Inleiding en context
Goede morgen allemaal op deze donderdag 8 februari 2024. Ik begin zoals gewoonlijk met een liedje, in dit geval een vrolijke noot om de dag mee te beginnen: https://www.youtube.com/watch?v=KZJiGu6Gz8E Nice! Maar nu naar de ´kennisparel´ van vandaag. Dat is er één betreffende een favoriet onderwerp van mijzelf: ´leren vanuit het perspectief van de dader zelf´. In de jaren tachtig vorige eeuw kwam het zogenaamde rationele keuzeperspectief in zwang als een waardevolle theorie op basis waarvan de besluitvorming en het (keuze)gedrag van daders in kaart werd gebracht.
De rationele keuzetheorie is niet alleen een criminologische theorie, maar een theorie die uit de economie komt. Deze theorie gaat ervan uit dat mensen een bewuste keuze maken waarbij ze alle opties rationeel afwegen. Ze kijken naar de baten en de lasten van iedere keuze en kiezen zo de beste keuze. Wanneer crimineel gedrag dus meer kans biedt op grotere baten dan op grotere lasten, dan vertoont degene crimineel gedrag. Het gaat erom dat de individueel voor zichzelf het maximaal haalbare kiest. Hierbij moet opgemerkt worden dat de meerderheid van daders wordt gekenmerkt door irrationeel gedrag, ook wel ´beperkte rationaliteit´ genoemd. Beperkte rationaliteit of begrensderationaliteit is rationaliteit van de mens in besluitvorming waarbij er rekening wordt gehouden met de beperkte beschikbaarheid van informatie, cognitieve beperkingen en de beperkte tijd om tot een besluit te komen. En dat geldt zeker bij het plegen van delicten in alle soorten en maten.
De afgelopen jaren zijn pogingen ondernomen om het daderperspectief te verrijken en te actualiseren vanuit criminologisch en psychologisch oogpunt. De kern van deze veranderingen heeft zich geconcentreerd op het identificeren en dieper onderzoeken van het complexe, gefaseerde cognitieve en emotionele processen die ten grondslag liggen aan beslissingen en gedrag van daders tijdens het plegen van een delict. Bijgesloten ´kennisparel´ heeft tot doel om het beslissingsgedrag van daders naast de criminologie vanuit andere disciplines te bestuderen, in dit geval de cognitieve wetenschap en de affectieve neurowetenschap.
Het doel hiervan is met de verkregen kennis hierover het beslissingsproces van daders te verstoren door de ontwikkeling van meer succesvolle strategieën voor criminaliteitspreventie en criminaliteitsreductie. Hierbij spelen nieuwe virtuele technieken een belangrijke rol. Het stelt onderzoekers in staat om crimineel gedrag ethisch (virtueel) te observeren. Onlangs is deze onderzoekmethode bij 200 gedetineerde Nederlandse woninginbrekers toegepast: https://www.crimrxiv.com/pub/btgwyz1b/release/1 Ook een zeer lezenswaardig artikel om kennis van te nemen. Vooral bij degenen die betrokken zijn bij zogenaamde ´Testlabs, Innovatieplatforms´.
Ten slotte voor de geïnteresseerde ´kennisparelontvangers´, vanmiddag ga ik deze PowerPoint presenteren over wat werkt bij de aanpak van criminaliteit en rechtshandhaving: https://www.researchgate.net/publication/322930495_Wat_werkt_en_wat_niet_-_volgens_725_meta-evaluaties_over_situationele_criminaliteitspreventie_persoonsgerichte_strafrechtelijke_interventies_en_politiezorg
Bron
Nee, Claire (January 2024). The impact of emotion on offender decision-making: Advancing our understanding through virtual re-enactment. Psychology, Crime and Law, 24 January, pp. 1-22. https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/1068316X.2024.2305205
Samenvatting
This article reviews approaches to the study of emotion in offender decision-making research. It then draws together theoretical models from psychology and neuroscience to propose an innovative method with which to move this field forward. Theories in this field have long called for a deeper understanding of the impact of emotion on criminal behaviour. While recent research has made some fruitful gains, it has been hampered by an overly narrow view of emotion and by limited methodologies.
