysis of 25 years of sex offense registration and notification evaluations. The study findings provide comprehensive evidence that SORN policies have no effect on sexual and non-sexual crime commission over their period of existence, thereby failing to deliver on the intention of increasing public safety. Given the vast support that exists for the laws, their lack of efficacy will likely create a false sense of security for the public and may ultimately create more harm than benefit. Communities rely on the government for determination of risk, regardless of its acuity, and those placed on registries may experience harm and increased risk of re-offense through societal disenfranchisement and loss of jobs and housing. As previous research has consistently found that clinical and actuarial assessments are better predictors of recidivism risk than state legislation, public safety would likely be maximized by focusing limited resources on the highest-risk individuals, rather than utilizing a one size fits all law.

It is important to the pursuit of science and empirical inquiry that our conversations for reform begin to consider those who have committed low-level acts of violence, including low-risk sexual offenses. Due to the dynamic nature of risk across time, offense, and age, recognition that SORN policies may prove to be more hurtful than helpful is a necessary conversation that does not automatically signal society has gone soft on crime. Allocating resources to the highest-risk individuals will likely allow treatment providers and law enforcement to focus their efforts on those who need it the most, not on the diffusion of all individuals. It is time that we work as an empirically informed community, unhindered by emotion, to find a solution to reining the horse back into the barn.

Afsluitend Inderdaad, het paard achter de wagen spannen heeft weinig zin en dat geldt in dit geval ook voor de omvangrijke en ongebreidelde invoering van registers voor zedendelinquenten. Het heeft namelijk een nul-effect op recidive. De maatregel zorgt wel voor een vals gevoel van veiligheid onder het grote publiek en veroorzaakt meer ellende dan positieve effecten. Ook hier geldt dat focus op de meest risicovolle zedendelinquenten een veel betere investering is dan het toepassen van de aandacht op alle zedendelinquenten. Wijs, op evidentie bewezen en efficiënt beleid is dan een gevolg van de aandacht met focus. Om van te leren, ook binnen veel andere beleidsterreinen waar het ministerie van Justitie & Veiligheid zich mee bezig houdt. Kortom: ´evidence based justitiebeleid´.

Tot zover maar weer, blijf gezond, optimistisch en wees vooral aardig voor elkaar. Alleen zo gaan we echt solidair met elkaar om. Tot de volgende ´kennisparel´ die over een paar dagen in jullie mailbox valt.