Using the expertise paradigm as an interdisciplinary and integrative framework, this article advocates incorporating into it established models of emotional experience from affective neuroscience to aid this endeavour. It further argues that employing the currently evolving virtual enactment method as a measurement tool will provide an unparalleled insight into the study of emotion as it unfolds during the offending act. Both environmental crime prevention and desistance from crime are likely to benefit considerably as a result.
The article is divided into four sections. In the first section, I give an overview of recent theoretical developments in research on offender decision-making, explaining why the expertise paradigm may be the most productive of these with which to incorporate the study of emotion, and trace how these have begun to fill explanatory gaps in traditional models. Second, I examine what we have learnt about emotion in criminology so far and reinforce the long-held view in the discipline that we need to know more about how emotion contributes to criminal behaviour.
The author argues that we need to go beyond relying on qualitative offender studies and quantitative vignette studies of the general population, to study the impact of emotion on decision-making in a more systematic and controlled way. Third, I demonstrate how recent findings in affective neuroscience and philosophy can provide a theoretically exciting adjunct to investigate the emotional mechanisms that scaffold behaviour. Finally, I propose that a mixed-methods approach to research methodology, using virtual reality (VR), physiological and behavioural measures alongside self-report measures, is a fruitful way to capitalise on these new insights. The sections on expertise and virtual enactment mostly reference empirical work done on residential burglary, as much research has been undertaken on this topic thus far. It is important to emphasise, however, that the proposals for theoretical and empirical work on the study of emotion given in this article are by no means limited to this crime. Emotion is an integral part of all decision-making, and therefore impacts all types of offending behaviour.
Afsluitend
In de beleidsvoorbereiding binnen ons ministerie wordt hier naar mijn mening te weinig gebruik gemaakt: Het perspectief van de dader. Een mogelijke reden voor de soms beperkte effectiviteit van de huidige beleidsaanpak van criminaliteitsbestrijding is dat de verschillende preventieve en repressieve maatregelen niet of nauwelijks aansluiten bij de denk- en leefwereld van (potentiële) daders. Zo zijn begrippen als afschrikking, bestraffing, beloning, schuld, schaamte, perceptie van pakkans, en gedragsverandering vooral gebaseerd op de waarden en normen van mensen die de wet “respecteren”. Ze zijn bedacht achter de bureaus op ministeries en andere organisaties. Het is echter een feit dat deze waarden niet als zodanig worden aangehangen door (potentiële) daders zelf. Het lijkt daarom logisch dat sociale controle maatregelen, criminaliteitspreventieprojecten, dadergerichte preventie en repressief beleid moeten passen in de denk- en leefwereld en (sub)cultuur van de (potentiële) daders of doelgroep zelf.
De selectieve aanpak van daders en het beleid rond stelselmatige daders biedt naar mijn mening mogelijkheden om de gepercipieerde pakkans bij daders op te hogen (ophogen generaal preventieve effecten). De toegenomen reikwijdte van maatregelen die vooral de technologie mogelijk maakt biedt kansen. Voorbeelden hiervan zijn automatic number plate readers, tracking and tracing, toepassing CCTV, politiële strategieën als hinderlijk volgen, frustreren en permanent interveniëren. Experimenten met onorthodoxe preventiemaatregelen kunnen dan kennis opleveren om effectief om te gaan met stelselmatige daders en hun leefwereld beter te doorgronden. Kortom, een pleidooi om meer van daders te leren bij het formuleren van criminaliteitsbeleid.
Daders reageren op interventies en maatregelen en passen zich aan, er is sprake van een crimineel adaptievermogen. Naast een beschrijving van criminaliteitsfenomenen is het voor een effectieve aanpak van (georganiseerde) criminaliteit noodzakelijk om inzicht te verkrijgen hoe daders zich aanpassen en reageren op preventieve en repressieve maatregelen. De criminaliteitsmarkt is niet statisch te noemen, hoewel een aantal ‘’klassieke’’ (georganiseerde) criminaliteitsfenomenen een blijvend bestaansrecht hebben. De vraag blijft dus: wat kunnen wij leren van daders? Meer aandacht in beleid, praktijk en onderzoek naar deze vraag kan mogelijkerwijs nieuwe inzichten bieden om meer effectief criminaliteitsbeleid te voeren. Ik zou zeggen: onderzoekers pak die kansen.